Syrische statushouders op weg in NederlandDe ontwikkeling van hun positie en leefsituatie

11 / 19

Sociale contacten

Auteurs: Roxy Damen en Willem Huijnk (SCP)

Lichte afname in wekelijks contact met Syrische vrienden of kennissen

Gemiddeld genomen hebben in 2019 iets minder Syriërs ten minste wekelijks contact met Syrische vrienden of kennissen in Nederland (56%) dan in 2017 (60%). We zien de afname in deze contacten sterker terug bij specifiek de Syrische vrouwen en de Syriërs die in 2016 naar Nederland kwamen. Vrouwen hadden in 2017 al minder contact met herkomstgenoten dan mannen en dit verschil is dus groter geworden. Onder de andere subgroepen zien we geen verschillen in ontwikkeling.

Wel zijn er verschillen in de mate van contact met Syrische vrienden of kennissen. Van de jongeren (15-24 jaar) heeft in 2019 bijna twee derde ten minste wekelijks contact met Syrische vrienden of kennissen, bij ouderen (45-plus) betreft dit minder dan de helft. Onder laagopgeleide Syriërs (maximaal basisonderwijs of lager middelbaar onderwijs) is het aandeel dat ten minste wekelijks contact heeft met Syrische vrienden of kennissen in 2019 groter dan onder hogeropgeleiden. Bij degenen die als gezinshereniger of nareiziger naar Nederland zijn gekomen, is het aandeel dat wekelijks contact heeft met Syrische vrienden of kennissen zowel in 2017 als in 2019 kleiner dan onder eerste aanvragers.

Figuur 1Sociale contacten binnen de herkomstgroepa

aTen minste wekelijks contact met Syrische vrienden of kennissen.

Bron:SCP/CBS (NSN’17 en ’19 verrijkt met registergegevens), gewogen gegevens

Ondanks lichte afname vrij veel wekelijks contact met Nederlandse vrienden of kennissen

Het aandeel Syrische statushouders dat ten minste wekelijks contact heeft met Nederlandse vrienden of kennissen nam in 2019 (58%) licht af ten opzichte van 2017 (61%). Desondanks heeft een ruime meerderheid van de Syrische statushouders in 2019 nog ten minste wekelijks contact met Nederlandse vrienden of kennissen. De mogelijke afname in het contact met Nederlandse vrijwilligers naarmate een statushouder langer in Nederland is (bijv. weinig frequent gebruik van taalbuddy’s in 2019, zie: Nederlandse taal) uit zich niet in een algemene afname van het contact met Nederlandse vrienden of kennissen. Hoewel Syriërs veel minder lang in Nederland zijn, is de frequentie van dit contact met Nederlandse vrienden of kennissen vergelijkbaar met die van bijvoorbeeld de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse groep en van ‘gevestigde’ vluchtelingengroepen, zoals die van Iraanse of Iraakse herkomst (Dagevos et al. 2016; Van Doorn 2011).

Opvallend is dat voor Syriërs die hoger onderwijs hebben gevolgd het contact met Nederlandse vrienden en kennissen het sterkst achteruit is gegaan in vergelijking met de andere opleidingscategorieën. Tegelijkertijd hebben de laagst opgeleiden (maximaal basisonderwijs) in 2019 nog steeds het minst vaak dergelijke contacten. Ouderen (45-plus) hadden al minder contact met Nederlandse vrienden en kennissen in 2017 en deze verschillen zijn alleen maar groter geworden. Deze contacten zijn namelijk bij de jongeren (15-24 jaar) toegenomen en bij alle andere leeftijdsgroepen juist afgenomen. Vrouwen en nareizigers hebben minder contact met Nederlandse vrienden en kennissen dan mannen en eerste aanvragers, maar de lichte afname in het contact is voor deze groepen gelijk.

Figuur 2Sociale contacten met Nederlandersa

aTen minste wekelijks contact met Nederlandse vrienden of kennissen.

Bron:SCP/CBS (NSN’17 en ’19 verrijkt met registergegevens), gewogen gegevens

Geen ontwikkeling in wekelijks contact met andere migranten

Het aandeel Syriërs dat ten minste wekelijks contact heeft met andere migranten is niet groot en is tussen 2017 en 2019 weinig veranderd (van 24% naar 22%). Dit geldt ook voor de verschillende subgroepen. Sommige subgroepen verschillen wel in de mate waarin ze contacten onderhouden met andere migranten. In vergelijking met mannen (23%) hebben minder vrouwen (19%) in 2019 ten minste wekelijks contact met andere migranten. Jongere statushouders (15-24 jaar) rapporteren in 2019 het vaakst wekelijks contact te hebben met andere migranten (31%), onder oudere statushouders (45-plus) is dit aandeel het kleinst (17%). Dat de hoogste leeftijdsgroep de minste sociale contacten heeft, zagen we ook bij de contacten binnen de herkomstgroep en met autochtone Nederlanders.

Het aandeel Syrische statushouders dat ten minste wekelijks contact heeft met andere migranten is in 2019 kleiner onder statushouders die in 2016 naar Nederland kwamen (17%) dan onder statushouders die eerder kwamen (2010-2014: 27% en 2015: 23%). Wat betreft opleidingsniveau zijn de verschillen klein. Onder lager middelbaar opgeleide Syriërs heeft een iets groter aandeel (26%) ten minste wekelijks contact met andere migranten.

Tabel 1Sociale contacten met andere migrantena

totaal 2017 2019
24 22
geslacht 2017 2019
leeftijd 2017 2019
aankomstjaar 2017 2019
opleiding 2017 2019
type vergunning 2017 2019

aIn deze tabel is het percentage Syrische statushouders weergegeven dat ten minste wekelijks contact heeft met andere migranten. Hiermee worden alle migranten bedoeld die geen Syrische herkomst hebben.

Bron:SCP/CBS (NSN’17 en ’19 verrijkt met registergegevens), gewogen gegevens

Transnationale activiteiten onder Syrische statushouders

Naast de sociale netwerken die Syriërs in Nederland onderhouden kan ook het netwerk dat zij hebben achtergelaten of dat zich over landsgrenzen heen bevindt van betekenis zijn voor hun leven in Nederland. We brengen bepaalde transnationale activiteiten van Syrische statushouders in kaart.

Wat verstaan we onder transnationale activiteiten?

Transnationalisme houdt in dat iemand tegelijkertijd betrokken is in het land van vestiging en het land van herkomst. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen transnationale identificatie en transnationale activiteiten (zie Vertovec 2001; Snel et al. 2003; Levitt en Schiller 2004). Van transnationale identificatie is sprake wanneer migranten zich identificeren met landgenoten buiten Nederland. Transnationale activiteiten zijn onder te verdelen in economische, politieke en sociaal-culturele handelingen (Portes et al. 1999; Al-Ali et al. 2001). In deze kaart richten we ons op transnationale activiteiten. We maken onderscheid tussen contact hebben met familie en/of vrienden in Syrië (ten minste wekelijks) en buiten Syrië en Nederland (ten minste wekelijks), het nieuws uit Syrië volgen (ten minste wekelijks), de politiek in Syrië volgen (ten minste wekelijks) en het sturen van geld (ooit).

Meer dan de helft van de Syriërs heeft ten minste wekelijks contact met familie en/of vrienden buiten Nederland

Een groot deel (66%) van de Syrische statushouders heeft ten minste wekelijks contact met familie en/of vrienden in Syrië. Dit deel is dus groter dan het deel dat ten minste wekelijks contact heeft met Syrische vrienden of kennissen binnen Nederland (zie figuur 1). Jongeren (15-24 jaar) hebben relatief weinig transnationaal contact. Daarnaast is er onder hogeropgeleiden een groter aandeel dat wekelijks contacten heeft met familie en/of vrienden in Syrië dan onder lageropgeleiden.

Ongeveer de helft van de Syriërs in Nederland heeft ten minste wekelijks contact met familie en/of vrienden buiten Syrië of Nederland. Het aandeel vrouwen dat deze contacten onderhoudt is groter dan het aandeel mannen. Dit geldt ook voor statushouders die later in Nederland zijn aangekomen in vergelijking met statushouders die al eerder kwamen.

Bijna de helft volgt ten minste wekelijks het nieuws in Syrië, een derde de politiek

Bijna de helft van de statushouders volgt ten minste wekelijks het Syrische nieuws en ruim een derde volgt de politiek in Syrië. Mannen volgen vooral vaker de politiek dan vrouwen. Syrische statushouders boven de 45 jaar volgen doorgaans het vaakst wekelijks het nieuws of de politiek in Syrië. Dit geldt ook voor statushouders die het langst in Nederland zijn (in 2014 of eerder gekomen). Bovendien zijn het vaker hogeropgeleiden die wekelijks het nieuws of de politiek in Syrië volgen. Gemiddeld genomen zijn er minder nareizigers die wekelijks de politiek volgen dan eerste aanvragers.

Ongeveer een kwart stuurt geld naar Syrië

Van de Syrische statushouders in Nederland stuurt 23% wel eens geld naar Syrië. Mannen doen dit vaker dan vrouwen. Doorgaans zijn het vaker Syrische statushouders tussen de 25 en 34 jaar die geld sturen dan jongere of oudere statushouders. Daarnaast sturen statushouders die langer in Nederland zijn gemiddeld genomen vaker geld dan statushouders die korter in Nederland zijn. Onder de lageropgeleiden (maximaal basisonderwijs) is het deel dat wel eens geld stuurt relatief klein. Dit geldt ook voor de nareizigers.

Figuur 3Transnationale activiteitena

aNaar transnationale activiteiten is alleen in 2019 gevraagd.

Bron:SCP/CBS (NSN’19 verrijkt met registergegevens), gewogen gegevens

Literatuur

Al-Ali, N., R. Black en K. Koser (2001). The limits to ‘transnationalism’: Bosnian and Eritrean refugees in Europe as emerging transnational communities. In: Ethnic and Racial Studies, jg. 24, nr. 4, p. 578-600.

Dagevos, J., I. Andriessen en M. Vervoort (2016). Identificatie, sociale contacten en waardeoriëntaties; ontwikkelingen in de sociaal-culturele positie. In W. Huijnk en I. Andriessen (red.), Integratie in zicht? De integratie van migranten in Nederland op acht terreinen nader bekeken. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Doorn, van M. (2011). Sociaal-culturele positie en religie. In E. Dourleijn en J. Dagevos (red.), Vluchtelingengroepen in Nederland. Over de integratie van Afghaanse, Iraakse, Iraanse en Somalische migranten. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Levitt, P. en N.G. Schiller (2004). Conceptualizing simultaneity: a transnational social field perspective on society 1. In: International Migration Review, jg. 38, nr. 3, p. 1002-1039.

Portes, A., L.E. Guarnizo en P. Landolt (1999). The study of transnationalism: pitfalls and promise of an emergent research field. In: Ethnic and Racial Studies, jg. 22, nr. 2, p. 217-237.

Snel, E., G. Engbersen, A. Leerkes en M. van San (2003). Over landsgrenzen. Transnationale betrokkenheid en integratie. Rotterdam: RISBO.

Vertovec, S. (2001). Transnationalism and identity. In: Journal of Ethnic and Migration Studies, jg. 27, nr. 4, p. 573-582.

Deze kaart citeren

Damen, R. en W. Huijnk (2020). Sociale contacten. In: Syrische statushouders op weg in Nederland: De ontwikkeling van hun positie en leefsituatie. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/syrische-statushouders-op-weg-in-nederland/sociale-contacten.

Informatie noten

In deze studie kijken we naar het cohort Syriërs dat tussen 1 januari 2014 en 1 juli 2016 een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen en hun kinderen en partner die als nareiziger of in het kader van gezinshereniging naar Nederland zijn gekomen.