Provinciale jeugdzorgOpmerking

Voor de periode tot en met 2005 is er onvoldoende informatie om de inzet van personeel en de bijbehorende uitgaven exact in kaart te brengen. De hier gepresenteerde resultaten zijn daarom gebaseerd op schattingen van die grootheden. De gegevens over totale uitgaven en gebruik zijn wel beschikbaar. Ook zijn er geen gegevens over 2015 beschikbaar die aansluiten bij de hier gepresenteerde informatie.

  • De reële uitgaven voor de (provinciale) jeugdzorg stijgen tussen 1998 en 2014 met 68%; dat is minder snel dan gemiddeld in de sector zorg en ondersteuning.
  • De uitgavengroei hangt voor een groot deel samen met een stijging in de dienstverlening (57%). De dienstverlening lag in 2010 hoger (74% t.o.v. 1998).
  • De inzet van personeel neemt toe tot 2010, maar daalt daarna.
  • Per verleende dienst lagen de uitgaven aan (provinciale) jeugdzorg in 2014 7% hoger dan in 1998. Het verloop van de groei is grillig.

Kader 4.1Kerncijfers provinciale jeugdzorg

In dit hoofdstuk bespreken we de provinciale jeugdzorg. Hier zijn de jeugd-ggz en overige jeugdzorg via de Awbz niet bij inbegrepen. In 2014 maakten bijna 100.000 jeugdigen gebruik van provinciale jeugdzorg. Daarnaast hadden ruim 35.000 jongeren te maken met jeugdbescherming; bijna 13.000 met jeugdreclassering en ruim 2000 met gesloten jeugdzorg. De totale uitgaven hiervoor bedroegen 2 miljard euro, ofwel 7% van de gehele sector zorg en ondersteuning. Hiervan betreft 73% personele uitgaven. Er zijn bijna 16.300 banen (op voltijdsbasis). Dat is 4% van de banen in de sector zorg en ondersteuning.

Bron:SCP (DPS), CBS (2015)

Wie te maken heeft met problemen rond de ontwikkeling en opvoeding van kinderen kan terecht bij de jeugdzorg. Tot deze zorg rekenen we in dit hoofdstuk alle zorg die tot en met 2014 wordt geleverd door provinciale jeugdzorg, de zorg in het gedwongen kader (jeugdbescherming en jeugdreclassering) en gesloten jeugdzorg (opgevolgd door jeugdzorg-plus). De provinciale jeugdzorg omvat ambulante hulp, dagbehandeling, pleegzorg en residentiële hulp. De financiering verloopt via de algemene middelen van het rijk; er is geen sprake van eigen bijdragen van gebruikers (CBS 2017). Het gaat nadrukkelijk niet om zorg die wordt geleverd binnen de geestelijke gezondheidszorg (Awbz of Zvw) en de zorg voor jeugd met een langdurige beperking (Awbz; zie Gehandicaptenzorg). Het betreft zorg voor jongeren tot en met 17 jaar, die in sommige gevallen kan doorlopen tot aan de leeftijd van 22 jaar. De jeugdzorg wordt in 2014 voor ruim 95% gefinancierd door de overheid via de Awbz. Daarnaast speelt de Zorgverzekeringswet (Zvw) een kleine rol (bijna 5% van de financiering).

Sinds 2015 is de (provinciale) jeugdzorg gedecentraliseerd naar de gemeenten en daarbij samengevoegd met de genoemde Zvw- en Awbz-onderdelen tot de Jeugdwet.noot 1 De gegevens vanaf 2015 zijn door deze veranderingen voor dit onderzoek niet goed bruikbaar en worden daarom buiten beschouwing gelaten.

Uitgaven aan jeugdzorg groeien per saldo sterk

De reële uitgaven aan de (provinciale) jeugdzorg stijgen tussen 1998 en 2014 met 68%. De inzet van personeel stijgt met 59%, en is in 2010 nog flink hoger geweest (84%). De dienstverlening kent in 2014 een stijging tot 57% ten opzichte van 1998, maar is eveneens hoger geweest in 2010 (74%). De uitgaven per verleende dienst van de (provinciale) jeugdzorg liggen dus in 2014 7% hoger dan in 1998, na een sterk wisselend verloop (zie figuur 1).

Figuur 1Reële uitgaven, arbeidsjaren en dienstverlening van (provinciale) jeugdzorg, 1998‍-2014 (in indexcijfers, 1998 = 100) a

zorg en ondersteuning 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 100 105,2 109,3 118,5 130,8 139,1 140 141,6 142,7 147,7 152,5 160,5 164,6 168,4 179,7 179,8 180,7
arbeidsjaren 100 103,5 107,4 111,1 117,5 124,9 125,6 124,4 122,4 120,4 122,2 126,4 129,9 130,9 136,1 134,1 130,9
dienstverlening 100 102,6 105,2 113 120,3 127 129,9 133,7 140,8 143,9 147,9 153,5 156,7 164,7 168,1 169,6 169,3
verpleging en verzorging 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 100 103,8 108,1 118,3 131,8 140,4 139,7 140,8 140,8 144,8 148,4 150,5 153,5 157,4 166,7 168,2 167,4
arbeidsjaren 100 103,1 106,9 109,3 114,6 120,8 121,1 118,9 116,6 110,6 110,9 111,8 115,8 118,2 123,2 122,6 118,4
dienstverlening 100 101 103,6 110,6 115,8 121,5 123,8 127,3 134,4 138 139,2 143,4 145,1 151,5 155,3 158,2 158,6
gehandicaptenzorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 100 106 108,6 115 130,2 140,3 145,7 149,2 152 158 167,2 182,3 188,3 193,2 210,4 208 212,9
arbeidsjaren 100 103,7 107 112,8 123,6 134,5 136,4 137,5 135,3 141,6 146,2 155,2 157,5 156,4 163,2 157,9 157,9
dienstverlening 100 106,6 109 119,1 131,4 140,1 143,8 147,3 153,5 156 164,5 173,4 177,3 191,8 195 195 195,4
(provinciale) jeugdzorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 100 113,5 122,8 133,5 124 123,4 120,9 119,7 123 132,4 130,2 159,4 165,4 163,7 170,1 167,9 167,6
arbeidsjaren 100 109,9 118,9 129,9 126,5 128 127,3 128,1 133,2 143 148 178,3 183,9 173,3 168,7 167,6 158,7
dienstverlening 100 100,5 103,4 108,9 114,5 121,9 126,2 134,1 145 146,5 156,2 160,8 173,9 170,2 170,1 166,3 157,4

aDe reële uitgaven bedragen (in prijzen van 2015) in 1998 1,1 miljard euro en in 2014 2,0 miljard euro. In 1998 bedraagt de personele inzet naar schatting 10.300 arbeidsjaren (de periode 1998 tot en met 2005 is geschat), in 2014 zijn dat 16.300 arbeidsjaren. De dienstverlening (gemeten met een volume-index) ligt in 2014 per saldo 57% hoger dan in 1998.

Bron:SCP (DPS)

Dienstverlening (provinciale) jeugdzorg stijgt tot 2010

Kader 4.2Meting van de dienstverlening van (provinciale) jeugdzorg

We meten de dienstverlening van jeugdzorg aan de hand van het gebruik van zeven verschillende typen hulp die vallen onder de provinciale jeugdzorg, jeugdhulp in het gedwongen kader en gesloten jeugdzorg zoals deze voor de decentralisatie van 2015 bestonden. De provinciale jeugdzorg omvat ambulante hulp, dagbehandeling, pleegzorg en residentiële hulp. In het gedwongen kader onderscheiden we jeugdbescherming/OTS en jeugdreclassering. Tot slot is er het gebruik van gesloten jeugdzorg/jeugdzorg-plus. Sommige vormen van (vooral) de provinciale jeugdzorg worden vaak in combinatie gebruikt. We tellen de cliënten dan bij alle gebruikte typen jeugdzorg mee. Om tot één maat voor de dienstverlening te komen, wegen we de verschillende typen met de kostprijzen per eenheid in het jaar 2009 (Sadiraj et al. 2013). Hierbij wegen cliënten van jeugdzorg-plus het zwaarst mee, gevolgd door residentiële provinciale zorg en dagbehandeling. De overige voorzieningen leveren per cliënt een kleinere bijdrage aan de uitgaven. Op deze manier wordt zo goed mogelijk rekening gehouden met veranderingen in de gemiddelde hulpbehoefte van de cliënten.

Voor de periode vanaf 2015, na de decentralisatie van de jeugdzorg naar de gemeenten via de Jeugdwet, is de maat voor de dienstverlening niet op dezelfde manier vast te stellen als voorheen. Daarom beperken we ons tot de ontwikkeling tot en met 2014.

De provinciale jeugdzorg wordt in 2014 gebruikt door ruim 100.000 jongeren. Vaak gebruiken zij meerdere vormen van jeugdzorg, zodat het aantal gebruikte vormen hoger uitkomt dan het aantal cliënten. Vooral de ambulante jeugdzorg wordt vaak gebruikt (59.000 keer, zie figuur 2). Pleegzorg (21.000), residentiële zorg (11.000) en dagbehandeling (6000) worden veel minder vaak gebruikt. Binnen het gedwongen kader worden 52.000 jongeren geholpen; het grootste deel betreft onder toezichtstelling (OTS).

De groei van de dienstverlening in de (provinciale) jeugdzorg is het sterkst bij ambulante hulp en het gedwongen kader (zie figuur 2). Aan het andere eind van het spectrum staan residentiële zorg en dagbehandeling, die beide een lichte afname laten zien. De trend van extramuralisatie zou verantwoordelijk zijn voor de daling van het gebruik van residentiële zorg (Stevens et al. 2009). De afname van het gebruik van dagbehandeling heeft waarschijnlijk te maken met vermindering van de schooluitval en het overnemen van het behandelen van schooluitvallers door Rebound-voorzieningen (Stevens et al. 2009).

De groei in de dienstverlening is niet eenvoudig te verklaren met het aantal kinderen (component demografie) of aan een verandering in kenmerken die samengaan met opgroei- en opvoedproblemen, zoals een migratieachtergrond of eenoudergezinnen. Uit Sadiraj et al. (2013) blijkt dat op grond van die informatie voor 2001 tot en met 2011 geen toename, maar juist een lichte daling van de dienstverlening had moeten plaatsvinden. In de onderhavige analyse levert de deelname dan ook de grootste bijdrage aan de groei van de dienstverlening (zie figuur 3).

Sadiraj et al. (2013) geven enkele mogelijke verklaringen voor de groei. De visie op opgroei- en opvoedproblemen zou veranderd kunnen zijn, waardoor ouders en de samenleving steeds minder tolereren (Hermanns 2009). Ook is de diagnostiek verbeterd, waardoor soms aandoeningen eerder kunnen worden vastgesteld. Verder zouden beleidswijzigingen een rol kunnen spelen. Tussen 2007 en 2010 was er een aparte programmaminister voor Jeugd en Gezin. De organisatie van en toegang tot de jeugdzorg zijn daarmee doelbewust verbeterd, waardoor een inhaalslag van nog niet vervulde zorgbehoefte mogelijk werd. Een ander voorbeeld is de toegenomen aandacht voor preventieve behandelingen (Bucx en Bot 2012) en een betere samenwerking met het onderwijs (vroegdiagnostiek).

De dienstverlening stijgt onder meer door de invoering van de Wet op de jeugdzorg in 2005, waarmee alle jongeren recht op hulp krijgen. Ook de extra middelen die beschikbaar zijn gesteld ter vermindering van de wachtlijsten in de provinciale jeugdzorg stuwen de dienstverlening op. Aan de provincies zijn ook in 2008 en 2009 extra middelen ter beschikking gesteld om de wachtlijsten te verminderen (TK 2008/2009). In 2010 wordt de decentralisatie van de jeugdzorg aangekondigd door het kabinet-Rutte I. Daarbij wordt gesteld dat het recht op jeugdzorg in combinatie met de inrichting van het systeem te veel vraag veroorzaakte (Van den Berg et al. 2017; TK 2009/2010). Mogelijk is de toelating aangescherpt vooruitlopend op de Hervorming Langdurige Zorg in 2015. Ook lijkt het beleid van intensivering van preventieve jeugdzorg en kwaliteitsverbetering te werken (Van den Berg et al. 2017).

Net als in andere sectoren kan de kwaliteit van de hulp niet in de dienstverlening worden verdisconteerd. Hierover is echter weinig bekend.

Figuur 2Ontwikkelingen in de dienstverlening van (provinciale) jeugdzorg, 1998-2014 (links in absolute aantallen × 1000 en rechts in indexcijfers, 1998 = 100)

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
ambulant 2,3 5,8 6,8 8,1 10,2 12,1 21,8 28,9 32,9 36,7 42,2 46,7 52,9 55,9 57,8 59,8 59,3
dagbehandeling 8,6 7,9 8,0 8,1 8,6 8,9 9,4 9,1 8,7 8,2 8,9 8,4 7,9 7,8 7,6 7,1 6,5
pleegzorg 11,0 11,3 11,3 13,9 13,7 15,3 15,9 17,4 17,3 18,3 17,6 18,9 19,1 19,9 20,5 21,2 21,1
residentieel 13,3 12,6 12,5 12,5 12,5 12,6 11,5 12,0 13,8 12,2 12,6 12,3 12,0 11,8 11,9 11,5 10,8
gedwongen kader 29,2 31,5 33,1 34,5 36,1 38,6 41,9 45,6 49,4 54,6 59,0 60,9 61,4 61,4 59,8 56,9 51,9
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
ambulant 100,0 255,1 298,8 355,1 444,0 526,4 950,7 1263,8 1438,6 1603,5 1842,0 2041,7 2310,1 2439,7 2524,7 2609,6 2591,3
dagbehandeling 100,0 91,7 93,1 94,2 99,5 103,3 109,2 105,5 101,0 94,7 103,6 97,2 91,6 89,8 87,9 82,7 75,2
pleegzorg 100,0 102,0 102,0 126,0 124,3 138,3 144,2 157,4 156,7 165,7 159,5 170,9 173,4 180,6 186,0 192,2 191,3
residentieel 100,0 94,7 94,3 94,3 94,3 95,1 86,7 89,9 103,5 92,0 95,0 92,6 90,5 88,6 89,3 86,8 80,9
gedwongen kader 100,0 107,9 113,4 118,3 123,9 132,4 143,7 156,4 169,2 187,1 202,2 208,8 210,4 210,4 204,9 194,9 177,8

Bron:SCP (DPS)

Uitgaven (provinciale) jeugdzorg stijgen sterk door dienstverlening

De uitgaven aan (provinciale) jeugdzorg vertonen een wisselend beeld. Per saldo groeien de uitgaven tot een niveau dat in 2014 86% hoger ligt dan in 1998. Tussen 2001 en 2005 vertonen de uitgaven echter een daling (figuur 3). De deelname speelt veruit de grootste sturende rol in de groei van de uitgaven: een steeds groter deel van de (ouders en) kinderen maakt gebruik van jeugdzorg (zie ook beschrijving van de dienstverlening. Met de groeiende deelname wordt een uitgavengroei van 57% verklaard. Daarnaast nemen de uitgaven per verleende dienst wat toe. Deze laatste beslaan met 73% een groot deel van de totale uitgaven. Naast de dienstverlening leveren ook de personele uitgaven (loonkosten per uur) een kleine bijdrage aan de uitgavenveranderingen.

Figuur 3Oorzaken van de ontwikkeling van de reële uitgaven aan (provinciale) jeugdzorg, 1998-2014 (in procenten) a, b, c

zorg en ondersteuning 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 0 5,18 9,33 18,49 30,76 39,07 40 41,63 42,71 47,73 52,51 60,51 64,57 68,36 79,74 79,82 80,7
demografie 0 1,1 2,35 3,65 4,86 5,92 7,13 8,74 10,24 11,88 13,73 15,67 17,86 20,02 22 23,93 26,04
deelname 0 1,49 2,79 9,01 14,73 19,89 21,21 22,93 27,71 28,65 30,02 32,69 32,94 37,26 37,75 36,87 34,36
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 0,41 0,77 2,03 3,7 3,25 1,99 -0,29 -3,2 -2,38 -2,51 -1,05 -1,27 -2,35 -0,45 -1,84 -1,53
personeel per verleende dienst 0 -0,16 0,39 -2,28 -2,69 -2,25 -3,44 -6,05 -10,38 -12,71 -13,53 -14,19 -14,13 -16,65 -15,72 -17,1 -18,37
loonkosten per uur 0 2,32 2,8 5,15 7,72 8,68 9,77 13,84 18,29 22,28 24,44 25,25 26,08 28,34 30,19 33,63 36,62
groei-op-groei 0 0,02 0,22 0,93 2,44 3,59 3,34 2,46 0,05 0,02 0,37 2,14 3,09 1,75 5,98 4,33 3,58
verpleging en verzorging 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 0 3,82 8,05 18,28 31,84 40,38 39,67 40,78 40,8 44,82 48,39 50,54 53,48 57,43 66,72 68,2 67,38
demografie 0 1,46 3,12 4,77 6,32 7,75 9,55 12,11 14,59 17,24 20,12 23,07 26,48 29,97 33,21 36,37 39,81
deelname 0 -0,44 0,5 5,56 8,93 12,74 13,01 13,53 17,29 17,73 15,87 16,52 14,75 16,59 16,58 16,01 13,47
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 0,48 0,89 3,09 5,84 5,5 3,2 -0,24 -4,22 -3,47 -3,6 -2,84 -2,96 -4,12 -2,73 -4,14 -4,3
personeel per verleende dienst 0 0,68 1,19 -1,91 -1,85 -1,5 -2,69 -5,89 -10,65 -15,42 -15,77 -17,47 -16,53 -17,86 -17,04 -18,42 -20,46
loonkosten per uur 0 1,7 2,26 5,44 9,26 11,29 12,88 19,52 25,49 32,56 35,81 35,39 34,9 36,93 37,79 41,66 45,2
groei-op-groei 0 -0,07 0,1 1,32 3,33 4,59 3,71 1,75 -1,69 -3,81 -4,04 -4,13 -3,16 -4,07 -1,09 -3,29 -6,33
gehandicaptenzorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 0 5,95 8,58 15,04 30,19 40,32 45,71 49,18 52 58,01 67,24 82,35 88,34 93,21 110,4 108,04 112,89
demografie 0 0,52 1,15 1,91 2,58 3,07 3,46 3,77 3,98 4,27 4,74 5,34 5,93 6,32 6,63 6,92 7,28
deelname 0 6 7,8 16,92 28,08 35,9 38,98 41,98 47,67 49,64 57,09 64,62 67,37 80,43 82,91 82,42 82,14
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 -0,25 -0,26 -1,25 -0,63 -0,83 0,65 1,15 0,52 1,37 2,12 4,59 4,6 3,03 6,09 4,19 5,25
personeel per verleende dienst 0 -2,62 -2,34 -4,72 -5,12 -3,8 -4,68 -5,74 -9,31 -7,49 -8,87 -8,91 -9,76 -14,87 -13,49 -15,38 -15,56
loonkosten per uur 0 2,38 2,24 2,68 5,18 5 5,77 6,44 9,06 8,37 9,78 11,18 13,51 16,24 19,33 23,12 25,04
groei-op-groei 0 -0,09 -0,01 -0,5 0,09 0,98 1,53 1,58 0,08 1,85 2,39 5,54 6,68 2,05 8,93 6,78 8,74
(provinciale) jeugdzorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 0 13,55 22,78 33,5 24,04 23,39 20,92 19,7 22,98 32,44 30,18 59,4 65,35 63,72 70,11 67,88 67,64
demografie 0 0,86 1,69 2,6 3,5 4,2 4,42 4,31 3,95 3,57 3,41 3,29 2,93 2,46 1,93 1,37 0,9
deelname 0 -0,33 1,71 6,15 10,62 17,03 20,84 28,59 39,45 41,41 51 55,68 68,95 66,08 66,86 64,07 55,95
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 2,94 4,06 4,68 1,14 -0,74 -2,1 -3,81 -5,04 -3,8 -6,97 -2,98 -4,63 -3,76 -1,77 -0,91 0,82
personeel per verleende dienst 0 5,95 9,71 12,87 6,47 2,48 -0,5 -4,39 -7,02 -2,88 -4,99 5,99 1,85 -1,06 -3,11 -2,06 -2,05
loonkosten per uur 0 3,79 4,41 4,36 0,74 -0,47 -1,52 -2,66 -3,35 -2,93 -4,85 -3,43 -1,88 1,22 5,25 4,09 8,05
groei-op-groei 0 0,34 1,2 2,85 1,58 0,89 -0,22 -2,34 -5 -2,93 -7,43 0,85 -1,87 -1,22 0,97 1,32 3,97

aDe groei van de afzonderlijke componenten telt niet exact op tot de totale groei van de uitgaven. Dit komt door de berekeningswijze (zie Opzet en aanpak). Het verschil wordt hier weergegeven door de component ‘groei-op-groei’.

bDe gele en oranje staven (demografie en deelname) vormen samen de groei van de dienstverlening. De groene (niet-personele uitgaven) en de blauwe staven (personele uitgaven) geven opgeteld de groei weer door veranderingen in de uitgaven per verleende dienst.

cDe gearceerde staven zijn gebaseerd op geschatte gegevens van de personele inzet en de personele uitgaven.

Bron:SCP (DPS)

Uitgavengroei (provinciale) jeugdzorg stagneert na 2012

De uitgaven stijgen over de hele periode veel minder gelijkmatig dan de dienstverlening. De reële uitgavengroei is in een aantal perioden onder te verdelen. Tot 2001 was er een sterke toename van de uitgaven, en in de jaren tussen 2001 en 2005 is er een zekere stabilisatie. Voor deze periode zijn de gegevens over de personele inzet en de uitsplitsing van de uitgaven naar personele en niet-personele uitgaven geschat. De achtergrond van de uitgavenontwikkelingen is daardoor lastig te achterhalen. Van 2005 tot 2012 is er vrijwel steeds flinke groei; tussen 2012 en 2014 is het niveau stabiel.

Tussen 1998 en 2001 groeien de uitgaven flink door meerdere factoren

Tussen 1998 en 2001 groeien de uitgaven sterk. De dienstverlening (deelname) groeit wel, maar veel minder snel dan de uitgaven: de uitgaven per gewogen cliënt nemen dus sterk toe. Mogelijk heeft de uitbouw van de Bureaus Jeugdzorg (begonnen halverwege de jaren negentig) hiermee te maken. Ook heeft, net zoals bij de andere voorzieningen in de sector zorg en ondersteuning, het gunstige economische klimaat de uitgavenstijging mogelijk gemaakt. In deze periode heeft het kabinet extra middelen vrijgemaakt voor de jeugdzorg (TK 1997/1998; 1999/2000). Zoals gezegd is voor deze periode het onderscheiden van de personele componenten niet mogelijk.

Afname uitgaven gevolgd door stabilisatie tussen 2001 en 2005

Van 2001 tot en met 2004 nemen de uitgaven af en stabiliseren dan tot 2005. Opmerkelijk genoeg gebeurt dit terwijl de deelname (en daarmee de dienstverlening) met gemiddeld 5% per jaar stijgt. Verdere duiding is door ontbreken van gegevens hier niet mogelijk.

Sterke groei tussen 2005 en 2012: vooral door meer dienstverlening

In de volgende periode, 2005 tot en met 2012, is er een snelle groei van de reële uitgaven, vooral in de jaren 2008 en 2009. De dienstverlening stijgt minder snel dan voorheen bij een afname van de omvang van de doelgroep: het aantal kinderen neemt af. De deelname neemt echter nog steeds toe. Dit zal onder meer te maken hebben met de invoering van de Wet op de jeugdzorg in 2005, en de extra middelen die in 2006, 2008 en 2009 beschikbaar zijn gesteld (zie de beschrijving van de dienstverlening). Deze zaken kunnen de snelle stijging in 2008 en 2009 slechts voor een deel verklaren. In die periode speelt een snelle groei in de personele inzet per verleende dienst.

Na 2012: lichte afname van de uitgaven bij dalende dienstverlening

Het beeld van de uitgaven tussen 2012 en 2014 is relatief rustig. De uitgaven dalen licht, vooral doordat de dienstverlening afneemt: de deelname daalt. Vooral de dienstverlening van de intensieve vormen van zorg (residentiële zorg, ondertoezichtstelling, reclassering en jeugdzorg-plus) nemen in deze periode af (zie figuur 2). Dit kunnen veranderingen zijn die vooruitlopen op de decentralisatie die in 2015 heeft plaatsgevonden (Van den Berg et al. 2017; TK 2009/2010). Ook lijkt de inzet op preventie zijn vruchten af te werpen (Van den Berg et al. 2017). Het CBS constateert echter nog steeds een toename van het zorggebruik, en vooral van de zwaardere zorgvormen (CBS 2018). Stijgende niet-personele uitgaven en stijgende loonkosten per uur zorgen ervoor dat de uitgaven veel minder snel dalen.

Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Bucx, F. en S. Bot (2012). Opvoeding van kinderen: wiens zorg? In: V. Veldheer, J.-J. Jonker, L. van Noije en C. Vrooman (red.), Een beroep op de burger: minder verzorgingsstaat, meer eigen verantwoordelijkheid? Sociaal en Cultureel Rapport 2012 (p. 32-49) . Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2012-31).

CBS (2015). Jongeren in provinciaal-gefinancierde jeugdzorg; zorgvormen 2011-2014. Geraadpleegd op 25 januari 2018 via http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?VW=D&DM=SLNL&PA=82355ned&D1=0&D2=0&D3=0&D4=0&D5=0&D6=a&HD=180125-1519&HDR=G5,T&STB=G1,G2,G3,G4.

CBS (2017). Zorguitgaven; aanbieders van zorg en financieringsbron, 1998-2016. Geraadpleegd op 30 maart 2018 via https://opendata.cbs.nl/dataportaal/#/CBS/nl/dataset/83039NED/table?ts=1522410235301.

CBS (2018). Jongeren met meerdere vormen van jeugdzorg; kenmerken, (jeugdzorg)regio. Geraadpleegd op 22 juni 2018 via https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/82965NED/table?ts=1529672422740.

Berg, Gert van den, Willeke Daamen, Anne Addink, Wim Gorissen en Caroline Vink (2017). Wacht maar. Onderzoek naar wachttijden en wachtlijsten in jeugdzorg en jeugdhulp. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut.

Hermanns, J. (2009). Het opvoeden verleerd. Amsterdam: Vossiuspers, UvA.

Sadiraj, Klarita, Michiel Ras, Lisa Putman en Jedid-Jah Jonker (2013). Groeit de jeugdzorg door? Het beroep op de voorzieningen. Realisatie 2001-2011 en raming 2011-2017 . Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2013-34).

Stevens, John, Evert Pommer, Hetty van Kempen, Elke Zeijl, Isolde Woittiez, Klarita Sadiraj, Rob Gilsing en Saskia Keuzenkamp (2009). De jeugd een zorg. Ramings- en verdeelmodel jeugdzorg 2007. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2009-4).

TK (1997/1998). Kabinetsformatie 1998. Brief van de formateur van3 augustus 1998. Tweede Kamer, vergaderjaar 1997/1998, 26024, nr. 10.

TK (1999/2000). Miljoenennota. (Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën). Tweede Kamer, vergaderjaar 1999/2000, 26800, nr. 1/2.

TK (2008/2009). Jeugdzorg. Brief van de minister voor Jeugd en Gezin van 25 augustus 1998. Tweede Kamer, vergaderjaar 2008/2009, 31839, nr. 11.

TK (2009/2010). Vrijheid en verantwoordelijkheid. Regeerakkoord VVD-CDA. Tweede Kamer, vergaderjaar 2009/2010, 32417, nr. 1.

Noten

Het relevante intramurale gedeelte van de Awbz blijft hier buiten en valt nu onder de Wlz.