De sociale staat van Nederland 2020

9 / 12

Wonen

Auteurs: Jeanet Kullberg en Michiel Ras

Sinds de economische crisis van 2008 is er een groot tekort aan woningen op de markt, wat het vooral voor starters moeilijk maakt om een betaalbare woning te vinden. Mensen die een woning hebben, zijn over het algemeen tevreden met hun woning. Het probleem is dus niet de kwaliteit van de woning, maar hoe moeilijk het is om een geschikte woning te vinden.

De cijfers die hier gepresenteerd worden zijn gebaseerd op woononderzoeken die tot 2018 liepen . De coronacrisis was nog niet aan de orde en de effecten ervan zijn nog lastig te voorspellen, maar we sluiten af met enkele observaties en verwachtingen.

Vooral koopwoningen, maar groei van particuliere huursector

60% van de Nederlandse huishoudens woont in een koophuis. Dit betreft vooral personen met midden- of hogere inkomens. Sinds 2009 is dit aandeel, na decennialange groei, niet meer toegenomen. Meer dan de helft van alle Nederlandse huishoudens heeft een koophuis waarop een lening rust.

28% van de Nederlandse huishoudens woont in een corporatiewoning . De corporatiesector werd de afgelopen decennia steeds kleiner, zowel absoluut als in aandeel. Woningcorporaties verkochten of sloopten namelijk meer corporatiewoningen dan er bijgebouwd werden. Tegelijkertijd kwamen er vooral koopwoningen en (de laatste jaren) particuliere huurwoningen bij op de huizenmarkt. Corporatiewoningen worden vooral bewoond door lagere en middeninkomens. Het merendeel van de corporatiewoningen is een sociale huurwoning waarvoor maximale inkomensgrenzen bij instroom gelden. De herziene Woningwet van 2015 bepaalt dat corporaties zich vooral moeten richten op het bouwen en beheren van woningen voor huurders met lage inkomens. Ze leggen zich daarom minder toe op het bouwen van woningen buiten het sociale segment. De commerciële bouwsector compenseert die afgenomen bouwinspanning volstrekt onvoldoende om aan de vraag naar betaalbare huurwoningen te kunnen voldoen.

De vanouds kleine particuliere huursector groeide sinds 2009 van 7% naar 12% in 2018 . De vraag naar particuliere huurwoningen neemt toe doordat de wachttijden voor sociale huurwoningen zijn opgelopen, de inkomenseisen daar strenger zijn geworden en niet iedereen een woning kan of wil kopen. De lage rentestand maakt commercieel verhuren momenteel bovendien aantrekkelijk, waardoor ook het aanbod toeneemt . Ook hebben beleggers sinds de economische crisis van 2008 in woningen geïnvesteerd vanuit het gevoel dat dat de veiligste belegging zou zijn (Lennartz et al. 2019).

Toename eigenwoningbezit en particuliere huurwoningen; steeds minder middeninkomens in corporatiewoningen

koopwoning 2009 2012 2015 2018
totaal
totaal 4,071660 4,216977 4,327688 4,464485
leeftijd
≥ 65 jaar 0,794025 0,914689 1,075606 1,208920
35-64 jaar 2,769808 2,754903 2,762155 2,765900
18-34 jaar 0,543268 0,547384 0,489927 0,485620
opleiding
hoger opgeleid 1,899069 1,987066 2,117340 2,257534
middelbaar opgeleid 1,407640 1,364298 1,363067 1,304289
lager opgeleid 0,764951 0,800493 0,731876 0,776912
herkomst
autochtone Nederlander 3,574808 3,621082 3,669469 3,757358
westerse migratieachtergrond 0,351619 0,385492 0,402939 0,420636
niet-westerse migratieachtergrond 0,180674 0,210403 0,255279 0,286491
inkomensklasse
hoogste 20% 1,258323 1,308388 1,329493 1,353921
middelste 60% 2,578350 2,646774 2,726260 2,800942
laagste 20% 0,270428 0,261814 0,257034 0,291464
corporatiewoning 2009 2012 2015 2018
totaal
totaal 2,318986 2,207338 2,114110 2,096899
leeftijd
≥ 65 jaar 0,742348 0,731655 0,732897 0,744883
35-64 jaar 1,161793 1,099190 1,045263 1,006278
18-34 jaar 0,450618 0,410062 0,429154 0,342520
opleiding
hoger opgeleid 0,423799 0,394927 0,418858 0,405264
middelbaar opgeleid 0,764982 0,693624 0,737042 0,635171
lager opgeleid 1,130205 1,089617 0,958210 0,874431
herkomst
autochtone Nederlander 1,692851 1,576247 1,539123 1,397067
westerse migratieachtergrond 0,251665 0,239044 0,236961 0,239586
niet-westerse migratieachtergrond 0,410243 0,425653 0,431254 0,460246
inkomensklasse
hoogste 20% 0,92717 0,65843 0,54214 0,50686
middelste 60% 1,314144 1,221253 1,188940 1,108985
laagste 20% 0,947899 0,953849 0,953896 0,924444
particuliere huurwoning 2009 2012 2015 2018
totaal
totaal 0,514144 0,656676 0,742787 0,909635
leeftijd
≥ 65 jaar 0,129424 0,184486 0,178390 0,218898
35-64 jaar 0,183095 0,247524 0,269967 0,328911
18-34 jaar 0,142936 0,224666 0,294225 0,348558
opleiding
hoger opgeleid 0,195244 0,259137 0,336198 0,407920
middelbaar opgeleid 0,162198 0,199242 0,224185 0,266923
lager opgeleid 0,142218 0,178828 0,159174 0,184358
herkomst
autochtone Nederlander 0,412442 0,520744 0,567192 0,667550
westerse migratieachtergrond 0,064682 0,082090 0,114090 0,139932
niet-westerse migratieachtergrond 0,037020 0,053840 0,061505 0,102153
inkomensklasse
hoogste 20% 0,044193 0,048737 0,064564 0,079793
middelste 60% 0,293133 0,400680 0,429306 0,543819
laagste 20% 0,176818 0,207258 0,237244 0,268526

Bron:VROM/BZK (WoON’09-’18)

Het aandeel ouderen dat een woning bezit stijgt doordat jongere generaties, die steeds meer woningeigenaren tellen, ouder worden. Dit geldt niet meer in die mate voor de jongste generatie die minder makkelijk een woning kan kopen . Over het algemeen neemt het opleidingsniveau van de bevolking toe en dat geldt ook voor het aantal mensen met een migratieachtergrond (inclusief tweede generatie). In alle woningsectoren neemt het aandeel hogeropgeleiden en mensen met een migratieachtergrond toe.

Kwaliteit van de woningvoorraad sinds 2008 niet veranderd

De kwaliteit van woningen is over een periode van decennia vrij gestaag gestegen door nieuwbouw, woningverbetering en sloop van de slechtste woningen. Sinds de economische crisis van 2008 is van dat alles minder sprake geweest . De kwaliteit van wonen is in onderstaande figuur uitgedrukt in zogeheten woondiensten .

Koophuizen hebben over het algemeen een flink hogere kwaliteit dan huurhuizen. Corporatiewoningen scoren gemiddeld wat lager dan particuliere huurwoningen. De woningkwaliteit verschilt behalve per woonsector vooral als men kijkt naar de leeftijd en het inkomen van de bewoners. Jonge mensen hebben vaak nog een wooncarrière voor de boeg; en een hoger inkomen geeft ruimte voor een hogere woonkwaliteit.

Sinds 2009 veranderde er weinig in de verdeling van de gemiddelde objectieve kwaliteit van de woningen over groepen bewoners en tussen 2015 en 2018 zijn de verschuivingen nog kleiner.

Woonkwaliteit is sterk afhankelijk van het inkomen

2009 2012 2015 2018
eigendom
koopwoning 117,5792 116,9389 115,4049 115,7633
corporatiehuurwoning 73,0965 73,3313 74,191 74,482
overige huurwoningen 80,9042 81,6379 83,0267 81,3621
leeftijd
18-34 jaar 78,4913 79,2554 79,7496 81,2976
35-64 jaar 106,7796 106,0282 104,5192 104,4382
≥ 65 jaar 97,51 99,6976 101,6108 101,859
inkomensklasse
laagste 20% 77,5762 78,5068 78,6308 79,0637
middelste 60% 97,5888 97,3072 97,2909 98,0178
hoogste 20% 128,9394 129,2842 127,5498 127,1409

Bron:VROM/BZK (WoON’18)

Totale woonuitgaven sinds 2015 vrijwel stabiel

De maandelijkse totale uitgaven aan wonen zijn ruwweg opgebouwd uit netto-uitgaven en bijkomende uitgaven die verband houden met het bewonen. De bijkomende uitgaven betreffen energie, water en lokale heffingen.

De gemiddelde totale woonuitgaven zijn in de periode 2009–2018, gecorrigeerd voor inflatie, gedaald. Tussen 2009 en 2012 veranderde er bijna niets aan de woonlasten, tussen 2012 en 2015 daalden ze met in totaal 7% en tussen 2015 en 2018 is er weer vrijwel geen verschil.

Een soortgelijk patroon zien we bij eigenaarbewoners, zij het dat de daling tussen 2012 en 2015 bij hen 11% bedroeg. Dit kwam vooral door lagere verkoopprijzen en dalende hypotheekrentes. De woonuitgaven van corporatiehuurders stegen juist tussen 2012 en 2015 met 5% om daarna weer met 2% te dalen. In 2013 en 2014 waren er forse huurverhogingen vergeleken met de jaren ervoor en erna. Deze konden voor iets hogere inkomens oplopen tot een toename van 6,5%. Bij bewonerswisseling kan de huur in één keer worden opgetrokken en dat gebeurde in die jaren gemiddeld met ruim 15%. Particuliere huurders zagen de woonuitgaven tussen 2009 en 2012 met 5% dalen, mogelijk als gevolg van de economische crisis. In de jaren daarna, tussen 2012 en 2018, stegen de woonuitgaven juist met in totaal 5%, waarschijnlijk door toenemende spanning op de woningmarkt.

Bij de nettowoonlasten zien we globaal hetzelfde patroon. Per saldo dalen ze wel minder snel over de hele periode. De uitgaven aan energie en water dalen tot 2015 juist sneller (in totaal 24%) en klimmen daarna licht met 4%. Het gasverbruik neemt over de tijd af door betere isolatie en betere cv-installaties. Daarnaast is het stookseizoen de laatste jaren minder koud wat de uitgaven verder verlaagt. De lasten van lagere overheden (gemeentelijke en waterschapslasten) zijn ongeveer 10 keer kleiner dan de nettowoonlasten en bewegen ruwweg in dezelfde beweging mee.

Gemiddelde woonuitgaven sinds 2015 stabiel

totaal 2009 2012 2015 2018
netto woonlasten 677 696 644 658
energie en water 195 183 149 155
lokale lasten 56 57 59 58
koopwoning 2009 2012 2015 2018
netto woonlasten 834 855 766 756
energie en water 222 207 170 174
lokale lasten 64 66 63 62
coporatiehuurwoning 2009 2012 2015 2018
netto woonlasten 401 411 460 441
energie en water 150 142 114 120
lokale lasten 45 45 52 50
particuliere huurwoning 2009 2012 2015 2018
netto woonlasten 609 589 631 646
energie en water 174 156 130 133
lokale lasten 44 44 52 51

aDe lasten zijn inclusief uitgaven voor energie, water, lokale heffingen en belastingen, toeslagen, subsidies, belastingeffecten, aflossingen en onderhoud, exclusief afschrijving en waardeontwikkeling.

bDe cijfers wijken sinds de SSN 2019 af van vorige edities door een inkomensrevisie bij het CBS en een woonlastenherziening in het WoON (kosten voor het onderhoud van koopwoningen zijn nu geschat en toegevoegd).

cDoor de revisie van de Inkomensstatistiek door het CBS zijn de brongegevens voor het jaar 2009 niet goed vergelijkbaar met die vanaf 2012. De hier vermelde gegevens zijn wel vergelijkbaar gemaakt.

Bron:VROM/BZK (WoON’09-’18)

Een hoger inkomen gaat over het algemeen samen met hogere uitgaven. Het zijn echter vooral de mensen met een laag inkomen voor wie de woonuitgaven problematisch zijn, omdat hun resterende bestedingsruimte beperkt is. Gemiddeld genomen hebben ouderen de laagste woonuitgaven. Oudere woningeigenaren hebben namelijk vaker hun hypotheek (deels) afbetaald. Daarnaast hebben huurders die al lang in dezelfde woning zitten geringere huurstijgingen meegemaakt.

Vooral woningeigenaren tevreden met hun woning

Nederlanders zijn over het algemeen tevreden met hun woning; in totaal is bijna 90% tevreden of zeer tevreden. Vooral woningeigenaren zijn tevreden met hun woning. De kwaliteit van deze woningen is gemiddeld genomen ook het hoogst (zie figuur Woonkwaliteit). Daarbij komt dat koophuizen, nog los van de kwaliteit, een andere gevoelswaarde hebben dan huurwoningen. Mensen kopen een woning meestal voor langere tijd en er kan naar hartenlust aan geklust worden. Het kwaliteitsverschil tussen huur- en koophuizen is echter groter dan het verschil in tevredenheid. Mensen met een huurhuis zijn, gegeven de kwaliteit van hun woningen, dus tevredener dan woningeigenaren. Ook huurders in de particuliere sector zijn naar verhouding tevreden, terwijl ze het meest betalen voor hun woonkwaliteit. Dit kan ermee te maken hebben dat ze een eigen referentiegroep hebben, zoals vrienden of kennissen die ook in de particuliere sector huren en misschien nog meer betalen of moeite hebben een huis te vinden.

De tevredenheid van bewoners neemt ook toe naarmate hun inkomen, leeftijd en, in mindere mate, hun opleiding hoger zijn. Mensen met een niet-westerse migratieachtergrond zijn gemiddeld genomen minder tevreden, hoewel deze relatief lage score in een langere reeks van jaren wel aanzienlijk verbeterde. Over de hele linie nam de tevredenheid met de woning in de periode 2009-2018 iets af, zowel onder woningeigenaren als huurders. De afgenomen tevredenheid sinds de crisisjaren van 2008-2013 heeft te maken met geringere mogelijkheden om woonwensen te vervullen. Door een gebrek aan nieuwbouw of aan inkomenszekerheid is het namelijk lastiger om te verhuizen dan in voorgaande jaren (Blijie et al. 2015).

Woningeigenaren meest tevreden met de woning; mensen met een niet-westerse migratieachtergrond het minst

zeer tevreden 2009 2012 2015 2018
totaal
totaal 47,87624149 43,9542175 40,10359708 37,87487032
leeftijd
18-34 jaar 27,22926973
35-64 jaar 36,72177397
≥ 65 jaar 45,95404522
opleiding
lager opgeleid 35,70165528
middelbaar opgeleid 34,85573448
hoger opgeleid 42,26057228
inkomensklasse
laagste 20% 28,41318644
middelste 60% 36,61939859
hoogste 20% 51,13931555
herkomst
autochtone Nederlander 41,06960972
westerse migratieachtergrond 33,64110704
niet-westerse migratieachtergrond 19,95500006
eigendom
koopwoning 48,76490793
corporatiehuurwoning 20,82794641
particuliere huurwoning 23,72330379
tevreden 2009 2012 2015 2018
totaal
totaal 42,08603635 44,99063615 46,82508243 46,67568017
leeftijd
18-34 jaar 51,0969264
35-64 jaar 46,74115906
≥ 65 jaar 44,14735392
opleiding
lager opgeleid 46,83014999
middelbaar opgeleid 47,58149424
hoger opgeleid 45,98051661
inkomensklasse
laagste 20% 47,94419961
middelste 60% 47,75052282
hoogste 20% 42,33791431
herkomst
autochtone Nederlander 46,41391391
westerse migratieachtergrond 46,92028419
niet-westerse migratieachtergrond 48,24040806
eigendom
koopwoning 44,6505252
corporatiehuurwoning 50,11552774
particuliere huurwoning 48,6855688
niet tevreden, maar ook niet ontevreden 2009 2012 2015 2018
totaal
totaal 6,562781993 7,570001164 9,352537459 10,96245665
leeftijd
18-34 jaar 14,71313346
35-64 jaar 11,5909429
≥ 65 jaar 7,668519506
opleiding
lager opgeleid 12,10708492
middelbaar opgeleid 12,30507124
hoger opgeleid 8,790549963
inkomensklasse
laagste 20% 15,09113911
middelste 60% 11,46212649
hoogste 20% 5,215373215
herkomst
autochtone Nederlander 9,361103296
westerse migratieachtergrond 13,7822047
niet-westerse migratieachtergrond 19,2871868
eigendom
koopwoning 5,457740366
corporatiehuurwoning 19,33955808
particuliere huurwoning 18,6686279
ontevreden 2009 2012 2015 2018
totaal
totaal 2,611035973 2,581060119 2,679074793 3,271161075
leeftijd
18-34 jaar 5,169130201
35-64 jaar 3,478416714
≥ 65 jaar 1,826712465
opleiding
lager opgeleid 3,781714025
middelbaar opgeleid 3,768701989
hoger opgeleid 2,249701861
inkomensklasse
laagste 20% 5,811171127
middelste 60% 3,113558788
hoogste 20% 1,116612773
herkomst
autochtone Nederlander 2,334860994
westerse migratieachtergrond 4,058588648
niet-westerse migratieachtergrond 8,950394044
eigendom
koopwoning 0,89358571
corporatiehuurwoning 6,826175224
particuliere huurwoning 6,745247809
zeer ontevreden 2009 2012 2015 2018
totaal
totaal 0,863904197 0,904085067 1,039708231 1,215831794
leeftijd
18-34 jaar 1,791540218
35-64 jaar 1,467707366
≥ 65 jaar 0,403368894
opleiding
lager opgeleid 1,579395784
middelbaar opgeleid 1,488998057
hoger opgeleid 0,718659284
inkomensklasse
laagste 20% 2,740303712
middelste 60% 1,054393313
hoogste 20% 0,190784155
herkomst
autochtone Nederlander 0,820512081
westerse migratieachtergrond 1,597815423
niet-westerse migratieachtergrond 3,567011038
eigendom
koopwoning 0,233240788
corporatiehuurwoning 2,890792547
particuliere huurwoning 2,177251705

Bron:VROM/BZK (WoON’18)

De tevredenheid met de woonomgeving is vrij stabiel over de jaren (zie figuur hieronder). De tevredenheid met de woonomgeving ligt in de meest stedelijke gemeenten lager dan elders, maar het contrast neemt geleidelijk af: de stad zit in de lift (niet in de figuur). In krimpgemeenten is de leefbaarheid in het algemeen hoog, maar neemt deze wel af.

Tevredenheid met de woonomgeving vrij constant over de jaren

zeer tevreden 2009 2012 2015 2018
eigendom
koopwoning 38,17316355 36,9943533 34,21082245 38,1250917
corporatiehuurwoning 23,83049653 22,61226635 20,20719074 20,37855882
particuliere huurwoning 34,7416288 33,17292903 29,82416224 30,020129
tevreden 2009 2012 2015 2018
eigendom
koopwoning 49,4343941 51,32502533 52,25063539 50,45981787
corporatiehuurwoning 52,11295419 53,76455358 53,33007451 53,39277028
particuliere huurwoning 48,24873965 49,71188139 51,13727085 49,64771507
niet tevreden, maar ook niet ontevreden 2009 2012 2015 2018
eigendom
koopwoning 8,442088091 8,341285319 9,636205374 8,450873953
corporatiehuurwoning 12,82958773 13,84997298 15,7314376 15,87576899
particuliere huurwoning 10,2780544 10,94226359 12,79545819 13,82711489
ontevreden 2009 2012 2015 2018
eigendom
koopwoning 3,34318619 2,697691426 3,060987053 2,3790426
corporatiehuurwoning 8,630688478 7,378991791 7,995558451 7,295197673
particuliere huurwoning 5,408990477 4,834362256 4,949871228 4,882738423
zeer ontevreden 2009 2012 2015 2018
eigendom
koopwoning 0,607168075 0,641644629 0,841349737 0,585173878
corporatiehuurwoning 2,596273081 2,394215292 2,735738704 3,05770423
particuliere huurwoning 1,322586668 1,338563732 1,293237496 1,622302621

Bron:VROM/BZK (WoON’09,’12,’15,’18)

Sociale huursector steeds meer domein van kwetsbare groepen

De laatste 2 jaar is de concentratie van kwetsbare groepen in de sociale huursector verder toegenomen. Een groot deel van deze huurders heeft een beperkte zelfredzaamheid en daar waar zij geconcentreerd samenwonen, staat ook de ‘samenredzaamheid’ onder druk: deze bewoners hebben genoeg te stellen met hun eigen problemen en daardoor weinig ruimte om anderen bij te staan. Ook de overlast en onveiligheid zijn in buurten met veel sociale huurwoningen verder toegenomen. De toename van specifieke kwetsbare groepen, zoals mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, mensen met een licht verstandelijke beperking en mensen met psychiatrische problematiek, speelt hierbij een rol (Leidelmeijer et al. 2020).

Zorgen over woningmarkt door corona eerder groter dan kleiner

De afgelopen jaren is woningschaarste in delen van het land een probleem gebleken. In opinieonderzoek uit de bevolking zich hierover steeds vaker (zie Dekker et al. 2019: 22). Vermoedelijk zal de economische nasleep van de coronacrisis daarin geen verbetering brengen.

De lockdown-maatregelen en hun economische effecten maken het voor een aantal getroffenen lastig om aan hun financiële verplichtingen te voldoen, ondanks de economische steunpakketten van de overheid. Banken constateerden toenemende hypotheekachterstanden in de maanden sinds de coronacrisis en troffen individueel betalingsregelingen. De gezamenlijke hypotheekverstrekkers hebben afgesproken dat er tijdens de coronacrisis geen gedwongen verkopen zullen plaatsvinden (BZK 2020). Woningcorporaties reageren met maatwerk voor huurders met betalingsachterstanden en de afspraak geen huurders op straat te zetten (Aedes 2020). In populaire steden vervalt de Airbnb- en expatverhuur grotendeels, wat op de particuliere huurmarkt wel iets meer aanbod voor andere belangstellenden betekent, aan wie nu tijdelijk wordt verhuurd (NOS 2020).

Op de koopmarkt kan het aantal transacties gaan dalen, indien de coronacrisis tot inkomensdaling, -onzekerheid en gebrek aan vertrouwen leidt (Rabobank 2020). Het Centraal Planbureau (CPB 2020) houdt het op grote onzekerheid over het verloop van de pandemie en het hersteltempo van de economie, waarbij de woningmarkt vooralsnog aardig blijft draaien .

Doorstromers zijn nu minder gericht op verhuizen. Net als in de vorige economische crisis zullen de transacties van starters minder afnemen; zij hoeven niet eerst een woning te verkopen. Wel zijn vooral de starters met lagere opleidingen kwetsbaar voor de economische effecten van de pandemie (Olsthoorn et al. 2020).

Voor woningcorporaties bestonden er al belemmeringen voor nieuwbouw door het zeer lage rendement, door de sterk gestegen bouwkosten, beperkte huurstijging en de verhuurderheffing. In de crisis van 2008-2013 viel de bouwproductie ook sterk terug, waarna het lastig was deze weer op gang te brengen, door een tekort aan bouwcapaciteit met als gevolg sterk stijgende bouwkosten. Begin jaren tachtig van de vorige eeuw is er anticyclisch beleid gevoerd door nieuwbouw door woningcorporaties fors te stimuleren. Dat zou ook nu een optie kunnen zijn, maar vereist maatregelen om het verdienmodel van woningcorporaties te verbeteren en om het milieu te ontzien.

Literatuur

Aedes (2020). Maatwerk voor huurders met betaalproblemen door de coronacrisis blijft. Geraadpleegd 18 juni 2020 via https://www.aedes.nl/artikelen/bedrijfsvoering/corona/maatwerk-voor-huurders-met-betaalproblemen-door-de-coronacrisis-blijft.html.

Blijie, Berry, Kenneth Gopal, Ruud Steijvers, Wim Faessen, ABF Research (2016). Wonen in beweging. De resultaten van het Woon Onderzoek Nederland 2015. Den Haag: Ministerie van BZK.

BZK (2020). Geen gedwongen verkopen van huizen gedurende coronacrisis. Geraadpleegd 18 juni 2020 via www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2020/04/07/geen-gedwongen-verkopen-van-huizen-gedurende-coronacrisis.

CBS (2019). Bijna half miljoen woningen in particuliere verhuur. Geraadpleegd 22 april 2020 via: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2019/14/bijna-half-miljoen-woningen-in-particuliereverhuur.

CBS (2020). Grootste daling consumentenvertrouwen ooit. Geraadpleegd 18 juni 2020 via https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/17/grootste-daling-consumentenvertrouwen-ooit.

CPB (2020). Juniraming 2020. Geraadpleegd 18 juni 2020 via https://www.cpb.nl/juniraming-2020.

Dekker, P., Q. Muis, I. Sieben en P. van Houwelingen (2019). Burgerperspectieven 2019|3. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Leidelmeijer, Kees, Jeroen Frissen, Johan van Iersel (2020). Veerkracht in het corporatiebezit. De update: een jaar later, twee jaar verder… Den Haag: Aedes.

Lennartz, Christian, Frans Schilder en Marieke van der Staak (2019). Particuliere verhuurders op de Nederlandse woningmarkt. Activiteiten, investeringsmotieven en beleggingsstrategieën. Den Haag: Planbureau voor de leefomgeving.

NOS (2020). Woninghuren in grote steden dalen door expat die wegblijft. Geraadpleegd 18 juni 2020 via https://nos.nl/artikel/2339813-woninghuren-in-grote-steden-dalen-door-expat-die-wegblijft.html.

Olsthoorn, M., L. Herweijer, A. Merens, S. Muns, L. Putman (2020). Verwachte gevolgen van corona voor scholing, werk en armoede. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Rabobank (2020). Coronacrisis: minder woningverkopen en dalende huizenprijzen verwacht Kwartaalbericht Woningmarkt 12 juni 2020. Geraadpleegd 18 juni 2020 via https://economie.rabobank.com/publicaties/2020/juni/coronacrisis-minder-woningverkopen-en-dalende-huizenprijzen-verwacht/.

Ras et al. (2006). Uitgerekend wonen. Een model voor de vraag van huishoudens naar wonen en de gevolgen van beleidswijzigingen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Deze kaart citeren

Kullberg, J. en M. Ras (2020). Wonen. In: De sociale staat van Nederland: 2020. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/ssn2020/wonen.

Informatie noten

Onderzoeksverantwoording: omdat de woononderzoeken grote representatieve steekproeven kennen met een netto respons van minimaal 40.000 huishoudens per editie (exclusief oversampling van gemeenten), zijn geen significantietoetsen uitgevoerd. Over verschillen tussen jaren of bevolkingscategorieën wordt alleen gerapporteerd indien het verschil minimaal 2% bedraagt.

Een corporatiewoning is een huurwoning die wordt verhuurd door een woningcorporatie. Zij moeten zorgen voor kwalitatief goede en betaalbare huurwoningen voor huishoudens met een smalle beurs. De huurder van deze woning kan onder de huurgrens van (per 2020) maximaal € 737,14 per maand in aanmerking komen voor huurtoeslag, afhankelijk van zijn inkomen en zijn huishoudenssamenstelling.

Particuliere verhuurders zijn institutionele beleggers (pensioenfondsen, verzekerings- en beleggingsmaatschappijen) en particuliere personen die woningen op commerciële basis verhuren of laten verhuren. Particuliere verhuurders hebben meestal maar één woning in de verhuur. Het aantal woningen van deze kleine particuliere verhuurders bedraagt bijna de helft van de particuliere woningvoorraad en deze woningen staan vooral in de steden van de Randstad (CBS 2019).

Zeker in populaire steden is het rendement op huurwoningen hoog (door de grote belangstelling kunnen er immers hoge huurprijzen gevraagd worden in de vrije sector), terwijl alternatieve beleggingen momenteel weinig rendement opleveren.

Dat komt doordat minder vaste arbeidscontracten worden aangeboden, door gestegen prijzen en strengere hypotheekvoorwaarden.

Het aanbod van nieuwbouwwoningen blijft achter bij de vraag doordat er onvoldoende bouwlocaties worden vrijgegeven. Vaak komt dit doordat men het op lokaal niveau niet eens kan worden over de vraag of extra woningen ingepast moeten worden in de bebouwde kom of dat uitbreidingswijken de voorkeur hebben. Daarnaast zorgen PFAS- en stikstofnormen voor problemen, net als schaarste aan bouwvakkers en materialen.

Woondiensten zijn een schatting van de woningkwaliteit op basis van objectieve kenmerken zoals de woninggrootte, het bouwjaar, de onderhoudsconditie en de kwaliteit van de woonbuurt (voor meer toelichting, zie Ras et al. 2006). In de berekening is de WOZ-waarde gecorrigeerd voor regionale prijsverschillen.

Onder netto-uitgaven vallen de huur- of hypotheekuitgaven. Deze zijn inclusief kosten voor het onderhoud van de woning, effecten van belastingen, aflossingen, toeslagen en subsidies, maar exclusief afschrijving en waardeontwikkeling.

Dat er de afgelopen maanden nog geen sprake was van een afname in transacties kan komen door zogenaamde pijplijneffecten. Een aantal woningbouwprojecten en verhuizingen was al in uitvoering of in voorbereiding en is de afgelopen maanden alsnog doorgegaan.