De sociale staat van Nederland 2020

3 / 12

Onderwijs

Auteur: Ralf Maslowski

Nederlanders zijn steeds hoger opgeleid. Van de jongvolwassenen heeft bijna de helft een diploma in het hoger onderwijs behaald. Ook neemt het aandeel van de beroepsbevolking met een startkwalificatie langzaam toe. Dit komt doordat veel ouderen zonder startkwalificatie in de afgelopen 10 jaar de arbeidsmarkt hebben verlaten. Tegelijkertijd is in het afgelopen jaar het aantal voortijdig schoolverlaters verder toegenomen. Door de komende recessie als gevolg van de coronacrisis neemt het aantal voortijdig schoolverlaters in de komende jaren waarschijnlijk weer af, of neemt dit aantal minder toe.

Nederlanders steeds hoger opgeleid

Het opleidingsniveau van de Nederlandse beroepsbevolking stijgt gestaag (zie onderstaande figuur). Vooral in de tweede helft van de vorige eeuw steeg het opleidingsniveau sterk met iedere nieuwe generatie. In de laatste 10 jaar is die stijging minder groot, maar blijft het aantal hogeropgeleiden groeien en neemt het aandeel met ten hoogste een opleiding op vmbo- of mbo-1-niveau steeds verder af.

Bevolking Nederland steeds hoger opgeleid

wo 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
totaal 11,50 11,53 11,79 11,29 11,74 12,85 13,16 13,44 13,91 14,64 14,99 15,68
hbo 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
totaal 19,33 20,09 20,63 20,73 21,17 21,06 21,24 21,90 22,08 23,62 24,55 24,69
havo/vwo/mbo-2-4 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
totaal 41,39 40,97 40,62 40,32 40,49 42,23 41,76 41,39 41,39 40,21 39,49 39,17
vbo/mavo/vmbo/mbo-1 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
totaal 20,22 19,80 19,33 19,77 19,15 16,42 16,43 16,16 15,70 15,03 14,69 14,29
basisschoolniveau 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
totaal 7,55 7,61 7,64 7,90 7,46 7,43 7,41 7,11 6,92 6,50 6,28 6,16

Bron:CBS (StatLine 2020) SCP-bewerking

Een steeds groter deel van de bevolking heeft een startkwalificatie

Was in 2010 nog ongeveer 27% van de bevolking in de leeftijd van 25-64 jaar lageropgeleid, in 2019 is dat afgenomen tot minder dan 21%. Dat betekent dat een steeds groter deel van de beroepsbevolking een startkwalificatie heeft. Een startkwalificatie, ofwel een diploma op havo-/vwo- of minimaal mbo-2-niveau, vergroot de kans op werk.

Aandeel hogeropgeleiden steeg in afgelopen 10 jaar met een vijfde

Het deel van de bevolking met een diploma op middelbaar niveau schommelt de laatste 10 jaar rond de 40%. Het aandeel met een hoger opleidingsniveau is in de afgelopen 10 jaar toegenomen. In 2010 had ruim 20% van de bevolking van 25-64 jaar een hbo-diploma en bijna 12% een universitaire graad (samen ruim 32%). Het percentage hogeropgeleiden is sindsdien met bijna 8 procentpunten gestegen: in 2019 had ruim 24% een hbo- en ruim 15% een wo-diploma (samen meer dan 40%).

Het gemiddelde opleidingsniveau van vrouwen stijgt sneller dan dat van mannen

Opvallend is de ontwikkeling van het opleidingsniveau van vrouwen. In 2008 had ruim 30% van de vrouwen in de leeftijd van 25-64 jaar een opleiding op basisschoolniveau of op vbo/mavo/vmbo-niveau; bij de mannen was dat iets meer dan 25%. Dat aandeel is tot aan 2019 onder vrouwen met meer dan 9 procentpunten gezakt tot minder dan 21%. Onder mannen is de daling met rond de 5 procentpunten tot ruim 20% een stuk kleiner.

Waar in 2008 nog minder dan 19% van de vrouwen een diploma op hbo-niveau had, is dat in 2019 toegenomen tot ruim 25%. Ook bij de wo-diploma’s zien we een stijging. In 2008 had iets minder dan 10% van de vrouwen een diploma op dit niveau, in 2019 is dat bijna 16%. Het percentage vrouwen met een wo-diploma is daarmee nu ongeveer even groot als dat van mannen. Het aandeel vrouwen met een hbo-diploma ligt nu ruim 1 procentpunt boven dat van mannen, terwijl dat in 2008 nog andersom was.

Vrouwen hebben sinds 2008 een grote inhaalslag gemaakt

basisschoolniveau 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
vrouw 8,15 8,14 8,18 8,39 8,02 7,9 7,98 7,52 7,41 6,78 6,57 6,21
man 7 7,05 7,07 7,34 6,91 6,95 6,79 6,7 6,43 6,21 5,97 6,14
vbo/mavo/vmbo/mbo-1 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
vrouw 22,15 21,34 20,49 20,58 19,83 17,28 17,02 16,66 15,87 14,89 14,72 14,44
man 18,29 18,18 18,06 18,8 18,42 15,6 15,8 15,67 15,51 14,76 14,69 14,13
havo/vwo/mbo-2-4 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
vrouw 41,13 40,8 40,76 40,34 40,34 41,84 41,01 40,86 40,75 40,75 38,44 38,57
man 41,62 41,22 40,51 40,39 40,64 42,62 42,56 41,93 42,02 42,26 40,55 39,76
hbo 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
vrouw 18,75 19,79 20,39 20,63 21,36 21,2 21,73 22,1 22,53 23,13 25,50 25,19
man 19,89 20,35 20,84 20,9 20,98 20,92 20,74 21,69 21,61 21,91 23,59 24,18
wo 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
vrouw 9,81 9,94 10,18 10,06 10,45 11,78 12,26 12,86 13,43 14,45 14,77 15,59
man 13,2 13,2 13,52 12,57 13,05 13,91 14,1 14,01 14,42 14,85 15,19 15,80

Bron:CBS (StatLine 2020) SCP-bewerking

Nederlanders met een migratieachtergrond hebben nog steeds een onderwijsachterstand

We zien verschillen tussen bevolkingsgroepen als het gaat om opleidingsniveau. Het aandeel autochtone Nederlanders zonder startkwalificatie (lager opleidingsniveau) is sinds 2008 gedaald van bijna 27% naar iets minder dan 19%. Dit is een daling van 8 procentpunten. Onder de mensen met een niet-westerse migratieachtergrond zien we een grotere daling van rond de 10 procentpunten. Wel is binnen deze groep het aandeel zonder startkwalificatie (31%) nog steeds groter dan binnen andere bevolkingsgroepen.

Tot enkele jaren geleden ging de daling van het aandeel lageropgeleiden onder mensen met een niet-westerse migratieachtergrond vooral gepaard met een toename van het aandeel middelbaaropgeleiden in deze groep. Dit is de afgelopen jaren veranderd: nu neemt vooral het aantal hogeropgeleiden in deze groep toe. Het gaat hierbij om een groei tussen 2008 en 2019 van ongeveer 10 procentpunten.

Veel mensen met een niet-westerse migratieachtergrond zonder startkwalificatie

lagere opleiding 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
autochtone Nederlander 26,57 25,71 25,18 25,99 25,4 23,3 22,67 21,96 21,42 20,08 19,53 18,90
westerse migratieachtergrond 24,09 24,59 25,1 26,1 24,22 20,02 20,42 20 19,22 18,85 18,56 18,22
niet-westerse migratieachtergrond 41,13 42,6 41,88 40,24 36,97 31,42 34,82 35,29 33,57 31,44 31,71 31,08
middelbare opleiding 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
autochtone Nederlander 42,11 42,25 41,83 41,57 41,32 41,59 41,62 41,6 41,47 41,45 40,50 40,27
westerse migratieachtergrond 39,96 38,07 38,08 36,84 37,1 43,44 43,07 41,48 41,78 41,72 35,21 34,78
niet-westerse migratieachtergrond 36,84 34,24 33,8 34,89 37,78 45,7 41,78 40 40,54 41,67 37,12 36,56
hogere opleiding 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
autochtone Nederlander 31,33 32,04 32,98 32,45 33,29 35,12 35,71 36,44 37,11 38,47 39,97 40,83
westerse migratieachtergrond 35,95 37,34 36,82 37,06 38,68 36,55 36,51 38,52 39 39,43 46,24 47,00
niet-westerse migratieachtergrond 22,02 23,17 24,32 24,87 25,25 22,88 23,41 24,71 25,89 26,89 31,17 32,36

Bron:CBS (StatLine 2020) SCP-bewerking

Stijging voortijdig schoolverlaters zet door

Na een jarenlange daling van het aantal jongeren dat zonder een havo-, vwo- of ten minste een mbo-2-diploma de school verlaat, stijgt dit aantal weer sinds 2015/’16. Deze stijging zette in 2018/’19 verder door. In het schooljaar 2018/’19 verlieten ongeveer 32.100 jongeren voortijdig het onderwijs. Dat waren er ruim 1800 meer dan een jaar daarvoor. Het aandeel voortijdig schoolverlaters ligt daarmee ruim boven de 2% (zie onderstaande figuur). Het streven van de overheid om in 2024 maximaal 20.000 jongeren zonder startkwalificatie het onderwijs te laten verlaten, raakt daarmee steeds meer buiten bereik.

Aandeel voortijdig schoolverlaters stijgt voor het derde jaar op rij

2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016 2016-2017 2017-2018 2018-2019
totaal
totaal 3,7 3,3 3,3 3,2 3 2,7
totaal - set2 2,4 2,2 2,1 2 2,1 2,2 2,4

a.Leerlingen die in een gegeven jaar het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie. Het gaat hierbij dus om de jaarlijkse aanwas. De periode 2018/'19, bijvoorbeeld, beschrijft leerlingen die op 1 oktober 2018 staan ingeschreven in het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs of voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en op 1 oktober 2019 het onderwijs zonder startkwalificatie hebben verlaten.

b.Voor 2012/'13 zijn twee percentages weergegeven: zowel de cijfers die het CBS volgens de ‘oude’ als de ‘nieuwe’ methode heeft berekend. De cijfers van de oude methode zijn vergelijkbaar met de cijfers voor de jaren 2008/’09 tot en met 2011/’12. De cijfers van de nieuwe methode zijn vergelijkbaar met de cijfers voor de jaren 2013/’14 tot en met 2018/’19.

c.De cijfers van 2018/'19 zijn voorlopig.

Bron:CBS (StatLine 2020)

Uitval onder jongens groter dan onder meisjes

Jongens verlaten het onderwijs vaker zonder startkwalificatie dan meisjes. Ten opzichte van het schooljaar 2012/’13 is het percentage voortijdig schoolverlaters onder meisjes in 2018/’19 met ongeveer 0,2 procentpunten gedaald (van 1,9 naar 1,7%). Onder jongens is het aandeel voortijdig schoolverlaters in vergelijking met 2012/’13 juist toegenomen van 2,8 naar 3,0%. Het verschil in voortijdig schoolverlaten tussen jongens en meisjes is daarmee in de afgelopen 3 jaar gegroeid (zie onderstaande figuur).

Jongens verlaten het onderwijs vaker zonder startkwalificatie dan meisjes

2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016 2016-2017 2017-2018 2018-2019
geslacht
vrouw 3 2,7 2,7 2,6 2,5 2,2
man 4,3 3,9 3,9 3,7 3,6 3,2
vrouw - set2 1,9 1,8 1,6 1,5 1,6 1,6 1,7
man - set2 2,8 2,6 2,6 2,5 2,6 2,8 3,0

a.Leerlingen die in een gegeven jaar het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie. Het gaat hierbij dus om de jaarlijkse aanwas. De periode 2018/'19, bijvoorbeeld, beschrijft leerlingen die op 1 oktober 2018 staan ingeschreven in het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs of voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en op 1 oktober 2019 het onderwijs zonder startkwalificatie hebben verlaten.

b.Voor 2012/'13 zijn twee percentages weergegeven: zowel de cijfers die het CBS volgens de ‘oude’ als de ‘nieuwe’ methode heeft berekend. De cijfers van de oude methode zijn vergelijkbaar met de cijfers voor de jaren 2008/’09 tot en met 2011/’12. De cijfers van de nieuwe methode zijn vergelijkbaar met de cijfers voor de jaren 2013/’14 tot en met 2018/’19.

c.De cijfers van 2018/'19 zijn voorlopig.

Bron:CBS (StatLine 2020)

Relatief veel jongeren met een migratieachtergrond onder voortijdig schoolverlaters

In het schooljaar 2018/’19 verlieten ongeveer 19.560 autochtone Nederlandse jongeren het onderwijs zonder startkwalificatie; onder jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond ging het om 9970 jongeren en onder jongeren met een westerse migratieachtergrond om 2570 jongeren. In absolute aantallen verlaten autochtone Nederlandse jongeren dus het vaakst voortijdig het onderwijs, maar in percentages is de uitstroom het hoogst onder jongeren met een migratieachtergrond. Vooral onder jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond is het aandeel voortijdig schoolverlaters hoog (zie onderstaande figuur). Waar het percentage voortijdig schoolverlaters onder jongeren met een westerse achtergrond weer iets lijkt te dalen, zet de stijging onder autochtone Nederlandse jongeren en jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond verder door. Het verschil in voortijdig schoolverlaten tussen autochtone Nederlandse jongeren en jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond is de afgelopen 10 jaar wel kleiner geworden.

Uitstroom zonder startkwalificatie het hoogst onder jongeren met migratieachtergrond

2008-2009 2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016 2016-2017 2017-2018 2018-2019
autochtone Nederlander 2,82 2,72 2,55 2,52 2,22
niet-westerse migratieachtergrond 5,43 5,56 5,74 5,25 4,70
westerse migratieachtergrond 4,12 4,44 4,36 4,04 3,67
autochtone Nederlander - set2 1,91 1,73 1,64 1,59 1,64 1,77 1,94
niet-westerse migratieachtergrond - set2 4,26 4,15 3,96 3,72 3,84 3,94 4,11
westerse migratieachtergrond - set2 3,24 3,04 2,94 2,84 2,90 3,07 2,96

a.Leerlingen die in een gegeven jaar het onderwijs verlaten zonder startkwalificatie. Het gaat hierbij dus om de jaarlijkse aanwas. De periode 2018/'19, bijvoorbeeld, beschrijft leerlingen die op 1 oktober 2018 staan ingeschreven in het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs of voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en op 1 oktober 2019 het onderwijs zonder startkwalificatie hebben verlaten.

b.Voor 2012/'13 zijn twee percentages weergegeven: zowel de cijfers die het CBS volgens de ‘oude’ als de ‘nieuwe’ methode heeft berekend. De cijfers van de oude methode zijn vergelijkbaar met de cijfers voor de jaren 2008/’09 tot en met 2011/’12. De cijfers van de nieuwe methode zijn vergelijkbaar met de cijfers voor de jaren 2013/’14 tot en met 2018/’19.

c.De cijfers van 2018/'19 zijn voorlopig.

Bron:CBS (StatLine 2020)

Voortijdig schoolverlaten als gevolg van de coronacrisis

Cijfers over de gevolgen van de coronacrisis voor de langdurige uitval van leerlingen ontbreken nog. Uit een inventarisatie van de AVS (2020) bleek dat een deel van de leerlingen niet bereikt wordt met de online lessen die door leraren worden verzorgd. Het zou gaan om enkele honderden tot duizenden leerlingen in het voortgezet onderwijs, maar mogelijk is dit aantal nog groter. Er is een kans dat een deel van hen voortijdig uitstroomt. Dat geldt ook voor minder gemotiveerde studenten in het mbo die niet op stage konden of minder lessen kregen aangeboden. Daar staat tegenover dat een deel van de voortijdige schooluitval in het mbo veroorzaakt wordt door de aantrekkingskracht van het bedrijfsleven. Het is mogelijk dat bedrijven in sectoren die door de coronacrisis economisch getroffen zijn nu minder snel jongeren zullen werven die nog met hun opleiding bezig zijn. Jongeren zullen daarnaast, vanwege een dreigende recessie, meer waarde hechten aan het behalen van een diploma. Het voortijdig schoolverlaten zal hierdoor eerder afnemen.

Onderwijsprestaties van leerlingen nemen af

Nederlandse leerlingen behoren tot de Europese subtop

Nederlandse 15-jarige scholieren presteren relatief goed op wiskunde en natuurwetenschappen ten opzichte van scholieren uit andere EU-landen (Gubbels et al. 2019). Van de 27 EU-landen die aan het PISA 2018-onderzoek deelnamen, neemt Nederland bij natuurwetenschappen een vierde positie in, na Estland, Finland en Polen. Op het onderdeel wiskunde scoren Nederlandse leerlingen nog beter. Alleen Estse leerlingen hebben gemiddeld een betere score op wiskunde dan leerlingen uit ons land. Op leesvaardigheid blijven de prestaties van Nederlandse leerlingen juist achter bij die van leerlingen in veel andere EU-landen. Nederlandse leerlingen wijken, net als leerlingen in Portugal, Tsjechië en Oostenrijk, niet af van het internationale gemiddelde, terwijl leerlingen in de meeste West-Europese landen hoger dan dit gemiddelde scoren. In 2003 en 2006 nam Nederland nog de 4e plek in op het onderdeel leesvaardigheid, achter Finland, Ierland en Polen. In 2009 nam Nederland zelfs de 2e plek in, achter Finland. In 2018 is Nederland op dit onderdeel gezakt naar de 14e positie op de lijst met EU-landen.

PISA-onderzoek

PISA is een afkorting voor Programme for International Student Assessment. Het is een internationaal vergelijkend onderzoek dat eens in de drie jaar wordt afgenomen. Het test de vaardigheden en kennis in lezen, wiskunde en natuurwetenschappen van 15-jarigen. Er namen 77 landen deel aan PISA 2018. Het onderzoek staat onder toezicht van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

Dalende trend in kennis en vaardigheden in het voortgezet onderwijs

Uit het PISA-onderzoek blijkt dat er sprake is van een daling van de kennis en vaardigheden van Nederlandse leerlingen over de afgelopen 15 jaar. Voor natuurwetenschappen is dit niet eenduidig vast te stellen vanwege veranderingen in de inhoud van de toetsen, maar bij de leesvaardigheid en wiskundevaardigheden is er sprake van een dalende trend. De leesvaardigheid van 15-jarigen lag in 2003 op 513 punten en is over een periode van 15 jaar met bijna 30 punten gedaald naar 485 (zie onderstaande figuur). De wiskundeprestaties van leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn in 2018 hoger dan in 2015, in lijn met de internationale trend, maar ten opzichte van 2003 is ook hier sprake van een significante daling (van bijna 20 punten: 538 in 2003 naar 519 in 2018).

Lees- en rekenprestaties van Nederlandse 15-jarigen zijn sinds 2003 gedaald

leesvaardigheid 2003 2006 2009 2012 2015 2018
Nederland 513,119 506,747 508,4037 511,23 502,9591 484,7837254
EU gemiddelde 493,232875 490,5002813 492,958325 496,3720188 493,0157813 489,9407257
wiskunde 2003 2006 2009 2012 2015 2018
Nederland 537,8233 530,654 525,8357 522,9718 512,2528 519,2309827
EU gemiddelde 497,599875 496,0276125 495,7108688 493,9060188 489,9407257 494,6625275

aHet internationale gemiddelde voor zowel de leesvaardigheids- als wiskundescores is 500, met een standaardafwijking van 100.

bHet EU-gemiddelde is berekend op basis van de 16 EU-landen (excl. Nederland) die tussen 2003 en 2018 aan alle metingen van PISA hebben deelgenomen (België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Luxemburg, Polen, Portugal, Slowakije, Tsjechië, Zweden).

Bron:OESO (2016a, 2016b, 2019) SCP-bewerking

Gevolgen van de coronacrisis voor de leerprestaties van leerlingen

Hoewel scholen gedurende de schoolsluiting op verschillende manieren online lessen hebben aangeboden, was het lesaanbod minder intensief dan onder normale omstandigheden. Veel docenten worstelden met hoe zij hun online lessen het best konden vormgeven (SCP 2020). Scholieren misten bovendien de structuur van een lesdag, die bij een deel van de jongeren leidde tot concentratie- en motivatieproblemen. Er waren ook grote verschillen tussen onderwijstypen. In het vwo werd relatief meer gestructureerd lessen aangeboden dan in het vmbo, en er werd in het vwo ook meer aandacht gegeven aan het inleveren en nakijken van huiswerk (Bol 2020). Lageropgeleide ouders gaven aan hun kinderen minder ondersteund te hebben bij schoolwerk dan hogeropgeleide ouders, en daar ook meer moeite mee te hebben. Daar staat tegenover dat kinderen van lageropgeleide ouders relatief vaker contact hadden met hun docenten en dat de communicatie naar de ouders toe duidelijk was. Scholen voor voortgezet onderwijs hebben hun best gedaan om kinderen te bereiken die zich in een minder kansrijke situatie bevinden (Bol 2020). Het is de vraag in hoeverre de leerachterstand die leerlingen, ook in het basisonderwijs, gedurende de schoolsluiting hebben opgelopen, in de komende periode hersteld kan worden, en in hoeverre dit tot grotere verschillen in leeruitkomsten heeft geleid tussen kinderen van lager- en van hogeropgeleide ouders.

Literatuur

AVS (2020). Nog ruim 5000 leerlingen onvindbaar en kwetsbare leerlingen thuis. Geraadpleegd 24-4-2020 via https://www.avs.nl/artikelen/nog-ruim-5000-leerlingen-onvindbaar-en-kwetsbare-leerlingen-thuis.

Bol, T. (2020). Sociale ongelijkheid in thuisscholing tijdens de corona-crisis. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.

Gubbels, J., A.M.L. van Langen, N.A.M Maassen en M.R.M. Meelissen (2019). Resultaten PISA-2018 in vogelvlucht. Enschede: Universiteit Twente (doi: 10.3990/1.9789036549226).

OESO (2016a). Table B1.4 – Results (tables): Reading performance among 15-year-olds. Parijs: Organisation for Economic Co-operation and Development. (dx.doi.org/10.1787/9789264266490-table122-en).

OESO (2016b). Table B1.5 – Results (tables): Mathematics performance among 15-year-olds. Parijs: Organisation for Economic Co-operation and Development. (dx.doi.org/10.1787/9789264266490-table123-en).

OESO (2019). Table I.1 - Snapshot of performance in reading, mathematics and science. Parijs: Organisation for Economic Co-operation and Development. (doi.org/10.1787/888934028140).

SCP (2020). Eerste doordenking maatschappelijke gevolgen coronamaatregelen: beleidssignalement. Geraadpleegd 4-7-2020 via https://www.scp.nl/publicaties/publicaties/2020/05/07/maatschappelijke-gevolgen-coronamaatregelen.

Deze kaart citeren

Maslowski, R. (2020). Onderwijs. In: De sociale staat van Nederland: 2020. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/ssn2020/onderwijs.

Informatie noten

Voortijdig schoolverlaters zijn jongeren van 12 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten. Een startkwalificatie is een havo- of vwo-diploma of minimaal een mbo-2-diploma. Het percentage schoolverlaters laat zien hoe groot het aandeel van de voortijdig schoolverlaters is ten opzichte van het totaal aantal onderwijsdeelnemers die aan het begin van het schooljaar ingeschreven staan.