GehandicaptenzorgOpmerking
- De uitgaven voor gehandicaptenzorg stegen tussen 1998 en 2014 met 113%, dat is sneller dan gemiddeld in deze sector.
- Ook de dienstverlening steeg snel, met in totaal 95%. Dit komt niet door de groei van de bevolking, maar doordat er per hoofd van de bevolking meer zorg wordt gebruikt.
- Per verleende dienst nemen de uitgaven met 9% toe, vooral door groeiende personele uitgaven, maar ook groeiende niet-personele uitgaven spelen een rol.
Kader 3.1Kerncijfers gehandicaptenzorg
In 2014 gebruiken naar schatting 175.000 mensen gehandicaptenzorg (81.000 intramuraal en 94.000 extramuraal). De totale uitgaven hiervoor bedragen 9,8 miljard euro, ofwel 34% van de geanalyseerde voorzieningen uit de sector zorg en ondersteuning. Het betreft voor ongeveer 70% personele uitgaven. Er zijn bijna 123.000 arbeidsjaren (op voltijdsbasis, 34% van de sector zorg en ondersteuning).
Door de decentralisaties in het kader van de Hervorming Langdurige Zorg in 2015 sluiten de beschikbare gegevens niet goed aan op de hier beschreven periode. Daarom beperken we ons tot de jaren 1998 tot en met 2014.
Bron:SCP (DPS), VWS (2018)
Tot de gehandicaptenzorg rekenen we alle zorg die wordt geleverd aan personen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking. Tot en met 2014 viel dit onder de Awbz (incl. pgb’s) en de Wmo 2007 (huishoudelijke hulp). Deze zorg wordt geïndiceerd door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), bijvoorbeeld zorg in een instelling voor mensen met een zware beperking, of ambulante begeleiding. Mensen met een verstandelijke beperking vormen de grootste gebruikersgroep in de gehandicaptenzorg; in 2011 betrof het 78% van de cliënten (Van der Kwartel 2013). De uitgaven worden vooral gefinancierd via (Awbz-)premies, een bijdrage van het rijk en eigen betalingen. De overheid dekt 7% van de uitgaven, de Awbz 87% en de eigen betalingen dekken 8% (CBS 2017d).
Sinds 2015 is lichtere gehandicaptenzorg gedecentraliseerd naar de gemeenten via de Jeugdwet, de Wmo en de Zvw. De zware intramurale zorg voor (wederom vooral) verstandelijk gehandicapten en de zogenoemde SGLVG-groep (licht verstandelijk gehandicapten met een sterke gedragsstoornis) zijn overgegaan naar de Wlz. De lichtere (begeleidende) intramurale zorg ging wel over naar de Wmo (zorgzwaartepakketten 1 t/m 3). De gegevens vanaf 2015 zijn door al deze wijzigingen voor dit onderzoek niet goed bruikbaar en worden daarom buiten beschouwing gelaten.
Uitgaven voor de gehandicaptenzorg groeien gestaag
De reële uitgaven voor de gehandicaptenzorg stijgen tussen 1998 en 2014 met 113%; een ruime verdubbeling. De dienstverlening kent een voortdurende stijging en is in 2014 95% hoger dan in 1998. De uitgaven per verleende dienst van de gehandicaptenzorg liggen in 2014 9% hoger dan in 1998. Zie figuur 1 voor deze ontwikkelingen.
De inzet van personeel stijgt met 58%, maar blijft duidelijk achter bij de groei van de dienstverlening. Voor een deel zijn de ontwikkelingen te verklaren door de sterk groeiende dienstverlening van de pgb’s (CBS 2017b). Deze zijn in de hier gehanteerde maat voor de dienstverlening en de uitgaven van verpleging en verzorging opgenomen. Echter, een deel van de pgb’s wordt besteed aan het inhuren van familie of vrienden (informele hulp). Zij worden niet als personeel in de statistieken opgenomen; de personele inzet blijft daardoor achter bij gemeten dienstverlening.
Figuur 1Reële uitgaven, arbeidsjaren en dienstverlening van de gehandicaptenzorg, 1998-2014 (in indexcijfers, 1998 = 100) a
zorg en ondersteuning | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 100 | 105,2 | 109,3 | 118,5 | 130,8 | 139,1 | 140 | 141,6 | 142,7 | 147,7 | 152,5 | 160,5 | 164,6 | 168,4 | 179,7 | 179,8 | 180,7 |
arbeidsjaren | 100 | 103,5 | 107,4 | 111,1 | 117,5 | 124,9 | 125,6 | 124,4 | 122,4 | 120,4 | 122,2 | 126,4 | 129,9 | 130,9 | 136,1 | 134,1 | 130,9 |
dienstverlening | 100 | 102,6 | 105,2 | 113 | 120,3 | 127 | 129,9 | 133,7 | 140,8 | 143,9 | 147,9 | 153,5 | 156,7 | 164,7 | 168,1 | 169,6 | 169,3 |
verpleging en verzorging | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 100 | 103,8 | 108,1 | 118,3 | 131,8 | 140,4 | 139,7 | 140,8 | 140,8 | 144,8 | 148,4 | 150,5 | 153,5 | 157,4 | 166,7 | 168,2 | 167,4 |
arbeidsjaren | 100 | 103,1 | 106,9 | 109,3 | 114,6 | 120,8 | 121,1 | 118,9 | 116,6 | 110,6 | 110,9 | 111,8 | 115,8 | 118,2 | 123,2 | 122,6 | 118,4 |
dienstverlening | 100 | 101 | 103,6 | 110,6 | 115,8 | 121,5 | 123,8 | 127,3 | 134,4 | 138 | 139,2 | 143,4 | 145,1 | 151,5 | 155,3 | 158,2 | 158,6 |
gehandicaptenzorg | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 100 | 106 | 108,6 | 115 | 130,2 | 140,3 | 145,7 | 149,2 | 152 | 158 | 167,2 | 182,3 | 188,3 | 193,2 | 210,4 | 208 | 212,9 |
arbeidsjaren | 100 | 103,7 | 107 | 112,8 | 123,6 | 134,5 | 136,4 | 137,5 | 135,3 | 141,6 | 146,2 | 155,2 | 157,5 | 156,4 | 163,2 | 157,9 | 157,9 |
dienstverlening | 100 | 106,6 | 109 | 119,1 | 131,4 | 140,1 | 143,8 | 147,3 | 153,5 | 156 | 164,5 | 173,4 | 177,3 | 191,8 | 195 | 195 | 195,4 |
(provinciale) jeugdzorg | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 100 | 113,5 | 122,8 | 133,5 | 124 | 123,4 | 120,9 | 119,7 | 123 | 132,4 | 130,2 | 159,4 | 165,4 | 163,7 | 170,1 | 167,9 | 167,6 |
arbeidsjaren | 100 | 109,9 | 118,9 | 129,9 | 126,5 | 128 | 127,3 | 128,1 | 133,2 | 143 | 148 | 178,3 | 183,9 | 173,3 | 168,7 | 167,6 | 158,7 |
dienstverlening | 100 | 100,5 | 103,4 | 108,9 | 114,5 | 121,9 | 126,2 | 134,1 | 145 | 146,5 | 156,2 | 160,8 | 173,9 | 170,2 | 170,1 | 166,3 | 157,4 |
aDe reële uitgaven bedragen (in prijzen van 2015) in 1998 4,6 miljard euro en in 2014 9,8 miljard euro. In 1998 bedroeg de personele inzet 78.000 arbeidsjaren, in 2014 zijn dat 123.000 arbeidsjaren. De dienstverlening (gemeten met een volume-index) ligt in 2014 per saldo ruim 95% hoger dan in 1998.
Bron:SCP (DPS)
Dienstverlening gehandicaptenzorg groeit voortdurend
Kader 2.2Meting van de dienstverlening van de gehandicaptenzorg
We meten de dienstverlening van de gehandicaptenzorg aan de hand van een volume-index van het CBS die rekening houdt met de verschillen tussen typen zorg, zoals zorg met verblijf en behandeling, zorg met alleen verblijf en zorg zonder verblijf (CBS 2016; Chessa 2009). Het gebruik van de verschillende zorgvormen wordt gewogen met de kosten per geleverde dienst, om verschillen in intensiteit mee te nemen (zie Chessa 2007 voor de methode). De berekeningen gaan uit van de zorg die door instellingen voor gehandicaptenzorg volgens de CBS-definitie (CBS 2016) wordt geleverd. In de maat voor de dienstverlening wordt ook rekening gehouden met het gebruik van pgb’s.
Voor de periode vanaf 2015, na de decentralisatie van de extramurale zorg naar de Wmo en de Zvw, is deze maat voor de dienstverlening niet beschikbaar. Die periode wordt hier dan ook niet besproken.
In de gehandicaptenzorg hebben demografische veranderingen per saldo weinig invloed op de dienstverlening: er is in lichte mate sprake van ontgroening, maar ook van vergrijzing.
De groei in de dienstverlening treedt al vele jaren op. Het betreft voor een groot deel zorg voor mensen met een verstandelijke beperking (zie bv. Van der Kwartel 2011; 2013). Van der Kwartel (2013) laat zien dat het aantal cliënten met een lichamelijke beperking sneller groeit dan het aantal cliënten met een verstandelijke beperking, maar het aandeel blijft relatief klein (2%). Het aandeel cliënten met een zintuiglijke beperking is groter (20%), maar stabiel. De toenemende dienstverlening in de gehandicaptenzorg wordt deels ook opgestuwd door de toename van het volume aan pgb’s, die cliënten in staat stellen om zelf hun zorg te regelen. Het gebruik hiervan is vooral in de gehandicaptenzorg fors toegenomen (bv. Chessa 2009; Vandermeulen et al. 2012). Zo hebben na de invoering van het pgb eind jaren negentig in de gehandicaptenzorg ruim 55.000 mensen een pgb in 2014. Dit is 29% van het totaal aantal gebruikers van gehandicaptenzorg (CBS 2017a; 2017b).noot 1
De uitgavengroei (vooral bij mensen met een verstandelijke beperking) komt vooral door een deelname-effect: steeds meer mensen maken gebruik van een vorm van gehandicaptenzorg. Er zijn geen meetbare aanwijzingen dat beperkingen steeds vaker voorkomen. Uit Woittiez et al. (2014) komt naar voren dat de zorgvraag van mensen met een verstandelijke beperking toeneemt door de ingewikkelder wordende samenleving en doordat er steeds meer van mensen wordt verwacht. Ook de diversificatie en verbetering van het zorgaanbod spelen een rol. Verder is in Nederland, in tegenstelling tot andere landen, dit type zorg ook deels toegankelijk voor zwakbegaafden (Woittiez et al. 2014; Woittiez et al. 2018).noot 2 Onder deze groep was de groei van het aantal gebruikers bovengemiddeld (Ras et al. 2013; Woittiez et al. 2012).
Evenals in de verpleging en verzorging is ook hier sprake van extramuralisatie. Hierdoor zal de gemiddelde zorgzwaarte van zowel de extramurale als van de intramurale zorg toenemen. De cliënten met de laagste zorgbehoefte die voorheen in de tehuizen terechtkonden, vormen immers een zwaardere groep dan de cliënten die al thuis werden geholpen.
Daarnaast signaleert Chessa (2009) dat de toegang tot extra zorg voor de groep SGLVG in 2004 beperkt wordt. De indicatiestelling, waarmee de toegang tot de Awbz is geregeld, wordt vanaf 2003 gedaan op basis van functies in plaats van sectoren of instellingen (Blank et al. 2016). De gevolgen hiervan voor de dienstverlening zijn niet direct duidelijk. De zogenoemde pakketmaatregel begeleiding 2009, die begeleiding voor nieuwe aanvragen beperkte,noot 3 lijkt de groei in de deelname in 2009 en 2010 wat te hebben getemperd (Ras et al. 2013).noot 4
Net als bij de andere sectoren kan ook hier de kwaliteit niet in het volume van dienstverlening worden verdisconteerd. Zeker bij de gehandicaptenzorg is veel geïnvesteerd in kwaliteitsverbeteringen. Zo is het pgb in 1998 (en in 2003 herzien) ingevoerd om cliënten meer regie over hun zorg te geven (Blank et al. 2016) en wordt gewerkt aan scheiden van wonen en zorg (Ras et al. 2013). Ook de overgang naar kleinschaliger locaties kan als een verbetering van de kwaliteit worden gezien (Van Staalduinen en Ten Voorde 2011). Verder ontstaat er steeds meer diversiteit in het aanbod (Van Staalduinen en Ten Voorde 2011; Woittiez et al. 2014). Blank et al. (2016) stelt dat vanaf 2008 extra middelen zijn uitgetrokken voor het verbeteren van de leefomstandigheden van cliënten. Deze verbeteringen op het gebied van de kwaliteit zijn niet goed in het volume van de dienstverlening opgenomen. Dit betekent dat de hier gemeten dienstverlening waarschijnlijk een onderschatting is van het werkelijke volume van de geleverde zorg.
Uitgaven gehandicaptenzorg stijgen sterk door dienstverlening
De uitgaven aan de gehandicaptenzorg groeien vrijwel voortdurend en liggen in 2014 113% hoger dan in 1998. Alleen in 2011 en in 2013 is een lichte afname te zien. Het is duidelijk uit figuur 2 dat de deelname veruit de grootste rol speelt in de groei: een steeds groter deel van de bevolking maakt gebruik van de gehandicaptenzorg. Deze stijging van de deelname (en dus stijging van de dienstverlening) veroorzaakt een toename van de uitgaven met 80%. De groei van de bevolking en de vergrijzing (component demografie) veroorzaken een veel kleiner deel van de uitgavengroei (een groei van 7%). Dit spoort met de bevinding van Woittiez et al. (2014) dat de vergrijzing geen belangrijke oorzaak is van de groei van de vraag naar zorg door mensen met een verstandelijke beperking. Het is niet duidelijk in hoeverre demografie een rol speelt bij de mensen met lichamelijke en zintuiglijke beperkingen (Evenhuis 2014).
Personele uitgaven beslaan ongeveer twee derde deel van de totale uitgaven en hebben dus grote invloed op de ontwikkelingen in uitgaven. De loonkosten per uur stijgen langzaam maar gestaag. De uitgavengroei door deze loonstijging wordt grotendeels gecompenseerd doordat er steeds minder personeel per verleende dienst wordt ingezet: de arbeidsproductiviteit stijgt. Dit kan te maken hebben met het inhuren van personeel in plaats van personeel in loondienst te nemen (Blank et al. 2016). Ook het niet verdisconteren van informele of particuliere hulp via pgb’s speelt een rol. Dit houdt in dat het aantal ‘handen aan het bed’ minder afneemt dan wordt gesuggereerd door de daling van de hier gemeten personele inzet. De groei van de niet-personele uitgaven per geleverde dienst is bescheiden.
Uit de analyses van Dumaij en Niaounakis (2014) en Blank et al. (2016) blijkt dat de uitgaven voor de zorg in instellingen sterk zijn toegenomen; sterker dan de hier gepresenteerde groei van de uitgaven van de totale gehandicaptenzorg. Zij constateren voor de tehuizen een productiviteitsdaling; de extramurale zorg wordt niet onderzocht. Dit leidt tot een flinke toename van de uitgaven per verleende dienst. In deze studie is de stijging van deze uitgaven per dienst veel kleiner. Hieruit is af te leiden dat – net zoals in de verpleging en verzorging – vooral de tehuizen te maken hebben met groeiende uitgaven per cliënt en dat dit bij de zorg thuis veel minder het geval is. De uitgaven per intramurale cliënt groeien ook doordat hun zorgzwaarte gemiddeld toeneemt: alleen de mensen met een grote zorgbehoefte komen immers nog in aanmerking voor tehuisopname. Maar zoals aangegeven in de beschrijving van de dienstverlening zal ook de gemiddelde zorgzwaarte van de groep cliënten in de extramurale zorg toenemen.
Figuur 2Oorzaken van de ontwikkeling van de reële uitgaven aan gehandicaptenzorg, 1998-2014 (in procenten) a, b, c
zorg en ondersteuning | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 0 | 5,18 | 9,33 | 18,49 | 30,76 | 39,07 | 40 | 41,63 | 42,71 | 47,73 | 52,51 | 60,51 | 64,57 | 68,36 | 79,74 | 79,82 | 80,7 |
demografie | 0 | 1,1 | 2,35 | 3,65 | 4,86 | 5,92 | 7,13 | 8,74 | 10,24 | 11,88 | 13,73 | 15,67 | 17,86 | 20,02 | 22 | 23,93 | 26,04 |
deelname | 0 | 1,49 | 2,79 | 9,01 | 14,73 | 19,89 | 21,21 | 22,93 | 27,71 | 28,65 | 30,02 | 32,69 | 32,94 | 37,26 | 37,75 | 36,87 | 34,36 |
niet-personele uitgaven per verleende dienst | 0 | 0,41 | 0,77 | 2,03 | 3,7 | 3,25 | 1,99 | -0,29 | -3,2 | -2,38 | -2,51 | -1,05 | -1,27 | -2,35 | -0,45 | -1,84 | -1,53 |
personeel per verleende dienst | 0 | -0,16 | 0,39 | -2,28 | -2,69 | -2,25 | -3,44 | -6,05 | -10,38 | -12,71 | -13,53 | -14,19 | -14,13 | -16,65 | -15,72 | -17,1 | -18,37 |
loonkosten per uur | 0 | 2,32 | 2,8 | 5,15 | 7,72 | 8,68 | 9,77 | 13,84 | 18,29 | 22,28 | 24,44 | 25,25 | 26,08 | 28,34 | 30,19 | 33,63 | 36,62 |
groei-op-groei | 0 | 0,02 | 0,22 | 0,93 | 2,44 | 3,59 | 3,34 | 2,46 | 0,05 | 0,02 | 0,37 | 2,14 | 3,09 | 1,75 | 5,98 | 4,33 | 3,58 |
verpleging en verzorging | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 0 | 3,82 | 8,05 | 18,28 | 31,84 | 40,38 | 39,67 | 40,78 | 40,8 | 44,82 | 48,39 | 50,54 | 53,48 | 57,43 | 66,72 | 68,2 | 67,38 |
demografie | 0 | 1,46 | 3,12 | 4,77 | 6,32 | 7,75 | 9,55 | 12,11 | 14,59 | 17,24 | 20,12 | 23,07 | 26,48 | 29,97 | 33,21 | 36,37 | 39,81 |
deelname | 0 | -0,44 | 0,5 | 5,56 | 8,93 | 12,74 | 13,01 | 13,53 | 17,29 | 17,73 | 15,87 | 16,52 | 14,75 | 16,59 | 16,58 | 16,01 | 13,47 |
niet-personele uitgaven per verleende dienst | 0 | 0,48 | 0,89 | 3,09 | 5,84 | 5,5 | 3,2 | -0,24 | -4,22 | -3,47 | -3,6 | -2,84 | -2,96 | -4,12 | -2,73 | -4,14 | -4,3 |
personeel per verleende dienst | 0 | 0,68 | 1,19 | -1,91 | -1,85 | -1,5 | -2,69 | -5,89 | -10,65 | -15,42 | -15,77 | -17,47 | -16,53 | -17,86 | -17,04 | -18,42 | -20,46 |
loonkosten per uur | 0 | 1,7 | 2,26 | 5,44 | 9,26 | 11,29 | 12,88 | 19,52 | 25,49 | 32,56 | 35,81 | 35,39 | 34,9 | 36,93 | 37,79 | 41,66 | 45,2 |
groei-op-groei | 0 | -0,07 | 0,1 | 1,32 | 3,33 | 4,59 | 3,71 | 1,75 | -1,69 | -3,81 | -4,04 | -4,13 | -3,16 | -4,07 | -1,09 | -3,29 | -6,33 |
gehandicaptenzorg | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 0 | 5,95 | 8,58 | 15,04 | 30,19 | 40,32 | 45,71 | 49,18 | 52 | 58,01 | 67,24 | 82,35 | 88,34 | 93,21 | 110,4 | 108,04 | 112,89 |
demografie | 0 | 0,52 | 1,15 | 1,91 | 2,58 | 3,07 | 3,46 | 3,77 | 3,98 | 4,27 | 4,74 | 5,34 | 5,93 | 6,32 | 6,63 | 6,92 | 7,28 |
deelname | 0 | 6 | 7,8 | 16,92 | 28,08 | 35,9 | 38,98 | 41,98 | 47,67 | 49,64 | 57,09 | 64,62 | 67,37 | 80,43 | 82,91 | 82,42 | 82,14 |
niet-personele uitgaven per verleende dienst | 0 | -0,25 | -0,26 | -1,25 | -0,63 | -0,83 | 0,65 | 1,15 | 0,52 | 1,37 | 2,12 | 4,59 | 4,6 | 3,03 | 6,09 | 4,19 | 5,25 |
personeel per verleende dienst | 0 | -2,62 | -2,34 | -4,72 | -5,12 | -3,8 | -4,68 | -5,74 | -9,31 | -7,49 | -8,87 | -8,91 | -9,76 | -14,87 | -13,49 | -15,38 | -15,56 |
loonkosten per uur | 0 | 2,38 | 2,24 | 2,68 | 5,18 | 5 | 5,77 | 6,44 | 9,06 | 8,37 | 9,78 | 11,18 | 13,51 | 16,24 | 19,33 | 23,12 | 25,04 |
groei-op-groei | 0 | -0,09 | -0,01 | -0,5 | 0,09 | 0,98 | 1,53 | 1,58 | 0,08 | 1,85 | 2,39 | 5,54 | 6,68 | 2,05 | 8,93 | 6,78 | 8,74 |
(provinciale) jeugdzorg | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 0 | 13,55 | 22,78 | 33,5 | 24,04 | 23,39 | 20,92 | 19,7 | 22,98 | 32,44 | 30,18 | 59,4 | 65,35 | 63,72 | 70,11 | 67,88 | 67,64 |
demografie | 0 | 0,86 | 1,69 | 2,6 | 3,5 | 4,2 | 4,42 | 4,31 | 3,95 | 3,57 | 3,41 | 3,29 | 2,93 | 2,46 | 1,93 | 1,37 | 0,9 |
deelname | 0 | -0,33 | 1,71 | 6,15 | 10,62 | 17,03 | 20,84 | 28,59 | 39,45 | 41,41 | 51 | 55,68 | 68,95 | 66,08 | 66,86 | 64,07 | 55,95 |
niet-personele uitgaven per verleende dienst | 0 | 2,94 | 4,06 | 4,68 | 1,14 | -0,74 | -2,1 | -3,81 | -5,04 | -3,8 | -6,97 | -2,98 | -4,63 | -3,76 | -1,77 | -0,91 | 0,82 |
personeel per verleende dienst | 0 | 5,95 | 9,71 | 12,87 | 6,47 | 2,48 | -0,5 | -4,39 | -7,02 | -2,88 | -4,99 | 5,99 | 1,85 | -1,06 | -3,11 | -2,06 | -2,05 |
loonkosten per uur | 0 | 3,79 | 4,41 | 4,36 | 0,74 | -0,47 | -1,52 | -2,66 | -3,35 | -2,93 | -4,85 | -3,43 | -1,88 | 1,22 | 5,25 | 4,09 | 8,05 |
groei-op-groei | 0 | 0,34 | 1,2 | 2,85 | 1,58 | 0,89 | -0,22 | -2,34 | -5 | -2,93 | -7,43 | 0,85 | -1,87 | -1,22 | 0,97 | 1,32 | 3,97 |
aDe groei van de afzonderlijke componenten telt niet exact op tot de totale groei van de uitgaven. Dit komt door de berekeningswijze (zie Opzet en aanpak). Het verschil wordt hier weergegeven door de component ‘groei-op-groei’.
bDe gele en oranje staven (demografie en deelname) vormen samen de groei van de dienstverlening. De groene (niet-personele uitgaven) en de blauwe staven (personele uitgaven) geven opgeteld de groei weer door veranderingen in de uitgaven per verleende dienst.
cDe gearceerde staven zijn gebaseerd op geschatte gegevens van de personele inzet en de personele uitgaven.
Bron:SCP (DPS)
Uitgavengroei gehandicaptenzorg stagneert na 2012
De reële uitgavengroei is in een aantal perioden onder te verdelen. Tot 2003 was er een sterke toename van de dienstverlening en de bijbehorende uitgaven. In de jaren 2003 tot en met 2006 is de groei veel minder. De periode 2006 tot en met 2012 kent weer een forse uitgavengroei, die na 2012 stabiliseert. De achterblijvende inzet van personeel heeft waarschijnlijk onder meer te maken met het proces van extramuralisering: 24 uurszorg in instellingen vraagt meer personeel dan zorg in de thuissituatie.
Tussen 1998 en 2003 groeien de uitgaven door stijging van de dienstverlening
Tussen 1998 en 2003 groeien de uitgaven sterk en ongeveer even snel als de dienstverlening. De dienstverlening groeide snel door het inzetten van extra middelen om de wachtlijsten weg te werken (‘boter bij de vis’-regeling (Chessa 2009; Dumaij en Niaounakis 2014; Vandermeulen et al. 2012)). De inzet van personeel blijft licht achter bij de dienstverlening, waardoor de arbeidsproductiviteit iets toeneemt. Toch nemen de personele uitgavenniet af, omdat de reële loonkosten per uur in deze periode groeien. Dit heeft vooral te maken met hogere cao-lonen in de zorg; van een verschuiving naar hoger opgeleid of hoger ingeschaald personeel is slechts beperkt sprake in de gehandicaptenzorg. Het is aannemelijk dat er een relatie is met de economische bloei in die periode (CBS 2017c), die extra uitgaven mogelijk maakte.
Minder groei tussen 2003 en 2006: groei dienstverlening lager
Tussen 2003 en 2007 is de groei minder sterk doordat de dienstverlening minder sterk groeit. Dit komt onder meer doordat de inhaalslag van het wegwerken van de wachtlijsten in 2004 is afgesloten. Daarnaast is in 2004 de zorg voor de groep SGLVG beperkt (Chessa 2009). De uitgaven per verleende dienst veranderen niet veel: de uitgaven lopen mee met de dienstverlening.
Gestage groei tussen 2006 en 2012: vooral dienstverlening, maar ook niet-personele uitgaven
Er is een snelle groei van de reële uitgaven tussen 2006 en 2012. De dienstverlening verklaart het grootste deel van de groei in de uitgaven: dit groeit in deze periode met gemiddeld 5% per jaar. Een deel van de uitgavengroei kan administratief van aard zijn (Van de Kwartel 2013).noot 5 De pakketmaatregel begeleiding 2009 lijkt de groei in de deelname in 2009 en 2010 wat te hebben getemperd (Ras et al. 2013). De loonkosten per uur en de niet-personele uitgaven stijgen in deze periode ook licht, maar worden deels gecompenseerd door een iets hogere arbeidsproductiviteit. Doordat er steeds vaker sprake is van het inhuren van personeel (Blank et al. 2016) en de inzet van informele hulp via pgb’s (Chessa 2009), kan het beeld van de arbeidsproductiviteit worden vertekend. Dit personeel komt niet tot uitdrukking in de personele inzet, maar als inhuur bij de materiële lasten.
Na 2012: kleine groei uitgaven en dienstverlening per saldo stabiel
Tussen 2012 en 2014 veranderen de uitgaven maar weinig. De dienstverlening blijft stabiel,noot 6 misschien door de focus op extramuralisatie, waardoor er minder intensieve zorg wordt geleverd. Het uurloon stijgt, maar de uitgaven aan niet-personele uitgaven dalen licht. Ook de stijgende arbeidsproductiviteit levert een bijdrage aan de demping van de uitgavengroei. De minder sterke groei van de uitgaven lijkt te maken te hebben met aanscherpingen van het beleid: de groeiruimte voor de uitgaven is beperkt tarieven zijn verlaagd, en vergoedingen bij vervoer zijn gemiddeld lager (CBS 2014).
Literatuur
Literatuur
Blank, Jos L.T., Alex A.S. van Heezik, en Thomas K. Niaounakis (2016). Productiviteit van overheidsbeleid. Deel II. De Nederlandse zorg, 1980-2013. Den Haag / Delft: Centrum voor Innovaties en Publieke Sector Efficiëntie Studies (IPSE Studies|CAOP, Technische Universiteit Delft en Erasmus Universiteit Rotterdam).
CBS (2014). Laagste groei zorguitgaven in 15 jaar. Geraadpleegd op 4 juni 2018 via https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2014/20/laagste-groei-zorguitgaven-in-15-jaar.
CBS (2016). Zorguitgaven; in prijzen 2010, volumemutatie-indexcijfers (2010 = 100). Geraadpleegd op 19 juli 2017 via https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83040NED/table?ts=1522745442179.
CBS (2017a). Personen met indicatie ZZV en/of ZMV; grondslag en regio. Geraadpleegd op 12 februari 2018 via http://mlzstatline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=40006ned&D1=0&D2=0&D3=0&D4=0,4-6&D5=0&D6=0&D7=a&HDR=G2,G1,T,G6&STB=G5,G3,G4&VW=T.
CBS (2017b). Personen met persoonsgebonden budget (pgb); functie, grondslag en regio. Geraadpleegd op 12 februari 2018 via http://mlzstatline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=40034ned&D1=0&D2=0&D3=0&D4=0,9-11&D5=0&D6=a&HDR=T,G1,G2,G5&STB=G4,G3&VW=T.
CBS (2017c). Trends in Nederland 2017. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2017d). Zorguitgaven; aanbieders van zorg en financieringsbron 1998-2016. Geraadpleegd op 30 maart 2018 via https://opendata.cbs.nl/dataportaal/#/CBS/nl/dataset/83039NED/table?ts=1522410235301.
Chessa, A.G. (2009). Gehandicaptenzorg groeit sterk. In: O. van Hilten en A.M.H.M. Mares (red.), Gezondheid en zorg in cijfers 2008 (p. 51-62). Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Chessa, Antonio (2007). Prijs- en volumeindices voor de ouderenzorg: nieuwe methoden en resultaten op basis van NZa-data 1998-2006 . Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Dumaij, Adrie en Thomas Niaounakis (2014). Productiviteitstrends in de gehandicaptenzorg. Een empirisch onderzoek naar het effect van regulering op de productiviteitsontwikkeling tussen 1975 en 2010 . Delft: Centrum voor Innovaties en Publieke Sector Efficiëntie Studies, Technische Universiteit Delft.
Evenhuis, H. (2014). Gezond ouder met een verstandelijke beperking. Resultaten van de GOUD-studie 2008-2013. Rotterdam: Erasmus MC.
Kwartel, A.J.J. van der (2011). Brancherapport Gehandicaptenzorg 2010. Utrecht: Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland.
Kwartel, A.J.J. van der (2013). Brancherapport Gehandicaptenzorg 2012. Utrecht: Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland.
Ras, Michiel, Debbie Verbeek-Oudijk en Evelien Eggink (2013). Lasten onder de loep. De kostengroei van de zorg voor verstandelijk gehandicapten ontrafeld . Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2013-16).
Rebel (2017). Groei in de langdurige verstandelijk gehandicaptenzorg. Onderzoek naar de ontwikkeling van het aantal mensen met een indicatie voor langdurige verstandelijk gehandicaptenzorg in de periode 2012 tot en met 2016 . Rotterdam: RebelGroup Executives bv.
Staalduinen, W. van, en F. ten Voorde (2011). Trendanalyse Verstandelijk Gehandicaptenzorg. Soesterberg: TNO.
Vandermeulen, L.J.R., A. Beldman en A.J.J. van der Kwartel (2012). Productiviteitswinst in de Zorg. Who gets what, when and how? Utrecht: Kiwa Prismant.
VWS (2018). Monitor Langdurige Zorg. Geraadpleegd op 25 januari 2018 via https://www.monitorlangdurigezorg.nl/.
Woittiez, I., M. Ras en D. Oudijk (2012). IQ met beperkingen. De mate van verstandelijke handicap van zorgvragers in kaart gebracht. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2012-9).
Woittiez, Isolde, Evelien Eggink, Lisa Putman en Michiel Ras (2018). International Insights on ID care. International comparison of care and support for people with intellectual disabilities . Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2018-18).
Woittiez, Isolde, Lisa Putman, Evelien Eggink en Michiel Ras (2014). Zorg beter begrepen. Verklaringen voor de groeiende vraag naar zorg voor mensen met een verstandelijke beperking . Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2014-36).
Noten
Bij de Awbz als geheel maakt ongeveer 13% van de zorgontvangers gebruik van een pgb.
Het gaat om mensen met een IQ tussen 70 en 85 indien zij problemen hebben met sociale redzaamheid.
Een deel van de ondersteunende begeleiding ging over naar de gemeenten (Wmo). Maar indicaties voor ondersteunende begeleiding konden worden afgegeven tot en met 2008, en hun geldigheid kon doorlopen tot medio 2010.
Een klein deel van de zorgvragers kon voortaan ook elders zorg vragen. Sinds 1 januari 2008 hebben jonge cliënten voor wie de verstandelijke handicap niet de dominante grondslag vormt, maar een bijkomende factor is bij psychiatrische problemen, namelijk nog een derde instantie waar ze met hun zorgvraag terechtkunnen: Bureau Jeugdzorg (Ras et al. 2013). Een ander bescheiden deel kon minder eenvoudig bij het CIZ terecht, doordat met ingang van 1 januari 2009 de grondslag psychosociaal als toegang tot Awbz-zorg volledig is geschrapt.
Van der Kwartel (2013) meldt dat de stijgingen van 2007 naar 2009 deels het gevolg zijn van inhaalslagen bij het berekenen van de kapitaallasten van zorginstellingen.
Dit lijkt strijdig met Rebel (2017), maar daar is alleen naar de zwaarste intramurale zorgtypen gekeken. Deze groeiden veel sneller dan de rest van de gehandicaptenzorg.