3 / 12
Gebruik van media-apparaten
Het bezit van mobiele apparatuur is in opmars (zie kaart 'Bezit van media-apparaten'). Zo groeide tussen 2013 en 2015 het aantal smartphone- en tabletbezitters in Nederland aanzienlijk. De aanschaf van media-apparaten betekent echter niet dat deze direct een grote rol in het mediagebruik spelen (zie kader ‘Mediabezit- en gebruik sluiten aan bij behoeften van mensen’). Maakten Nederlanders in 2015 voor media-activiteiten daadwerkelijk meer gebruik van deze mobiele apparaten dan in 2013? En gaat dit ten koste van het gebruik van papier of vaste apparaten?
Papier, vast of mobiel?
Media:Tijd laat zien dat in 2015 de klassieke vaste apparaten voor mediagebruik nog steeds favoriet zijn. Twee derde van de totale mediatijd komt voor rekening van deze vaste apparatuur. Ongeveer een kwart van de totale mediatijd verloopt via mobiele apparaten. Omdat lezen een bescheiden deel van de mediatijd inneemt, is het geen verrassing dat papier als mediadrager ook maar een beperkte tijd beslaat. In 2013 waren deze verhoudingen nagenoeg hetzelfde. Het aandeel Nederlanders dat op een dag papier gebruikt daalde wel tussen 2013 en 2015, evenals de tijd die Nederlanders met papier doorbrengen. Het aandeel Nederlanders dat op een dag vaste apparaten voor media gebruikt daalde licht. Tegelijkertijd steeg het aandeel deelnemers aan mediagebruik via mobiele apparaten.
Mediatijd via papier en vaste, mobiele en overige apparaten
2013 | 2015 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
aandeel deelnemers | tijd bevolking | tijd deelnemers | aandeel deelnemers | tijd bevolking | tijd deelnemers | |
totaal media | 08:40 | 08:33 | ||||
papier | 44%* | 00:36* | 01:22 | 39%* | 00:30* | 01:19 |
vaste apparaten | 93%* | 05:54 | 06:19 | 91%* | 05:43 | 06:18 |
mobiele apparaten | 64%* | 02:05 | 03:16 | 68%* | 02:15 | 03:20 |
overige apparaten | 2% | 00:03 | 02:47 | 2% | 00:04 | 03:09 |
↑ / ↓= stijging/daling ten opzichte van 2013 significant (p < .05).
Bron:NLO/NOM/SCP/SKO (Media:Tijd TBO ’13) en NLO/NOM/SKO/BRO/SCP (Media:Tijd TBO ’15)
Jongeren en hoogopgeleiden lopen voor in de omarming van nieuwe media
Volgens de diffusietheorie van Rogers (2003) verspreiden innovaties zich niet gelijkmatig over de bevolking (zie kaart 'Bezit van media-apparaten'). Er zijn voorlopers (vaak jongeren en hoogopgeleiden) en groepen die nieuwe technologieën later omarmen. Het Media:Tijd-onderzoek laat zien dat jongeren en hoogopgeleiden inderdaad voorlopen in het gebruik van nieuwere mobiele apparaten. En dat deze apparaten dan de plaats innemen van papier en vaste apparatuur.
Gebruik van papier en vaste, mobiele en overige apparaten
papier | vaste apparaten | mobiele apparaten | overige apparaten | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
aandeel deelnemers | tijd bevolking | aandeel deelnemers | tijd bevolking | aandeel deelnemers | tijd bevolking | aandeel deelnemers | tijd bevolking | |
totaal | ||||||||
totaal | 39%* | 00:30* | 91%* | 05:43 | 68%* | 02:15 | 2% | 00:04 |
geslacht | ||||||||
man | 35%* | 00:28* | 91%* | 06:05 | 66% | 02:22 | 2% | 00:05 |
vrouw | 42% | 00:33 | 91%* | 05:22 | 69%* | 02:07 | 2% | 00:03 |
leeftijd | ||||||||
13-19 jaar | 15% | 00:08* | 74%* | 03:02* | 85%* | 04:30 | 2% | 00:02 |
20-34 jaar | 18%* | 00:11 | 87%* | 05:16 | 79% | 02:44 | 2% | 00:07 |
35-49 jaar | 32%* | 00:18 | 92% | 05:48 | 75%* | 02:14* | 2% | 00:03 |
50-64 jaar | 47%* | 00:36* | 95% | 06:18 | 63%* | 01:57 | 3% | 00:05 |
≥ 65 jaar | 72% | 01:12 | 97% | 06:48 | 42% | 00:54 | 2% | 00:01 |
opleiding | ||||||||
laag | 44% | 00:35 | 93%* | 06:25 | 52% | 01:37 | 2% | 00:03 |
midden | 35%* | 00:27 | 91%* | 05:47 | 68%* | 02:15 | 2% | 00:03 |
hoog | 41%* | 00:32* | 89%* | 05:05 | 76%* | 02:38* | 2% | 00:05 |
↑ / ↓= stijging/daling ten opzichte van 2013 significant (p < .05).
*= verschil naar achtergrondkenmerk in 2015 significant (p < .05).
Bron:NLO/NOM/SCP/SKO (Media:Tijd TBO ’13) en NLO/NOM/SKO/BRO/SCP (Media:Tijd TBO ’15)
Vooral de tieners springen eruit als het gaat om het gebruik van mobiele apparaten voor media. Van hun totale mediatijd op een dag (7 uur en 42 minuten) verloopt meer dan de helft (4 uur en 30 minuten) via mobiele technologie. Iets meer dan 3 uur maken ze gebruik van vaste apparatuur voor media en nog maar 8 minuten van de mediatijd verloopt via papier. De 13-19-jarigen worden op afstand gevolgd door 20-34-jarigen en 35-49-jarigen. De groep 65-plussers loopt duidelijk achter in de omarming van mobiele technologie. Van de bijna 9 uur die zij op een dag aan media besteden, brengen zij nog geen uur door met mobiele mediadragers. Het grootste deel van de tijd gebruiken ze vaste mediadragers (6 uur en 48 minuten) en papier (1 uur en 12 minuten).
Hoogopgeleiden lopen voor op laagopgeleiden in het gebruik van mobiele apparaten. Het verschil is echter minder prominent dan de voorsprong van jongeren op ouderen. Bij alle opleidingsgroepen speelt het gros van de mediatijd zich nog wel op vaste apparaten af.
Ouderen gebruiken vooral traditionele mediadragers
Vóór de komst van nieuwe (mobiele) mediatechnologie waren er veel minder manieren om toegang tot media te krijgen. Kijken ging via een televisietoestel, luisteren via een radiotoestel of een apparaat voor het beluisteren van eigen muziek (van grammofoonplaten via cassettebandjes naar cd’s en tegenwoordig spelers voor digitale muziekbestanden), lezen ging van papier en communiceren via de vaste telefoon of (brief)papier. Computers, tablets, smartphones en e-readers hebben het aantal mogelijkheden flink uitgebreid.
De Media:Tijd-gegevens geven inzicht in de manier waarop Nederlanders kijken 'Kijken in beeld', luisteren 'Tijd voor luisteren', lezen 'Wie leest wat en hoe?' en communiceren 'Communicatie via (sociale) media'.
Van de totale tijd besteed aan deze media-activiteiten verloopt in 2015 nog het grootste deel via (al dan niet moderne uitvoeringen van) traditionele dragers. Zo speelt ruim 90% van de totale kijktijd van Nederlanders zich af op het televisietoestel (2 uur en 47 minuten van de 3 uur en 4 minuten). Driekwart van de luistertijd verloopt via een radiotoestel of mediaspeler. Lezen doen Nederlanders nog 80% van de tijd van papier (30 van de 37 minuten). Alleen bij communiceren doet zich een ander beeld voor: slechts 4 minuten van de totale communicatietijd van 1 uur en 6 minuten komt nog voor rekening van de vaste telefoon. Computer, tablet en mobiele telefoon of smartphone hebben dan ook een scala aan nieuwe communicatiemogelijkheden geïntroduceerd. Denk aan het uitwisselen van tekstberichten en sociale media.
Tijd aan kijken, luisteren, lezen en communiceren via verschillende media-apparaten
televisietoestel|radiotoestel (vast, auto, draagbaar) of mediaspeler|papier|vaste telefoon | computer, tablet, mobiele telefoon/smartphone|computer, tablet, mobiele telefoon/smartphone|computer, tablet, mobiele telefoon/smartphone, e-reader|computer, tablet, mobiele telefoon/smartphone | overige apparaten|overige apparaten|overige apparaten|overige apparaten | |
---|---|---|---|
kijken | |||
totaal | 02:47 | 00:14 | 00:02 |
13-19 jaar | 01:34 | 00:37 | 00:03 |
20-34 jaar | 02:14 | 00:23 | 00:05 |
35-49 jaar | 02:38 | 00:11 | 00:01 |
50-64 jaar | 03:08 | 00:07 | 00:02 |
≥ 65 jaar | 03:49 | 00:03 | 00:01 |
luisteren | |||
totaal | 02:02 | 00:25 | 00:14 |
13-19 jaar | 00:37 | 00:53 | 00:05 |
20-34 jaar | 01:51 | 00:39 | 00:21 |
35-49 jaar | 02:13 | 00:27 | 00:12 |
50-64 jaar | 02:15 | 00:16 | 00:16 |
≥ 65 jaar | 02:26 | 00:04 | 00:12 |
lezen | |||
totaal | 00:30 | 00:05 | 00:01 |
13-19 jaar | 00:08 | 00:01 | 00:00 |
20-34 jaar | 00:11 | 00:03 | 00:01 |
35-49 jaar | 00:18 | 00:06 | 00:00 |
50-64 jaar | 00:36 | 00:07 | 00:02 |
≥ 65 jaar | 01:12 | 00:06 | 00:00 |
communiceren | |||
totaal | 00:04 | 01:01 | 00:00 |
13-19 jaar | 00:00 | 02:11 | 00:00 |
20-34 jaar | 00:02 | 01:05 | 00:00 |
35-49 jaar | 00:04 | 01:02 | 00:01 |
50-64 jaar | 00:04 | 00:57 | 00:00 |
≥ 65 jaar | 00:07 | 00:21 | 00:00 |
Bron:NLO/NOM/SKO/BRO/SCP (Media:Tijd TBO ’15)
Ouderen maken relatief meer gebruik van de traditionele mediadragers dan jongeren. Luisteren doen 13-19-jarigen zelfs voor het merendeel van de tijd via computer, tablet, mobiele telefoon of smartphone. Lezen doen tieners maar in beperkte mate, maar ze doen het wel grotendeels van papier. Nederlanders tussen de 20 en 49 jaar besteden relatief de meeste tijd aan het lezen van schermen.
Literatuur
Rogers, E.M. (2003). Diffusion of innovations (fifth edition). New York: Free Press.
Deze kaart citeren
Wennekers, A.M., J. de Haan en F. Huysmans (2016). Gebruik van media-apparaten. In: Media:Tijd in kaart. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/mediatijd/gebruik_van_media-apparaten.
Informatie noten
Televisietoestel, vaste radio en autoradio, spelcomputer, vaste computer en vaste telefoon.
Tablet, mobiele telefoon of smartphone, e-reader, laptop en draagbare spelers voor tv, dvd, games en muziek.