Zorg en ondersteuningOpmerking

De gegevens over 2015 sluiten niet goed aan bij de eerdere gegevens over deze sector. Daarom beperken we ons tot de ontwikkeling tot en met 2014. In het overzicht in onder meer Laag 1 Publieke sector van deze studie worden voor de sector zorg en ondersteuning wel cijfers over 2015 gepresenteerd om een volledig beeld voor dat jaar te schetsen. Hiervoor zijn de geregistreerde uitgaven en personele inzet aangevuld met schattingen van de dienstverlening. Deze worden hier niet besproken, omdat ze op dit niveau te weinig betrouwbaar zijn.

  • De drie voorzieningen uit de sector zorg en ondersteuning nemen in 2014 23% van de uitgaven en 28% van het personeel van de onderzochte publieke voorzieningen in beslag.
  • De uitgaven in de sector zorg en ondersteuning stijgen in 1998 tot en met 2014 met 81%. De uitgaven stijgen bij verpleging en verzorging wat minder snel dan gemiddeld en bij gehandicaptenzorg juist sneller.
  • De uitgavengroei komt voor het grootste deel door een toename van de dienstverlening (69%).
  • Bij verpleging en verzorging stijgt de dienstverlening vooral door de vergrijzing, bij gehandicaptenzorg en (provinciale) jeugdzorg stijgt vooral de dienstverlening binnen leeftijdsgroepen.
  • De uitgaven per verleende dienst stijgen gemiddeld met 7%; fors minder dan het gemiddelde binnen de publieke sector (26%).

Kader 1.1Kerncijfers zorg en ondersteuning

Onder de sector zorg en ondersteuning vallen in dit rapport de verpleging en verzorging, gehandicaptenzorg en (provinciale) jeugdzorg. In 2014 beslaan de uitgaven aan zorg en ondersteuning 28,7 miljard euro (in prijzen van 2015), ofwel 23% van de uitgaven aan de publieke sector. In 2014 zijn er binnen de sector zorg en ondersteuning bijna 363.000 arbeidsjaren. Dit is 28% van het personeel in de publiekesectorvoorzieningen die we hier bestuderen.

In 2014 maakten naar schatting 650.000 mensen gebruik van verpleging en verzorging. Ruim 175.000 mensen maken in 2014 gebruik van gehandicaptenzorg en ruim 100.000 jongeren gebruikten (provinciale) jeugdzorg.

In 2015 is met de Herziening Langdurige Zorg een deel van de zorg en ondersteuning gedecentraliseerd naar de gemeenten (Wmo 2015 en Jeugdwet). De gegevens over 2015 sluiten daardoor niet goed aan bij de eerdere gegevens over deze sector. Daarom beperken we ons tot de ontwikkelingen tot en met 2014.

Bron:SCP (DPS)

In dit hoofdstuk bespreken we een aantal voorzieningen uit de sector zorg en ondersteuning. Hiermee wil de overheid mensen met (gezondheids)beperkingen ondersteunen en hun maatschappelijke participatie bevorderen. We kijken naar verpleging en verzorging, gehandicaptenzorg en (provinciale) jeugdzorg.noot 1 Voor andere voorzieningen die in eerdere rapporten (zie o.a. Kuhry en Van der Torre 2002; Pommer en Eggink 2010) wel werden bestudeerd, zijn onvoldoende consistente gegevens beschikbaar voor de onderzoeksperiode 1998 tot en met 2014. Het betreft het beleid en beheer van de zorgsector, en de hulpmiddelen en woon- en vervoersvoorzieningen.noot 2

In 2015 vond de Hervorming Langdurige Zorg plaats. Hierbij zijn de verpleging en verzorging, gehandicaptenzorg en de jeugdzorg gedecentraliseerd naar de gemeenten. Deze voorzieningen vallen nu onder de Wmo 2015, de Zvw en de Jeugdwet. Als gevolg van de decentralisaties zijn voor alle drie de voorzieningen de gegevens vanaf 2015 niet vergelijkbaar met de periode daarvoor. Dit geldt vooral voor de meting van de dienstverlening. Daarom beperken we ons in dit hoofdstuk tot de periode van 1998 tot en met 2014.noot 3

In 2014 beslaan de uitgaven aan de sector zorg en ondersteuning ruim 28,6 miljard euro. De uitgaven aan verpleging en verzorging nemen 59% hiervan in beslag (zie figuur 1). De gehandicaptenzorg neemt 34% van de uitgaven in beslag en de (provinciale) jeugdzorg de resterende 7%. Het gaat hier vooral om uitgaven gefinancierd door de overheid, en vooral via de Awbz (CBS 2017). Eigen bijdragen van gebruikers vormen slechts een klein deel van de financiering in deze sector: voor de onderzochte voorzieningen tezamen is dat 8%. In individuele gevallen, vooral bij instellingszorg, zijn de eigen bijdragen soms wel groot. De (provinciale) jeugdzorg wordt geheel door de overheid gefinancierd.

Figuur 1Verdeling van de uitgaven per voorziening binnen de sector zorg en ondersteuning, 2014 (in procenten)

verpleging en verzorging 58,5
gehandicaptenzorg 34,4
(provinciale) jeugdzorg 7,1

Bron:SCP (DPS)

Personele inzet groeit minder dan dienstverlening en uitgaven

De uitgaven aan de voorzieningen in de sector zorg en ondersteuning nemen tussen 1998 en 2014 toe met 81% (zie figuur 2). Deze groei volgt grotendeels de ontwikkelingen in de dienstverlening van de drie voorzieningen tezamen. Bij de meting van de dienstverlening is overigens rekening gehouden met de zorgzwaarte, ofwel de hulpbehoefte van de cliënten (CBS 2016b; Chessa 2007). De dienstverlening in deze sector neemt onder meer toe door de vergrijzing (vooral verpleging en verzorging), maar ook doordat de maatschappij steeds meer vraagt om participatie voor iedereen, wat de noodzaak voor extra ondersteuning met zich meebrengt (zie bv. Sadiraj et al. 2013; VWS 2012; Woittiez et al. 2014).

Per saldo komt de groei in de dienstverlening tussen 1998 en 2014 uit op 69%. De inzet van personeel blijft vanaf 2004 steeds verder achter bij zowel de groei van de dienstverlening als van de uitgaven. De personeelsinzet groeit met een kleine 20%. Overigens geldt ook voor alle drie de onderzochte voorzieningen afzonderlijk dat de personeelsinzet achterblijft bij de groei in de dienstverlening. Dit kan een oorzaak zijn van de problemen met hoge werkdruk in deze sector (CBS 2016a; VWS 2018). Het lijkt erop dat de economische groei in de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw het vrijmaken van extra middelen mogelijk heeft gemaakt, die vooral lijken te zijn besteed aan extra personeel: de loonkosten per uur nemen toe. De inzet van personeel blijft echter achter bij de groeiende uitgaven. Zie verder achtergronden van de ontwikkelingen.

Figuur 2Reële uitgaven, arbeidsjaren en dienstverlening van de sector zorg en ondersteuning, 1998-2014 (in indexcijfers, 1998 = 100) a

zorg en ondersteuning 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 100 105,2 109,3 118,5 130,8 139,1 140 141,6 142,7 147,7 152,5 160,5 164,6 168,4 179,7 179,8 180,7
arbeidsjaren 100 103,5 107,4 111,1 117,5 124,9 125,6 124,4 122,4 120,4 122,2 126,4 129,9 130,9 136,1 134,1 130,9
dienstverlening 100 102,6 105,2 113 120,3 127 129,9 133,7 140,8 143,9 147,9 153,5 156,7 164,7 168,1 169,6 169,3
verpleging en verzorging 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 100 103,8 108,1 118,3 131,8 140,4 139,7 140,8 140,8 144,8 148,4 150,5 153,5 157,4 166,7 168,2 167,4
arbeidsjaren 100 103,1 106,9 109,3 114,6 120,8 121,1 118,9 116,6 110,6 110,9 111,8 115,8 118,2 123,2 122,6 118,4
dienstverlening 100 101 103,6 110,6 115,8 121,5 123,8 127,3 134,4 138 139,2 143,4 145,1 151,5 155,3 158,2 158,6
gehandicaptenzorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 100 106 108,6 115 130,2 140,3 145,7 149,2 152 158 167,2 182,3 188,3 193,2 210,4 208 212,9
arbeidsjaren 100 103,7 107 112,8 123,6 134,5 136,4 137,5 135,3 141,6 146,2 155,2 157,5 156,4 163,2 157,9 157,9
dienstverlening 100 106,6 109 119,1 131,4 140,1 143,8 147,3 153,5 156 164,5 173,4 177,3 191,8 195 195 195,4
(provinciale) jeugdzorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 100 113,5 122,8 133,5 124 123,4 120,9 119,7 123 132,4 130,2 159,4 165,4 163,7 170,1 167,9 167,6
arbeidsjaren 100 109,9 118,9 129,9 126,5 128 127,3 128,1 133,2 143 148 178,3 183,9 173,3 168,7 167,6 158,7
dienstverlening 100 100,5 103,4 108,9 114,5 121,9 126,2 134,1 145 146,5 156,2 160,8 173,9 170,2 170,1 166,3 157,4

aDe dienstverlening van de sector zorg en ondersteuning is een gewogen index van de dienstverlening van de verschillende voorzieningen in deze sector.

Bron:SCP (DPS)

Uitgaven groeien vooral door meer dienstverlening

De dienstverlening van de sector zorg en ondersteuning is met 69% fors toegenomen tussen 1998 en 2014 (zie figuur 3). Ongeveer de helft van deze groei is toe te wijzen aan de demografische component: vooral ouderen gebruiken verpleging en verzorging (de grootste voorziening binnen de sector) en deze groep neemt in omvang snel toe. Aan de andere kant neemt de doelgroep van de jeugdzorg (het aantal jongeren) juist nauwelijks toe, wat de demografische component voor de sector zorg en ondersteuning als geheel weer wat dempt. Maar ook de deelname neemt toe: een steeds groter deel van de relevante bevolking maakt gebruik van zorg en ondersteuning. Dit geldt vooral voor de gehandicaptenzorg en de (provinciale) jeugdzorg. De samenleving wordt complexer, waardoor meer mensen met een handicap zorg nodig hebben, en het zorgsysteem heeft die groei gefaciliteerd (zie bv. Woittiez et al. 2014). Ook bij de (provinciale) jeugdzorg zijn er geen aanwijzingen dat de groei van de dienstverlening toe te rekenen is aan demografische kenmerken: het gaat om een toenemende deelname (zie bv. Sadiraj et al. 2013).

De uitgaven nemen met ruim 80% wat sneller toe dan de dienstverlening, door een toename van de uitgaven per verleende dienst. Vooral de personele uitgaven per verleende dienst nemen toe; de niet-personele uitgaven veranderen niet veel. Er wordt steeds minder, maar wel hoger opgeleid of hoger ingeschaald personeel ingezet. Daarnaast stijgen de cao-lonen in de zorg met ongeveer 5%.noot 4 Ook de vergrijzing van het personeel kan hiervan een oorzaak zijn (zie bv. Vandermeulen et al. 2012). De inzet van personeel blijft achter bij de toenemende dienstverlening. Hierbij kunnen verschillende oorzaken een rol spelen. Het kan gaan om een verandering in de werkwijze (bv. ‘minder handen aan het bed’, of minder overheadkosten) die daadwerkelijk de arbeidsproductiviteit doen stijgen. Ook kan het zijn dat banen onvervuld blijven door personeelstekorten (zie bv. Eggink et al. 2010). Tot slot kan onze wijze van meting van de dienstverlening bij verpleging en verzorging en gehandicaptenzorg een rol spelen: ook zorg die via een pgb wordt bekostigd, wordt namelijk bij de dienstverlening en de uitgaven meegeteld. Maar deze zorg wordt deels door informele of particuliere hulp geleverd, en dit komt niet tot uitdrukking in de personeelsinzet. Het aantal pgb’s en de uitgaven daaraan groeien flink (zie bv. Jeurissen et al. 2018; Sadiraj et al. 2011). Ook zijn vanaf 2007 – vooral bij de verpleging en verzorging – alfahulpen ingezet, die niet in dienst zijn van de instellingen (Vandermeulen et al. 2012). Hun salarissen worden niet in de personele lasten opgenomen, maar als inhuur in de niet-personele lasten. Ook bij de personele inzet worden zij niet meegerekend. Hierdoor worden de inzet van personeel en de bijbehorende uitgaven onderschat.

Figuur 3Oorzaken van de ontwikkeling van de reële uitgaven aan de sector zorg en ondersteuning, 1998-2014 (in procenten) a, b

zorg en ondersteuning 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 0 5,18 9,33 18,49 30,76 39,07 40 41,63 42,71 47,73 52,51 60,51 64,57 68,36 79,74 79,82 80,7
demografie 0 1,1 2,35 3,65 4,86 5,92 7,13 8,74 10,24 11,88 13,73 15,67 17,86 20,02 22 23,93 26,04
deelname 0 1,49 2,79 9,01 14,73 19,89 21,21 22,93 27,71 28,65 30,02 32,69 32,94 37,26 37,75 36,87 34,36
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 0,41 0,77 2,03 3,7 3,25 1,99 -0,29 -3,2 -2,38 -2,51 -1,05 -1,27 -2,35 -0,45 -1,84 -1,53
personeel per verleende dienst 0 -0,16 0,39 -2,28 -2,69 -2,25 -3,44 -6,05 -10,38 -12,71 -13,53 -14,19 -14,13 -16,65 -15,72 -17,1 -18,37
loonkosten per uur 0 2,32 2,8 5,15 7,72 8,68 9,77 13,84 18,29 22,28 24,44 25,25 26,08 28,34 30,19 33,63 36,62
groei-op-groei 0 0,02 0,22 0,93 2,44 3,59 3,34 2,46 0,05 0,02 0,37 2,14 3,09 1,75 5,98 4,33 3,58
verpleging en verzorging 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 0 3,82 8,05 18,28 31,84 40,38 39,67 40,78 40,8 44,82 48,39 50,54 53,48 57,43 66,72 68,2 67,38
demografie 0 1,46 3,12 4,77 6,32 7,75 9,55 12,11 14,59 17,24 20,12 23,07 26,48 29,97 33,21 36,37 39,81
deelname 0 -0,44 0,5 5,56 8,93 12,74 13,01 13,53 17,29 17,73 15,87 16,52 14,75 16,59 16,58 16,01 13,47
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 0,48 0,89 3,09 5,84 5,5 3,2 -0,24 -4,22 -3,47 -3,6 -2,84 -2,96 -4,12 -2,73 -4,14 -4,3
personeel per verleende dienst 0 0,68 1,19 -1,91 -1,85 -1,5 -2,69 -5,89 -10,65 -15,42 -15,77 -17,47 -16,53 -17,86 -17,04 -18,42 -20,46
loonkosten per uur 0 1,7 2,26 5,44 9,26 11,29 12,88 19,52 25,49 32,56 35,81 35,39 34,9 36,93 37,79 41,66 45,2
groei-op-groei 0 -0,07 0,1 1,32 3,33 4,59 3,71 1,75 -1,69 -3,81 -4,04 -4,13 -3,16 -4,07 -1,09 -3,29 -6,33
gehandicaptenzorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 0 5,95 8,58 15,04 30,19 40,32 45,71 49,18 52 58,01 67,24 82,35 88,34 93,21 110,4 108,04 112,89
demografie 0 0,52 1,15 1,91 2,58 3,07 3,46 3,77 3,98 4,27 4,74 5,34 5,93 6,32 6,63 6,92 7,28
deelname 0 6 7,8 16,92 28,08 35,9 38,98 41,98 47,67 49,64 57,09 64,62 67,37 80,43 82,91 82,42 82,14
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 -0,25 -0,26 -1,25 -0,63 -0,83 0,65 1,15 0,52 1,37 2,12 4,59 4,6 3,03 6,09 4,19 5,25
personeel per verleende dienst 0 -2,62 -2,34 -4,72 -5,12 -3,8 -4,68 -5,74 -9,31 -7,49 -8,87 -8,91 -9,76 -14,87 -13,49 -15,38 -15,56
loonkosten per uur 0 2,38 2,24 2,68 5,18 5 5,77 6,44 9,06 8,37 9,78 11,18 13,51 16,24 19,33 23,12 25,04
groei-op-groei 0 -0,09 -0,01 -0,5 0,09 0,98 1,53 1,58 0,08 1,85 2,39 5,54 6,68 2,05 8,93 6,78 8,74
(provinciale) jeugdzorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 0 13,55 22,78 33,5 24,04 23,39 20,92 19,7 22,98 32,44 30,18 59,4 65,35 63,72 70,11 67,88 67,64
demografie 0 0,86 1,69 2,6 3,5 4,2 4,42 4,31 3,95 3,57 3,41 3,29 2,93 2,46 1,93 1,37 0,9
deelname 0 -0,33 1,71 6,15 10,62 17,03 20,84 28,59 39,45 41,41 51 55,68 68,95 66,08 66,86 64,07 55,95
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 2,94 4,06 4,68 1,14 -0,74 -2,1 -3,81 -5,04 -3,8 -6,97 -2,98 -4,63 -3,76 -1,77 -0,91 0,82
personeel per verleende dienst 0 5,95 9,71 12,87 6,47 2,48 -0,5 -4,39 -7,02 -2,88 -4,99 5,99 1,85 -1,06 -3,11 -2,06 -2,05
loonkosten per uur 0 3,79 4,41 4,36 0,74 -0,47 -1,52 -2,66 -3,35 -2,93 -4,85 -3,43 -1,88 1,22 5,25 4,09 8,05
groei-op-groei 0 0,34 1,2 2,85 1,58 0,89 -0,22 -2,34 -5 -2,93 -7,43 0,85 -1,87 -1,22 0,97 1,32 3,97

aDe groei van de afzonderlijke componenten telt niet exact op tot de totale groei van de uitgaven. Dit komt door de berekeningswijze (zie Opzet en aanpak). Het verschil wordt hier weergegeven door de component ‘groei-op-groei’.

bDe gele en oranje staven (demografie en deelname) vormen samen de groei van de dienstverlening. De groene (niet-personele uitgaven) en de blauwe staven (personele uitgaven) geven opgeteld de groei weer door veranderingen in de uitgaven per verleende dienst.

Bron:SCP (DPS)

Sterke uitgavengroei tot 2003, stabilisatie vanaf 2012

De reële uitgaven in de zorg en ondersteuning nemen over de gehele periode toe, behalve in de laatste paar jaar.

Groei in de uitgaven en dienstverlening tot 2003

Vooral vóór 2003 is de uitgavengroei sterk. Het beleid wilde met ‘boter bij de vis’-regeling de wachtlijsten wegwerken (VWS 2001). Hiertoe moest de dienstverlening (deelname) groeien. De uitgaven per verleende dienst nemen matig toe. Hier spelen vooral loonkostenstijgingen en de toename van de niet-personele uitgaven een rol. In deze periode stijgt de personele inzet min of meer mee met de dienstverlening.

Gematigde groei in uitgaven tussen 2003 en 2007 door budgettering

In de periode tussen 2003 en 2007 stijgen de uitgaven en de dienstverlening gematigder. Dit heeft deels te maken met het herinvoeren van de budgettering in de Awbz nadat de ‘boter bij de vis’-regeling is stopgezet (zie bv. VWS 2001). De uitgaven per verleende dienst nemen zelfs wat af, door een stijgende arbeidsproductiviteit. Dit compenseert de stijging van de loonkosten per uur, die iets forser is dan in de periode voor 2003.

Uitgaven groeien sterker tussen 2007 en 2012 door meer dienstverlening en personeel

Tussen 2007 en 2012 groeit de dienstverlening nog steeds, en nemen de uitgaven per gebruiker weer wat toe. De inzet van personeel groeit wat sterker. Ook de niet-personele uitgaven per verleende dienst dalen niet langer. Al met al nemen de uitgaven sterker toe dan in de voorgaande periode.

Uitgaven stabiliseren vanaf 2012

Vanaf 2012 komt de uitgavengroei tot stilstand. Dit heeft te maken met een stagnatie in de groei van de dienstverlening in alle drie de voorzieningen. Dit kan te maken hebben met de verdergaande extramuralisatie en mogelijk met de aankondiging van de decentralisaties die in 2015 moesten gaan plaatsvinden. Zo zet bij de verpleging en verzorging de vergrijzing door, maar daalt vanaf 2012 de deelname. Bij de gehandicaptenzorg is het volume van de dienstverlening stabiel en bij de (provinciale) jeugdzorg daalt de dienstverlening zelfs door de afnemende deelname. De personele inzet neemt nog steeds minder snel toe dan de dienstverlening en de loonkosten per uur blijven stijgen.

Verschillen tussen voorzieningen

Hoewel alle drie de voorzieningen te maken hebben met groeiende dienstverlening, groeiende uitgaven en groeiende uitgaven per verleende dienst, verschilt de mate waarin. De gehandicaptenzorg groeit het snelst in uitgaven: een ruime verdubbeling (zie figuur 4). De uitgaven aan (provinciale) jeugdzorg en verpleging en verzorging groeien minder snel met respectievelijk 68% en 67%. Ook de dienstverlening groeit het snelst bij de gehandicaptenzorg (95%). De dienstverlening bij (provinciale) jeugdzorg en bij verpleging en verzorging groeien beide met ruim de helft. De uitgaven per verleende dienst in de drie voorzieningen nemen toe met 6 á 9%. Overigens moet worden opgemerkt dat de voorzieningen voor verpleging en verzorging meer dan de helft van de uitgaven innemen en de totale ontwikkelingen dus sterk sturen.

Figuur 4Aandeel van de totale uitgaven aan de sector zorg en ondersteuning in 2014, ontwikkeling uitgaven, dienstverlening en uitgaven per verleende dienst, 1998‍-2014 (in procenten)

uitgaven 2014 ontwikkeling uitgaven ontwikkeling dienstverlening ontwikkeling uitgaven per verleende dienst
zorg en ondersteuning 80,7 69,3 6,7
verpleging en verzorging 16,8 67,4 58,6 5,5
gehandicaptenzorg 9,9 112,9 95,4 9
(provinciale) jeugdzorg 2 67,6 57,4 6,5

Bron:SCP (DPS)

De uitgavengroei in alle drie de voorzieningen wordt dus voor een groot deel gestuurd door de groeiende dienstverlening (zie ook figuur 5).

Groei uitgaven verpleging en verzorging vooral door vergrijzing

Bij de verpleging en verzorging wordt de uitgavengroei vooral veroorzaakt door de vergrijzing (component demografie), en is de groei in de deelname bescheiden. De loonkosten per uur nemen wel sterker toe dan in beide andere voorzieningen. De arbeidsproductiviteit neemt toe: de afname van de inzet van personeel per verleende dienst compenseert de stijging van de loonkosten per uur. Zie verder Verpleging en verzorging.

Gehandicaptenzorg groeit vooral door stijging deelname

Bij de gehandicaptenzorg worden de uitgaven vooral gestuurd door de deelname. Woittiez et al. (2014) rapporteren dat er geen demografische verklaringen zijn voor de groei in de dienstverlening van (grotendeels verstandelijk) gehandicaptenzorg. Ook hier dempt de stijgende arbeidsproductiviteit de (reëel) stijgende loonkosten per uur, maar de ontwikkelingen zijn wat minder sterk dan bij verpleging en verzorging. In Gehandicaptenzorg wordt dat verder uitgewerkt.

Jeugdzorg groeit ondanks daling aantal jeugdigen

Ook de uitgaven bij de (provinciale) jeugdzorg worden vooral gestuurd door de deelname: een steeds groter deel van de jongeren gebruikt (provinciale) jeugdzorg. De stijging van de loonkosten per uur is bescheiden. Zie verder Provinciale jeugdzorg.

Figuur 5Oorzaken van de ontwikkeling van de reële uitgaven aan de sector zorg en ondersteuning, 2014 ten opzichte van 1998 (in procenten) a, b

reële uitgaven demografie deelname niet-personele uitgaven per verleende dienst personeel per verleende dienst loonkosten per uur groei-op-groei
zorg en ondersteuning 80,7 26,04 34,36 -1,53 -18,37 36,62 3,58
verpleging en verzorging 67,38 39,81 13,47 -4,3 -20,46 45,2 -6,33
gehandicaptenzorg 112,89 7,28 82,14 5,25 -15,56 25,04 8,74
(provinciale) jeugdzorg 67,64 0,9 55,95 0,82 -2,05 8,05 3,97

aDe groei van de afzonderlijke componenten telt niet exact op tot de totale groei van de uitgaven. Dit komt door de berekeningswijze (zie Opzet en aanpak). Het verschil wordt hier weergegeven door de component ‘groei-op-groei’.

bDe gele en oranje staven (demografie en deelname) vormen samen de groei van de dienstverlening. De groene (niet-personele uitgaven) en de blauwe staven (personele uitgaven) geven opgeteld de groei weer door veranderingen in de uitgaven per verleende dienst.

Bron:SCP (DPS)

Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

CBS (2016a). Werknemers in zorg ervaren hoge werkdruk. Geraadpleegd op 13 april 2018 via https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/46/werknemers-in-zorg-ervaren-hoge-werkdruk.

CBS (2016b). Zorguitgaven; in prijzen 2010, volumemutatie-indexcijfers (2010 = 100). Geraadpleegd op 19 juli 2017 via https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83040NED/table?ts=1522745442179.

CBS (2017). Zorguitgaven; aanbieders van zorg en financieringsbron, 1998-2016. Geraadpleegd op 30 maart 2018 via https://opendata.cbs.nl/dataportaal/#/CBS/nl/dataset/83039NED/table?ts=1522410235301.

Chessa, Antonio (2007). Prijs- en volumeindices voor de ouderenzorg: nieuwe methoden en resultaten op basis van NZa-data 1998-2006 . Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Eggink, E., Debbie Oudijk en Isolde Woittiez (2010). Zorgen voor Zorg. Ramingen van de vraag naar personeel in verpleging en verzorging tot 2030 . Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2010-14).

Jeurissen, Patrick, Hans Maarse en Marit Tanke (2018). Betaalbare zorg. Den Haag: Sdu.

Kuhry, B. en A. van der Torre (2002). De vierde sector. Achtergrondstudie quartaire sector

Pommer, Evert en Evelien Eggink (2010). Publieke dienstverlening in perspectief. SCP-memorandum voor de kabinetsformatie 2010. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2010-16).

Sadiraj, Klarita, Debbie Oudijk, Hetty van Kempen en John Stevens (2011). De opmars van het pgb. De ontwikkeling van het persoonsgebonden budget in nationaal en internationaal perspectief. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2011-17).

Vandermeulen, L.J.R., A. Beldman en A.J.J. van der Kwartel (2012). Productiviteitswinst in de Zorg. Who gets what, when and how? Utrecht: Kiwa Prismant.

VWS (2001). Zorgnota 2002. Den Haag: ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

VWS (2012). De zorg: hoeveel extra is het ons waard? Den Haag: ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ( https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2012/06/12/rapport-de-zorg-hoeveel-extra-is-het-ons-waard/rapport-de-zorg-hoeveel-extra-is-het-ons-waard.pdf).

VWS (2018). Werken in de Zorg. Actieprogramma. Den Haag: ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ( https://www.rijksoverheid.nl/documenten/jaarplannen/2018/03/14/actieprogramma-werken-in-de-zorg).

Woittiez, Isolde, Lisa Putman, Evelien Eggink en Michiel Ras (2014). Zorg beter begrepen. Verklaringen voor de groeiende vraag naar zorg voor mensen met een verstandelijke beperking . Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2014-36).

Noten

De jeugd-ggz blijft hier buiten beschouwing. Er zijn onvoldoende gegevens voorhanden om de uitgaven, het personeel en de dienstverlening van jeugd-ggz af te splitsen van de totale ggz. De ggz wordt verder besproken bij de curatieve zorg (hoofdstuk Curatieve zorg).

De uitvoeringskosten van de zorgverzekeraars, de uitvoeringsorganisaties van de zorgverzekering en de Wlz/Awbz, de overheid, en fondsen op het terrein van de zorg.

Deze informatie is geschat voor de presentatie van de sector zorg en ondersteuning als geheel.

We merken hier op dat de personele inzet en personele uitgaven voor de jeugdzorg voor de periode 1998 tot en met 2005 zijn geschat. Omdat de jeugdzorg maar een klein deel van het personeel in deze sector voor zijn rekening neemt (in 2014 4% van de arbeidsjaren), verstoort dit de conclusies echter niet.