Media:Tijd in kaart

8 / 12

Lezen en tijdsdruk

Auteurs: Annemarie Wennekers, Frank Huysmans en Jos de Haan

Nederlanders zijn de afgelopen decennia steeds minder gaan lezen in hun vrije tijd. Die dalende trend staat in schril contrast met de gevonden voordelen van lezen, zoals betere schoolprestaties, betere kansen op de arbeidsmarkt (Notten et al. 2008) en meer empathisch vermogen (Kidd en Castano 2013, 2017; Mar et al. 2009).

Het rapport Lees:Tijd. Lezen in Nederland beschrijft het huidige leesgedrag van Nederlanders en de ontwikkelingen in het lezen in de afgelopen 10 jaar. Op basis van Media:Tijd-gegevens 'Over Media:Tijd' wordt dieper ingegaan op de rol van tijdsdruk bij het lezen in de vrije tijd: leidt meer tijdsdruk door verplichtingen tot minder tijd om te lezen? En welke rol spelen kenmerken als geslacht, leeftijd en opleiding?

Wat verstaan we in deze studie onder lezen?

Onder lezen rekenen we hier:

  1. Het lezen van de traditionele tekstmedia: boeken, kranten, tijdschriften, huis-aan-huisbladen en overige (o.a. folders). Dit geldt zowel voor de oorspronkelijke, gedrukte vorm als de digitale varianten van deze tekstmedia, zoals het lezen via e-readers, van digitale kranten etc.
  2. Het gebruik van tekstmedia die alleen via een scherm geraadpleegd kunnen worden (teletekst en born-digital nieuwssites en -apps en andere specifieke informatie op internet).

Deze afbakening betekent ook dat we een aantal leesactiviteiten in principe niet meetellen, zoals het lezen van berichten in e-mail, sms en sociale media, overleg met medespelers in games, het lezen van ondertitels, van verkeersborden en buitenreclames, van bijsluiters en handleidingen. Met deze afbakening benaderen we het lezen wel breder dan in een aantal andere kaarten in deze cardstack, zoals Wie leest wat en hoe 'Wie leest wat en hoe?' waarin alleen de activiteiten onder punt 1 onder ‘lezen’ zijn gerekend.

De conclusie uit het onderzoek is dat (veel) lezen mede het gevolg is van veel kúnnen lezen door het hebben van meer tijd. Naast de hoeveelheid tijd blijken ook leeftijd en opleiding belangrijke voorspellers voor het lezen. Hoe jonger, hoe groter de kans is om tot de niet-lezers te behoren. Maar als jongeren eenmaal lezen, doen zij in tijdsbesteding nauwelijks onder voor ouderen. Hoogopgeleiden behoren vaker tot de groep lezers en besteden hier ook meer tijd aan dan middelbaar- of laagopgeleiden.

Lezers en niet-lezers

83% van de respondenten leest in een periode van een week minimaal 1 keer 10 minuten achter elkaar; 17% van de respondenten rapporteert geen enkele leestijd. De eerste groep duiden we aan als de ‘lezers’ en de tweede als de ‘niet-lezers’.

Lezers en leestijd

Binnen de groep lezers liep de leestijd in 2015 ver uiteen. Als ze in 3 groepen van ongeveer gelijke grootte worden onderverdeeld, zijn er ‘fervente’ lezers, ‘medium’ lezers en ‘lichte’ lezers. De fervente lezers lezen per dag gemiddeld ruim 2 uur. ‘Medium’ lezers lezen ongeveer 45 minuten per dag en ‘lichte’ lezers besteden gemiddeld 15 minuten per dag aan lezen. De fervente lezers hebben meer vrije tijd (50 uur per week) dan de medium (43 uur) en lichte lezers (40 uur) en de niet-lezers (41 uur). Het figuur hieronder toont het mediagebruik van deze verschillende groepen (niet-)lezers.

Tijd aan media-activiteiten

lezen kijken luisteren communiceren gamen overige internet- en computertijd
niet-lezers 00:00 02:45 02:22 01:34 00:25 00:25
lichte lezers 00:12 03:04 02:35 01:03 00:20 00:28
medium lezers 00:44 03:06 02:47 00:57 00:17 00:31
fervente lezers 02:05 03:14 02:56 01:00 00:14 00:36

Bron:NLO/NOM/SKO/BRO/SCP (Media:Tijd TBO ’15)

Mensen die meer lezen, besteden in totaal meer tijd aan media, maar daarbinnen minder tijd aan (digitaal) communiceren en gamen. Een leeftijdsverschil dient zich dan aan als mogelijke indicator: jongeren besteden doorgaans meer tijd aan sociale media en gamen en minder aan lezen. Terwijl het voor ouderen andersom ligt. Lees meer over deze verschillen in 'Tijd in kaart'.

Lezen en tijdsdruk

Tijd voor lezen?

Tijd om te kunnen lezen kent vele concurrenten. Denk aan de verplichtingen die werk, huishouden en zorg met zich meebrengen, of het groeiend aantal alternatieven om de vrije tijd aan te besteden. Zeker ouders van jonge kinderen, die in de drukke levensfase verschillende taken combineren, houden weinig vrije tijd over (Cloïn 2013; Roeters 2017). Meer tijd besteed aan verplichtingen leidt tot minder tijd om te lezen. In de afgelopen decennia zijn zowel de mogelijkheden voor alternatieve media-activiteiten als voor de vrijetijdsbesteding buitenshuis toegenomen (Van den Broek en De Haan 2000; Sonck en De Haan 2015).

Bij de invloed van tijdsdruk wordt onderscheid gemaakt tussen de objectieve en subjectieve tijdsdruk (Gershuny 2000; Hofland 1955; Mommaas 2004). De objectieve tijdsdruk kan afgemeten worden aan de hoeveelheid tijd die gemoeid is met verplichtingen zoals werken en leren; huishouden en zorgen (voor kinderen en voor anderen) en slapen en verzorgen. De tijdsdruk kan echter heel verschillend worden ervaren. We spreken dan over verschillen in subjectieve tijdsdruk. In het Media:Tijd-onderzoek zijn respondenten niet gevraagd naar hun ervaren tijdsdruk. We gebruiken hier dus andere kenmerken, namelijk de diversiteit van de tijdsbesteding.

Verschillen in voorkeuren voor drukte of rust

Er zijn verschillen in de mate waarin mensen het graag druk hebben en met drukte kunnen omgaan (Cloïn 2013). Sommige mensen vinden veel werken en weinig vrije tijd prettig. Ze ervaren dat niet als stressvol (hoewel ze vast vaak zeggen dat ze ‘druk, druk, druk’ zijn). Anderen kunnen bij eenzelfde aantal uren juist grote druk ervaren. Druk bezette mensen hoeven dus geen subjectieve gevoelens van tijdsdruk (stress) te ervaren. Toch hangt die beleving wel enigszins samen met objectieve tijdsdruk. Vrouwen, alleenwonende jongeren, ouders met jonge kinderen, werkenden en hoogopgeleiden voelen zich relatief vaak opgejaagd. Het is mogelijk enigszins contra-intuïtief, maar Cloïn (2013) vond ook dat onder degenen die zich vaak opgejaagd voelen, bijna de helft tevreden is met de hoeveelheid vrije uren.

De objectieve en subjectieve tijdsdruk zijn als mogelijke bepalende factoren voor het lezen opgenomen in een verklarende analyse. Daarnaast zijn onder andere de persoonskenmerken sekse, leeftijd en opleiding toegevoegd (zie voor meer detail in de beschrijving en interpretatie Wennekers et al. 2018: 99-108).

Verklarende analyse van het lezen

aandeel lezers leestijd lezers
sekse
=
geen verschillen

mannen

mannelijke lezers lezen iets langer dan vrouwelijke lezers

leeftijd

≥35 jaar

personen van 35 jaar en ouder behoren vaker tot de lezers

≥65 jaar

weinig verschillen, alleen lezen personen van 65 jaar en ouder iets langer in een week dan 13- tot 19-jarigen

opleiding

hoogopgeleid

hoogopgeleiden behoren vaker tot de lezers dan laagopgeleiden

hoogopgeleid

hoogopgeleide lezers lezen langer in een week dan laagopgeleide lezers

gezinsfase

jonge tweepersoons-huishoudens

personen uit jonge tweepersoonshuishoudens zijn iets vaker lezers dan jonge alleenwonenden

oude tweepersoonshuishoudens en oude alleenwonenden

lezers uit oude tweepersoonshuishoudens en oude alleenwonende lezers lezen iets langer in een week dan jonge alleenwonende lezers

betaald werk
=
geen verschillen
=
geen verschillen
inkomen

hoog inkomen

personen met een hoog inkomen zijn iets vaker lezers dan personen met een laag inkomen

=
geen verschillen
tijd besteed aan slapen en verzorgen

meer tijdsdruk

personen die meer tijd besteden aan slapen en verzorgen zijn vaker niet-lezers

meer tijdsdruk

lezers die meer tijd besteden aan slapen en verzorgen lezen korter in een week

tijd besteed aan leren en werken

meer tijdsdruk

personen die meer tijd besteden aan leren en werken zijn vaker niet-lezers

meer tijdsdruk

lezers die meer tijd besteden aan werken en leren lezen korter in een week

tijd besteed aan huishouden en zorgen
=
geen verschillen
=
geen verschillen
diversiteit slapen en verzorgen

meer activiteiten

personen die meer verschillende van dit soort activiteiten in een week doen zijn vaker lezers

meer activiteiten

lezers die meer verschillende van dit soort activiteiten in een week doen lezen korter in een week

diversiteit leren en werken
=
geen verschillen
=
geen verschillen
diversiteit huishouden en zorgen

meer activiteiten

personen die meer verschillende van dit soort activiteiten in een week doen zijn vaker lezers

meer activiteiten

lezers die meer verschillende van dit soort activiteiten in een week doen lezen korter in een week

Bron:NLO/NOM/SKO/BRO/SCP (Media:Tijd TBO ’15)

Wie leest wel, wie leest niet?

Nederlanders die meer tijd aan slapen en verzorgen of aan werken en leren besteden, behoren vaker tot de niet-lezers. Daarnaast geldt: hoe diverser de tijdsbesteding aan slapen en verzorging en aan huishouden en zorgen, hoe kleiner de kans om bij de niet-lezers te behoren.

Tijdsdruk kan maar in beperkte mate verschillen in leesgedrag tussen leeftijdsgroepen verklaren. Ook als we controleren voor verschillen in tijdsdruk blijkt leeftijd een belangrijke verklarende factor te zijn. Hoe jonger, hoe groter de kans is om tot de niet-lezers te behoren. Het ligt voor de hand dat tieners en jongvolwassenen voor school of studie wel degelijk (moeten) lezen, wat mogelijk verklaart waarom ze in hun vrije tijd juist andere dingen doen.

Bij sekse speelt tijdsdruk wel een rol. Minder mannen lezen dan vrouwen, maar als we voor verschillen in tijdsdruk controleren, dan blijkt er geen verschil in aandeel lezers tussen mannen en vrouwen te zijn.

Bij het opleidingsniveau verklaart tijdsdruk maar in beperkte mate de verschillen. Gecontroleerd voor verschillen in tijdsdruk zien we nog steeds verschillen: laag- en middelbaar opgeleiden behoren vaker tot de niet-lezers.

Hoeveel tijd besteden ‘lezers’ aan lezen?

Hoe drukker lezers het hebben (in objectieve zin), hoe korter ze lezen. De diversiteit in de tijd besteed aan slapen en verzorgen en aan huishouden en zorgen heeft nog eens extra effect op de leestijd: hoe meer verschillende activiteiten lezers in een week doen, des te minder tijd ze aan het lezen besteden.

Gezien de grote verschillen naar leeftijd die we vonden voor het niet of wel lezen, is het opmerkelijk dat lezers in de diverse leeftijdsgroepen niet of nauwelijks verschillen in leestijd. Het verschil in lezen tussen de jongere en oudere leeftijdsgroepen komt dus nagenoeg geheel tot stand doordat het aandeel lezers onder jongeren zoveel lager ligt.

Vrouwelijke lezers besteden iets minder tijd aan lezen dan mannelijke lezers. Dit verschil blijft bestaan als we controleren voor verschillen in tijdsdruk tussen de seksen. Gecombineerd met de bevindingen voor het niet of wel lezen, is de conclusie dat mannen iets minder vaak lezers zijn dan vrouwen. Maar áls mannen lezen, besteden zij er wat meer tijd aan dan vrouwen.

Hoogopgeleide lezers besteden, tot slot, meer tijd aan het lezen dan laagopgeleide. Ook dit verschil blijft overeind als we controleren voor verschillen in tijdsdruk. Het verschil in leesgedrag tussen verschillende opleidingsniveaus bestaat dus uit een combinatie van een groter aandeel lezers én een langere leestijd van hoogopgeleide lezers. De leestijd van de middelbaar opgeleide lezers verschilt niet van die van de laagopgeleide lezers.

Literatuur

Broek, A. van den en J. de Haan (2000). Cultuur tussen competentie en competitie. Contouren van het cultuurbereik in 2030. Amsterdam / Den Haag: Boekmanstichting / Sociaal en Cultureel Planbureau.

Cloïn, M. (red.) (2013). Met het oog op de tijd. Een blik op de tijdsbesteding van Nederlanders. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Gershuny, J. (2000). Changing times. Work and leisure in post-industrial society. Oxford: Oxford University Press.

Hofland, H.J.A. (1955). Geen tijd. Op zoek naar oorzaken en gevolgen van het moderne tijdgebrek. Amsterdam: Scheltema en Holkema.

Kidd, D.C. en E. Castano (2013). Reading literary fiction improves theory of mind. In: Science, jg. 342, nr. 6156, p. 377-380.

Kidd, D. en E. Castano (2017). Different stories. How levels of familiarity with literary and genre fiction relate to mentalizing. In: Psychology of Aesthetics, Creativity, and the Arts, jg. 11, nr. 4, p. 474-486.

Knulst, W. en G. Kraaykamp, m.m.v. A. van den Broek en J. de Haan (1996). Leesgewoonten. Een halve eeuw onderzoek naar het lezen en zijn belagers. Rijswijk: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Mar, R.A., K. Oatley en J.B. Peterson (2009). Exploring the link between reading fiction and empathy. Ruling out individual differences and examining outcomes. In: Communications, jg. 34, p. 407-428.

Mommaas, H. (2004). De vergeten dimensies van tijd. Hoe tijd vandaag de dag de ruimte dicteert. In: Topos, jg. 14, nr. 3, p. 6-9.

Notten, N., G. Kraaykamp en W. Ultee (2008). Ouderlijke mediasocialisatie. Hulpbron of handicap? Een studie naar de langetermijneffecten van mediasocialisatie op het onderwijssucces van kinderen. In: Mens en Maatschappij, jg. 83, nr. 4, p. 360-375.

Roeters, A. (2017). Een week in kaart - editie 1. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Geraadpleegd 21 december 2017 via https://digitaal.scp.nl/eenweekinkaart1.

Sonck, N. en J. de Haan (2015). Media:Tijd in beeld. Dagelijkse tijdsbesteding aan media en communicatie. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Wennekers, A., F. Huysmans en J. de Haan (2018). Lees:Tijd. Lezen in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Deze kaart citeren

Wennekers, A., Huysmans, F., en Haan, J. de (2017). Lezen en tijdsdruk. In: Media:Tijd in kaart. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/testproject/lezen-en-tijdsdruk.

Informatie noten

Minder objectieve tijdsdruk hebben.

De tijdsspanne waarin mensen het Media:Tijd-dagboek bijhouden.

Deze indeling is niet absoluut: er zullen immers mensen deel van uitmaken die incidenteel wel lezen, alleen niet de week dat ze het dagboek bijhielden.

Tijd besteed aan betaald werk, studie/opleiding en school (inclusief huiswerk).

Tijd besteed aan activiteiten zoals het verzorgen van kinderen en mantelzorg, huishoudelijke taken en vrijwilligerswerk.

Tijd die wordt besteed aan de activiteiten slapen (inclusief uitrusten), eten en drinken, persoonlijke verzorging (wassen, aankleden, opmaken etc.) en medische verzorging (inclusief dokters- en ziekenhuisbezoek).

Het aantal verschillende activiteiten binnen verplichtingen (werken en leren), huishouden en zorgen en slapen en verzorging. We gaan ervan uit dat hoe diverser het activiteitenpatroon, des te groter het gevoel van drukte (vgl. Knulst en Kraaykamp 1996: 195-196).

Om de invloed van verschillende elkaar doorkruisende invloeden te ontwarren is het nodig om een multivariate analyse te doen waarbij alle mogelijk relevante factoren tegelijkertijd worden opgenomen.