Syrische statushouders op weg in NederlandDe ontwikkeling van hun positie en leefsituatie

6 / 19

Gezondheid en zorggebruik

Auteurs: Ellen Uiters en Alet Wijga (RIVM)

Enige achteruitgang in gezondheid

In twee jaar tijd is de gezondheid van de Syrische statushouders licht achteruitgegaan. In 2019 zijn er meer Syriërs die hun gezondheid als matig of (zeer) slecht beoordelen, meer Syriërs die aangeven een of meer langdurige aandoeningen te hebben en meer Syriërs die beperkingen bij het dagelijks functioneren rapporteren dan in 2017.

Vragen over gezondheid

De Syrische statushouders kregen tijdens het onderzoek drie vragen over hun gezondheid voorgelegd, met enkele mogelijke antwoorden:

  1. Hoe is over het algemeen uw gezondheid? zeer goed; goed; matig; slecht; zeer slecht.
  2. Heeft u één of meerdere langdurige ziekten, handicaps of gezondheidsproblemen? (Langdurig is naar verwachting zes maanden of langer.) ja; nee.
  3. Kon u in de afgelopen vier weken door uw lichamelijke gezondheid of door pijn bepaald werk of bepaalde bezigheden niet doen? (Het gaat om zowel werk buitenshuis als huishoudelijk werk.) ja, ik kon daardoor bepaalde bezigheden niet doen; nee.

Figuur 1Gezondheid

Bron:SCP/CBS (NSN’17 en ’19 verrijkt met registergegevens), gewogen gegevens

Meer gezondheidsproblemen naarmate mensen ouder worden

In het algemeen nemen gezondheidsproblemen toe naarmate mensen ouder worden. Als we er rekening mee houden dat de Syrische statushouders in 2019 twee jaar ouder zijn dan in 2017, dan is het percentage Syriërs met een slechte ervaren gezondheid en met langdurige aandoeningen in 2019 nauwelijks hoger dan in 2017. Het aandeel Syriërs dat beperkingen ervaart bij het dagelijks functioneren is, rekening houdend met de veroudering, in 2019 wel hoger dan in 2017: ruim 2 procentpunt.

Figuur 2Gezondheid naar leeftijd

Bron:SCP/CBS (NSN’17 en ’19 verrijkt met registergegevens), gewogen gegevens

Bijna een vijfde van de Syriërs beoordeelt gezondheid van mond, tanden en kiezen als (zeer) slecht

18% van de Syriërs (19% van de mannen en 16% van de vrouwen) beoordeelt in 2019 de gezondheid van hun mond, tanden en kiezen als (zeer) slecht. Met toenemende leeftijd loopt dat percentage op van 8% bij de 15-24-jarigen tot 32% bij de Syriërs van 45 jaar en ouder (zie figuren 1 en 2).

Steeds meer wordt ingezien dat de mondgezondheid onlosmakelijk is verbonden met de algemene gezondheid. Er is in toenemende mate wetenschappelijke aandacht voor de relatie tussen mondgezondheid en bepaalde (chronische) aandoeningen (Hospes et al. 2014). In Nederland is onderzoek in de algemene bevolking uitgevoerd in Eindhoven en omgeving (2014) en in Leidsche Rijn in Utrecht (2017-2019). In beide studies werden, op basis van dezelfde vraag die de Syriërs beantwoordden en in vergelijkbare leeftijdsgroepen, aanzienlijk (tot wel tien keer) lagere percentages voor (zeer) slechte mondgezondheid gevonden dan bij de Syrische statushouders. Ook de twee Nederlandse studies laten een toename zien in een minder goede beoordeling van de mondgezondheid met de leeftijd. Het hoogste percentage met (zeer) slechte mondgezondheid wordt in deze studies gevonden onder de 45-75-jarigen en is slechts 4%.

Syriërs met weinig opleiding hebben een slechtere gezondheid

Bij de Syriërs die maximaal basisonderwijs hebben afgerond zien we in 2019 hogere percentages met een slechte ervaren gezondheid (40%), met langdurige aandoeningen (31%), met beperkingen in het dagelijks functioneren (34%) en met een (zeer) slechte mondgezondheid (27%) dan bij Syriërs in de hogere opleidingscategorieën. Ook in de algemene bevolking van Nederland is bij mensen met hoogstens basisonderwijs het percentage met een slechte ervaren gezondheid hoog: 51%. Daarbij moet wel in aanmerking worden genomen dat dit het percentage is voor de bevolking van 25 jaar en ouder en dat deze groep dus minder jongeren en aanzienlijk meer ouderen bevat dan de Syrische groep (CBS 2020).

Weinig verschil tussen subgroepen in achteruitgang van gezondheid

Tussen mannen en vrouwen, tussen leeftijdsgroepen en tussen Syriërs met verschillende opleidingsniveaus zien we geen opvallende verschillen in de achteruitgang van hun gezondheid – wat betreft matige of (zeer) slechte ervaren gezondheid, langdurige aandoeningen en beperkingen – in de periode van 2017 tot 2019.

Iets meer gebruik van huisartszorg in 2019 dan in 2017

In 2019 heeft 71% van de Syriërs in de afgelopen twaalf maanden contact gehad met de huisarts. In 2017 was dat percentage lager (67%). Het aandeel Syriërs dat gebruikmaakte van specialistische zorg, tandartszorg en psychische zorg is in 2019 vrijwel gelijk aan dat in 2017. De kleine toename van het percentage Syriërs met een of meer huisartscontacten past bij de (eveneens kleine) achteruitgang in de gezondheid tussen 2017 en 2019. Een vergelijking tussen de Syriërs en de algemene bevolking van Nederland laat zien dat de percentages met huisarts- en specialistencontacten in beide groepen ongeveer gelijk zijn.

Het percentage dat in de afgelopen twaalf maanden een tandarts had bezocht is bij de Syriërs, en vooral bij jonge Syriërs, zowel in 2017 als in 2019 lager dan in de algemene bevolking. Ook voor contact met een psycholoog of psychiater is het percentage onder de Syriërs in beide jaren iets lager dan in de algemene bevolking, terwijl het percentage psychisch ongezonde Syriërs relatief hoog is (zie kaart Psychische gezondheid) (CBS 2020).

Figuur 3Zorggebruik

Bron:SCP/CBS (NSN’17 en ’19 verrijkt met registergegevens), gewogen gegevens

Geen toename van zorggebruik bij vrouwen

Meer Syrische vrouwen dan mannen maken gebruik van de huisarts, van de tandarts en van specialistische zorg. Dat is ook het geval in de algemene bevolking van Nederland. Het is opvallend dat bij de Syrische vrouwen tussen 2017 en 2019 het aandeel dat zorg gebruikt niet groter is geworden, terwijl het aandeel met gezondheidsproblemen wel is toegenomen. De toename van het percentage gebruikers van huisartszorg is dan ook volledig toe te schrijven aan de toename van het percentage gebruikers onder de Syrische mannen. Bij de mannen neemt het percentage dat in de afgelopen twaalf maanden huisartszorg gebruikte, toe van 60% in 2017 naar 67% in 2019, terwijl bij de vrouwen het percentage gebruikers gelijk blijft op 82%.

Figuur 4Zorggebruik naar geslacht

Bron:SCP/CBS (NSN’17 en ’19 verrijkt met registergegevens), gewogen gegevens

Enige toename in gebruik tandartszorg bij Syriërs van 35 jaar en ouder

Het percentage Syriërs dat in de afgelopen twaalf maanden gebruikmaakte van tandartszorg neemt iets toe bij de Syriërs van 35 jaar en ouder: van 76% in 2017 naar 80% in 2019 in de leeftijdsgroep 35-44 jaar, en van 74% naar 80% in de leeftijdsgroep 45 jaar en ouder. Het blijft gelijk bij Syriërs onder de 35 jaar.

Bij huisartscontacten is de Nederlandse taal nog steeds een probleem

Het percentage Syriërs dat problemen met de Nederlandse taal ervaart in het contact met de huisarts is in 2019 nog steeds aanzienlijk (31%), maar lager dan in 2017 (37%). Dat laten ook de percentages per aankomstjaar zien (tabel 1). Taalproblemen komen weliswaar minder voor naarmate Syriërs langer in Nederland zijn, maar ook vijf jaar of langer na aankomst ervaart nog 28% taalproblemen bij de huisarts.

Het percentage dat taalproblemen ervaart bij de huisarts is afgenomen in alle onderzochte subgroepen. Alleen bij Syriërs van 45 jaar en ouder is het percentage met taalproblemen bij de huisarts tussen 2017 en 2019 nauwelijks gedaald. Zowel in 2017 als in 2019 heeft ongeveer de helft van de 45-plussers bij de huisarts problemen met de Nederlandse taal (52% in 2017 en 49% in 2019). Voor de 15-24-jarigen liggen die percentages veel lager: 18% in 2017 en 13% in 2019. Ook tussen de opleidingsgroepen zijn er grote verschillen op dit vlak. Het aandeel dat taalproblemen ervaart bij de huisarts varieert in 2019 van 21% bij de hoogst opgeleide tot 50% bij de laagst opgeleide statushouders.

Tabel 1Nederlandse taal probleem bij huisartsa

totaal 2017 2019
37 31
geslacht 2017 2019
leeftijd 2017 2019
aankomstjaar 2017 2019
opleiding 2017 2019
type vergunning 2017 2019

aRespondent geeft aan ‘Als ik bij de huisarts ben, dan is de Nederlandse taal meestal/altijd een probleem.’

Bron:SCP/CBS (NSN’17 en ’19 verrijkt met registergegevens), gewogen gegevens

Literatuur

CBS (2020). Gezondheid en zorggebruik; persoonskenmerken. Geraadpleegd 23 maart 2020 via https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83005NED/table?ts=1573980751259.

Hospes, E., B.A.F.M. van Dam en J.J.M. Bruers (2014). Gezonde mond. gezond lichaam! Literatuuronderzoek naar de relatie tussen mondziekten en andere ziekten. Rapportage 14.01. Nieuwegein: NMT.

Deze kaart citeren

Uiters, E. en A. Wijga (2020). Gezondheid en zorggebruik. In: Syrische statushouders op weg in Nederland: De ontwikkeling van hun positie en leefsituatie. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/syrische-statushouders-op-weg-in-nederland/gezondheid-en-zorggebruik.

Informatie noten

In deze studie kijken we naar het cohort Syriërs dat tussen 1 januari 2014 en 1 juli 2016 een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen en hun kinderen en partner die als nareiziger of in het kader van gezinshereniging naar Nederland zijn gekomen.

De verwachte achteruitgang in gezondheid in twee jaar tijd is geschat op basis van het verband tussen leeftijd en gezondheid bij de Syrische statushouders in 2017.

In 2017 is niet naar mondgezondheid gevraagd.

Gegevens over mondgezondheid in de algemene bevolking zijn gebaseerd op de Leidsche Rijn-studie en de Globe-studie. Percentages met (zeer) slechte mondgezondheid per leeftijdsgroep zijn speciaal voor vergelijking met onze survey berekend door Denise Duijster, ACTA sectie Sociale Tandheelkunde, Universiteit van Amsterdam en Vrije Universiteit Amsterdam.

Gezondheid naar opleiding is niet in een figuur weergegeven.

Geen figuur.

Antwoordopties ‘meestal’ of ‘altijd’ een probleem met de Nederlandse taal.