Sociale zekerheidOpmerking

Wegens gebrek aan gegevens over personele inzet en personele uitgaven is het niet mogelijk de gemeentelijke sociale diensten in het onderzoek mee te nemen.

  • De sector sociale zekerheid omvat in 2015 2% van de totale uitgaven van de 27 geanalyseerde publieke voorzieningen en ook 2% van het personeel.
  • De uitgaven zijn (gecorrigeerd voor inflatie) tussen 1998 en 2015 met 28% afgenomen. Dit is de enige sector waarbij de uitgaven niet stijgen.
  • De uitgavendaling komt vooral door lagere personele en niet-personele uitgaven per verleende dienst.
  • Bij de Sociale Verzekeringsbank stijgen de uitgaven wel, vooral door vergrijzing.

Kader 1Kerncijfers sociale zekerheid

In 2015 wordt in reële termen 2,9 miljard euro uitgegeven aan de uitvoering van de sociale zekerheid. Bijna 75% bestaat uit uitgaven aan personeel. Met de uitvoering van de sociale zekerheid zijn bijna 30.000 arbeidsjaren gemoeid. In 2015 verstrekt het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) 1,4 miljoen uitkeringen, de Sociale Verzekeringsbank (SVB) keert 5,3 miljoen uitkeringen uit en 140.000 persoonsgebonden budgetten (pgb’s) en tot slot biedt de sociale werkvoorziening voor bijna 100.000 arbeidsjaren aan beschutte arbeidsplaatsen. Zowel de uitgaven als de personele inzet beslaan 2% van de totalen voor de in dit rapport besproken publieke voorzieningen.

Bron:SCP (DPS)

Een van de taken van de Nederlandse overheid is het bieden van bestaanszekerheid. Het Nederlandse stelsel van sociale zekerheid biedt bescherming tegen onder meer ziekte (via de Ziektewet), arbeidsongeschiktheid (onder andere via de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia)) en werkloosheid (via de Werkloosheidswet (Ww)). Verder behoren tot dit stelsel ook de Algemene kinderbijslagwet (Akw), de Algemene nabestaandenwet (Anw), de Algemene ouderdomswet (Aow) en de Wet werk en bijstand (Wwb). De uitvoering van al deze regelingen en wetten is in handen van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD).

Daarnaast nemen we de sociale werkvoorziening mee bij deze sector, omdat dit onder het werkterrein inkomen en werk van de overheid valt (vooral van de gemeenten).

De uitvoering van de sociale zekerheid wordt volledig door de (rijks)overheid gefinancierd. Vanwege onvoldoende beschikbare gegevens over de uitvoering van de bijstand door de Gemeentelijke Sociale Diensten kunnen deze niet in onze analyses worden meegenomen.noot 1

In dit hoofdstuk bestuderen we daarom de werkzaamheden van:

  • het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV)
  • de Sociale Verzekeringsbank (SVB)
  • de sociale werkvoorziening (SW)

In dit hoofdstuk gaat het om de ontwikkelingen in de reële uitgaven aan deze instellingen die betrekking hebben op de uitvoeringskosten en niet op de bedragen aan verstrekte uitkeringen. Een toename van de hoogte van de uitkeringen verandert immers niets aan de werklast.

De reële uitgaven aan de drie voorzieningen samen bedragen in 2015 2,9 miljard euro. De uitgaven van het UWV nemen daarvan ruim 60% in beslag (zie figuur 1). De sociale werkvoorziening neemt 28% van de uitgaven voor zijn rekening. De overige 10% is voor de SVB. De uitvoeringskosten van de sociale zekerheid worden (vooral) bekostigd via premieheffingen door de rijksoverheid.noot 2

Figuur 1Verdeling van de uitgaven per voorzieningen binnen de sector sociale zekerheid, 2015 (in procenten)

UWV 62,1
SVB 9,8
SW 28,1

Bron:SCP (DPS)

Toenemende dienstverlening bij lagere uitgaven

De totale reële uitgaven aan de uitvoering van de sociale zekerheid nemen vrijwel over de hele onderzoeksperiode (1998 tot en met 2015) af en zijn in 2015 28% lager dan in 1998 (zie figuur 2). In 2015 wordt de sociale zekerheid ook met 30% minder arbeidsjaren uitgevoerd dan in 1998. Hiertegenover staat in 2015 een 16% hogere dienstverlening (aantal uitkeringen en beschutte werkplekken). De dienstverlening is echter niet de hele periode kleiner dan in 1998, maar varieert. Doordat de uitgaven van het UWV meer dan de helft van de totale uitgaven aan de uitvoering van de sociale zekerheid beslaan, drukken de ontwikkelingen bij het UWV een duidelijke stempel op de totale ontwikkelingen.

Figuur 2Reële uitgaven, arbeidsjaren en dienstverlening van de sector sociale zekerheid, 1998-2015 (in indexcijfers, 1998 = 100) a

sociale zekerheid 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 100 99,3 98,2 95,7 94,5 94,4 94,7 95,9 89,9 85,4 81,3 85,1 79,4 78 72,9 71,8 75,7 71,9
arbeidsjaren 100 95,2 98,4 97 91 89,6 87,6 84,9 78,7 75,9 74,6 74,1 76,9 73,1 69,6 68,8 69,2 69,9
dienstverlening 100 94,8 90,8 88,8 88,1 95 101,7 103,8 99,4 92 87,1 92,9 99,2 98,7 103,2 112,8 118,2 116,4
UWV 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 100 98,3 96,5 91,9 88,6 89 88,8 90,9 82,5 78 72,1 76,3 69 66,8 62,2 62 67,3 62
arbeidsjaren 100 92,9 97,1 94,4 84,1 81,4 79,3 74,6 66,1 62,4 58,9 57,4 60,8 57,6 54,9 55,3 56,2 56,2
dienstverlening 100 91,5 84,4 80,7 78,7 88,6 98,2 100,7 93,2 81 72,3 80,8 90,3 89,2 96 111 119,1 117,2
SVB 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 100 102,6 97,7 103,1 100,4 97,8 97,7 94,4 91,5 87,2 91,2 101,7 104 109 102,9 98,3 101,9 117,9
arbeidsjaren 100 101,8 102,7 103,8 109,9 111 106,8 109,9 104,8 101,7 98 102,4 101,9 100,2 93,9 88,3 95,3 113,2
dienstverlening 100 101 102,1 103,5 104,9 106,5 108,1 109,8 111,6 113,2 115,1 117,4 119,9 122,8 126,7 129,4 131,8 137
SW 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 100 101,8 103,7 106 112,1 111,5 113,4 112,9 113,7 109 108,6 109,1 106,9 106,3 99,7 96,7 95,9 91,8
arbeidsjaren 100 100,4 100,7 102,8 106,1 107,9 107,1 108,6 109,5 109,5 115,7 116,7 118,8 112,5 107,3 104,2 101,1 97,8
dienstverlening 100 100,2 101,5 102,6 103,9 105,7 107,5 109 109,6 110,3 111,9 112,8 113,1 113,1 112,9 112,7 113 109,9

aDe reële uitgaven bedragen (in prijzen van 2015) in 1998 4,0 miljard euro. In 2015 zijn de uitgaven afgenomen tot 2,9 miljard euro. In 1998 bedraagt de personele inzet 42.600 arbeidsjaren, in 2015 zijn dat 28.000 arbeidsjaren. De dienstverlening is een gewogen gemiddelde en daarom niet in aantallen uit te drukken.

Bron:SCP (DPS)

Daling uitgaven door minder personeel en niet-personele uitgaven

De dienstverlening varieert, maar de invloed van de component demografie neemt steeds verder toe. Dit komt door een groeiend aantal 45-plussers (UWV) en een groeiend aantal 65-plussers (SVB). De deelname varieert echter sterk (zie figuur 3). De economische ontwikkelingen komen hierin tot uiting. Bij een stagnerende economie zien we (met enige vertraging) een stijging van vooral het aantal werkloosheidsuitkeringen (CBS 2018). Bij een aantrekkende economie daalt dit aantal juist.

De uitgaven per verleende dienst nemen over het geheel genomen af. De personele uitgaven per verleende dienst dalen wanneer de inzet van personeel per verleende dienst afneemt: de arbeidsproductiviteit stijgt. Dit gaat gepaard met een (iets minder sterke) toename van de loonkosten per uur. Ook de ontwikkeling in de niet-personele uitgaven draagt bij aan de dalende totale uitgaven aan de uitvoering van deze sector. Vrijwel de gehele periode dalen de niet-personele uitgaven sneller dan de personele uitgaven, waardoor het aandeel personele uitgaven in de totale uitgaven stijgt.

Figuur 3Oorzaken van de ontwikkeling van de reële uitgaven aan de sector sociale zekerheid, 1998-2015 (in procenten) a, b

sociale zekerheid 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 -0,69 -1,82 -4,31 -5,49 -5,55 -5,25 -4,06 -10,11 -14,6 -18,75 -14,94 -20,58 -21,98 -27,08 -28,19 -24,3 -28,07
demografie 0 1,03 2,02 3,27 4,39 5,26 6,02 6,69 7,35 8,02 8,69 9,4 10,17 10,21 10,3 10,55 11,01 12,08
deelname 0 -6,21 -11,01 -14 -15,64 -9,78 -4,08 -2,69 -7,43 -14,83 -19,89 -15,07 -9,99 -10,45 -6,46 2,08 6,48 3,9
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 1,17 1,31 -0,27 -1,53 -4,22 -6,35 -6,11 -6,08 -5,21 -4,49 -5,95 -9,39 -9,96 -12,3 -13,87 -13,84 -15,68
personeel per verleende dienst 0 0,22 5,83 6,48 2,21 -4,28 -10,12 -13,28 -15,08 -12,72 -10,47 -14,71 -16,27 -18,8 -23,5 -28,17 -29,87 -28,84
loonkosten per uur 0 3,48 1,29 2,29 7,8 10,14 13,22 16,38 16,37 14,58 10,88 17,1 9,34 12,72 11,97 11,65 15,74 13,71
groei-op-groei 0 -0,38 -1,25 -2,08 -2,72 -2,68 -3,95 -5,05 -5,25 -4,44 -3,47 -5,71 -4,44 -5,7 -7,09 -10,43 -13,82 -13,24
UWV 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 -1,73 -3,46 -8,08 -11,35 -11,05 -11,22 -9,1 -17,52 -21,98 -27,95 -23,68 -31,04 -33,21 -37,79 -38 -32,66 -37,98
demografie 0 0,96 1,88 3,22 4,41 5,27 5,97 6,53 7,1 7,62 8,09 8,59 9,19 8,73 8,38 8,25 8,39 8,73
deelname 0 -9,4 -17,11 -21,84 -24,61 -15,8 -7,3 -5,48 -12,98 -24,71 -33,15 -25,59 -17,34 -17,98 -11,46 2,56 9,89 7,76
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 1,88 3,18 0,57 -1,34 -5,03 -7,52 -7,19 -6,29 -5,24 -3,4 -5,92 -10,45 -11,19 -13,37 -14,98 -14,64 -16,94
personeel per verleende dienst 0 0,99 10,95 12,44 4,86 -6,25 -14,41 -19,36 -21,68 -17,18 -13,89 -21,6 -24,3 -26,39 -31,78 -37,21 -39,15 -38,55
loonkosten per uur 0 4,52 0,4 2,05 10,6 15,35 18,23 25,76 25,51 27,03 22,89 34,05 19,66 22,8 21 19,48 25,29 22,21
groei-op-groei 0 -0,69 -2,75 -4,51 -5,27 -4,6 -6,19 -9,37 -9,18 -9,49 -8,48 -13,2 -7,8 -9,19 -10,56 -16,1 -22,43 -21,2
SVB 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 2,58 -2,27 3,13 0,41 -2,23 -2,27 -5,64 -8,49 -12,81 -8,8 1,71 3,99 8,96 2,93 -1,71 1,94 17,86
demografie 0 1,05 2,07 3,21 4,31 5,69 7,3 9,19 10,88 12,92 15,5 18,43 21 26,33 31,2 35,43 39,37 48,76
deelname 0 -0,03 0,07 0,24 0,53 0,72 0,72 0,56 0,66 0,22 -0,34 -0,85 -0,95 -2,8 -3,46 -4,48 -5,42 -7,89
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 0,91 -5,3 -2,09 -5,18 -6,38 -9,85 -6,92 -7,39 -7,66 -6,31 -5,27 -3,94 0,26 -1,92 -3,75 -6,57 -5,5
personeel per verleende dienst 0 0,45 0,31 0,14 3,92 3,38 -1,29 -0,15 -5,44 -8,88 -12,86 -11,15 -13 -16 -22,22 -27,27 -23,8 -15,02
loonkosten per uur 0 0,17 0,78 1,68 -2,76 -4,85 1,79 -6,89 -5,42 -7,06 -1,8 3,57 4,43 5,45 7,28 10,3 10,78 8,03
groei-op-groei 0 0,03 -0,19 -0,05 -0,41 -0,79 -0,94 -1,42 -1,78 -2,36 -2,99 -3,03 -3,55 -4,29 -7,95 -11,94 -12,43 -10,52
SW 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 1,81 3,66 5,98 12,06 11,5 13,43 12,87 13,66 9,05 8,61 9,08 6,9 6,32 -0,26 -3,34 -4,12 -8,16
demografie 0 1,17 2,29 3,39 4,38 5,12 5,77 6,31 6,9 7,49 8,05 8,61 9,23 8,83 8,54 8,46 8,64 8,93
deelname 0 -0,91 -0,73 -0,77 -0,42 0,52 1,66 2,54 2,49 2,58 3,51 3,85 3,58 3,93 3,99 3,95 4,02 0,92
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 -0,3 -1,14 -0,28 0,84 0,05 -0,82 -1,48 -3,78 -2,46 -3,86 -4 -5,98 -7,2 -9,94 -10,85 -10,93 -11,44
personeel per verleende dienst 0 -0,04 -0,68 -0,01 1,2 1,13 -0,45 -0,45 -0,25 -0,65 2,01 2,01 2,98 -0,57 -3,3 -4,99 -6,88 -7,17
loonkosten per uur 0 2,25 4,7 4,17 6,44 5,02 7,94 6,62 9,86 2,87 0,07 -0,18 -0,88 3,81 4,1 4,17 5,42 4,89
groei-op-groei 0 -0,36 -0,79 -0,53 -0,39 -0,35 -0,67 -0,67 -1,56 -0,77 -1,18 -1,21 -2,02 -2,48 -3,65 -4,07 -4,37 -4,28

aDe groei van de afzonderlijke componenten telt niet exact op tot de totale groei van de uitgaven. Dit komt door de berekeningswijze (zie Opzet en aanpak). Het verschil wordt hier weergegeven door de component ‘groei-op-groei’.

bDe gele en oranje staven (demografie en deelname) vormen samen de groei van de dienstverlening. De groene (niet-personele uitgaven) en de blauwe staven (personele uitgaven) geven opgeteld de groei weer door veranderingen in de uitgaven per verleende dienst.

Bron:SCP (DPS)

Uitgaven dalen niet gelijkmatig over de hele periode

Tussen 1998 en 2005 nemen de uitgaven gemiddeld licht af. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door een daling van de niet-personele uitgaven per verleende dienst. De dienstverlening verandert niet veel, doordat de toename door demografische ontwikkelingen wordt gecompenseerd door een lagere deelname. De stijging van de loonkosten per uur wordt tussen 2003 en 2005 gecompenseerd door een hogere arbeidsproductiviteit (minder personeel per verleende dienst).

Vanaf 2005 versnelt de daling van de uitgaven, met uitzondering van de jaren 2009 en 2014, waarin de uitgaven stijgen. In beide jaren wordt dit veroorzaakt door een stijgende deelname, waarschijnlijk vanwege de economische ontwikkelingen. Tussen 2005 en 2009 wordt de daling in de uitgaven vooral veroorzaakt door een verminderde deelname. De uitgaven per verleende dienst veranderen gemiddeld nauwelijks. In de periode na 2009 dalen de uitgaven, ondanks een toenemende dienstverlening: de demografie en deelname nemen beide toe. Deze daling wordt veroorzaakt door een gemiddelde daling van alle uitgavencomponenten. De niet-personele uitgaven dalen fors, terwijl de loonkosten per uur licht afnemen. Daarnaast neemt het personeel per verleende dienst nog steeds af, wat ook bijdraagt aan de uitgavendaling. Dit heeft waarschijnlijk te maken met digitalisering. De gevolgen voor de kwaliteit van de dienstverlening zijn niet duidelijk.

Verschillen in uitgavenontwikkeling tussen voorzieningen

Hoewel de reële uitgaven aan de sector sociale zekerheid als geheel afnemen tussen 1998 en 2015, zijn de ontwikkelingen niet voor alle uitvoeringsinstanties gelijk (zie figuur 4). Bij het UWV is de daling het sterkst (38%), terwijl de uitgaven bij de SVB stijgen met 18%. De daling van de uitgaven bij de sociale werkvoorziening is met 8% gematigd.

De dienstverlening stijgt bij alle instellingen, maar bij de SVB is de stijging groter dan bij de andere twee voorzieningen. De daling in de uitgaven per verleende dienst is het sterkst bij het UWV. Daar wordt in 2015 per verleende dienst nog maar ongeveer half zoveel uitgegeven als in 1998. Ook bij beide andere instanties zijn de uitgaven per verleende dienst gedaald, maar minder sterk, namelijk met ongeveer 15%.

Figuur 4Aandeel van de totale uitgaven aan de sector sociale zekerheid in 2015 (, ontwikkeling uitgaven, dienstverlening en uitgaven per verleende dienst, 1998‍-2015 (in procenten)

uitgaven 2015 ontwikkeling uitgaven ontwikkeling dienstverlening ontwikkeling uitgaven per verleende dienst
sociale zekerheid -28,1 16,4 -38,2
UWV 1780 -38 17,2 -47,1
SVB 282,2 17,9 37 -14
SW 806 -8,2 9,9 -16,5

Bron:SCP (DPS)

Afname uitgaven bij het UWV, vooral door dalende inzet personeel

Bij het UWV daalt de inzet van personeel per verleende dienst: de arbeidsproductiviteit neemt toe (zie figuur 5). Hierdoor nemen de uitgaven per verleende dienst sterk af. Daarnaast nemen ook de niet-personele uitgaven af. Dat compenseert de stijging van de loonkosten per uur ruimschoots. Veel van deze ontwikkelingen zijn een rechtstreeks gevolg van beleid (zie ook verder UWV).

Stijging van de uitgaven bij de SVB vooral door vergrijzing

Bij de SVB wordt de stijging van de uitgaven veroorzaakt door de vergrijzing van de bevolking. Een steeds groter deel van de bevolking maakt aanspraak op een aow-uitkering, die door de SVB wordt verstrekt. De gestegen arbeidsproductiviteit kan de toename in de dienstverlening niet compenseren. Daardoor nemen de uitgaven van de SVB toe. Zie ook SVB.

Ontwikkelingen bij de sociale werkvoorziening gematigd

De ontwikkelingen bij de sociale werkvoorziening sluiten deels aan bij de ontwikkelingen van de andere instanties, maar wijken deels ook af. De daling in de niet-personele uitgaven is te vergelijken met de daling hiervan bij het UWV. Hier is echter geen sprake van een stijgende deelname. De uitgaven nemen af door een daling van het ingezette personeel per verleende dienst, en de stijging van de uitgaven door loonontwikkelingen zijn beide (veel) gematigder dan bij het UWV en de SVB. Zie verder Sociale Werkvoorziening).

Figuur 5Oorzaken van de ontwikkeling van de reële uitgaven voor de sector sociale zekerheid, 2015 ten opzichte van 1998 (in procenten) a, b

reële uitgaven demografie deelname niet-personele uitgaven per verleende dienst personeel per verleende dienst loonkosten per uur groei-op-groei
sociale zekerheid -28,1 12,1 3,9 -15,7 -28,8 13,7 -13,2
UWV -38 8,7 7,8 -16,9 -38,5 22,2 -21,2
SVB 17,9 48,8 -7,9 -5,5 -15 8 -10,5
SW -8,2 8,9 0,9 -11,4 -7,2 4,9 -4,3

aDe groei van de afzonderlijke componenten telt niet exact op tot de totale groei van de uitgaven. Dit komt door de berekeningswijze (zie Opzet en aanpak). Het verschil wordt hier weergegeven door de component ‘groei-op-groei’.

bDe gele en oranje staven (demografie en deelname) vormen samen de groei van de dienstverlening. De groene (niet-personele uitgaven) en de blauwe staven (personele uitgaven) geven opgeteld de groei weer door veranderingen in de uitgaven per verleende dienst.

Bron:SCP (DPS)

Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

CBS (2018). Opbouw binnenlands product (bbp); nationale rekeningen, 1969-2016. Geraadpleegd op 14 februari 2018 via https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/82262NED/table?dl=72C6.

Cebeon (2010). Uitvoeringskosten gemeenten en UWV. Amsterdam: Cebeon.

Noten

Dit betekent dat de uitvoeringskosten die gepaard gaan met ruim 400.000 bijstandsuitkeringen niet worden geanalyseerd. De uitvoeringskosten hiervoor waren in 2009 ongeveer 0,9 miljard euro (Cebeon 2010). Als we de uitvoering van de bijstand wel hadden kunnen meenemen, zou dit ongeveer ruim 20% van de totale geanalyseerde sociale zekerheid beslaan.

De premieheffing vindt plaats bij zowel particulieren als bedrijven.