Praktijken van huisartsenOpmerking

Voor 1998 ontbreekt informatie over het aantal arbeidsjaren. Informatie over de personele bestedingen ontbreekt voor de periode 1998 tot en met 2004. In beide gevallen is de ontbrekende informatie geëxtrapoleerd op basis van totale kosten.

  • In 2015 wordt 2,6 miljard euro uitgegeven aan huisartsenzorg. Ten opzichte van 1998 is dat in reële termen een stijging van 63%; een minder snelle groei dan in de sector als geheel (90%).
  • De dienstverlening van huisartsenpraktijken neemt tussen 1998 en 2015 toe met 34%, als gevolg van meer consulten per patiënt.
  • Huisartsenpraktijken zijn uitgebreid met praktijkondersteuners, waardoor meer personeel in de huisartsenzorg is ingezet: de arbeidsproductiviteit daalt, wat de uitgaven opstuwt.

Kader 1Kerncijfers praktijken van huisartsen

Aan huisartsenzorg is in 2015 in reële termen 2,6 miljard euro uitgegeven. Dat is 7% van de totale reële uitgaven aan curatieve zorg. In totaal verzorgen de huisartsen in 2015 ruim 84 miljoen consulten. Het personeel in de huisartsenzorg omvat bijna 15.000 arbeidsjaren. Dat is 4% van het personeel dat in de curatieve zorg werkzaam is.

Bron:SCP (DPS)

In de curatieve gezondheidszorg nemen de huisartsen een centrale positie in. De huisarts is de zorgverlener bij wie mensen in eerste instantie aankloppen, en hij/zij is niet alleen behandelaar, maar ook verwijzer naar specialistische voorzieningen. Zonder verwijzing van de huisarts kan een patiënt geen afspraak maken met een (medisch) specialist.noot 1 De huisarts fungeert dus als poortwachter in de gezondheidszorg. Huisartsen beheren ook de medische gegevens van hun patiënten (Boot 2013).

Vrijwel alle uitgaven aan huisartsenzorg lopen via de zorgverzekeringen (voor 2006 was dat via de Ziekenfondswet en particuliere verzekeringen, en na 2006 via de Zvw (CBS 2017b)). Voor een bezoek aan de huisarts hoeven patiënten momenteel geen eigen betalingen toe doen: het valt niet onder het eigen risico van de zorgverzekeringen. In 2005 bedroegen de eigen bijdragen van patiënten 5% van de totale uitgaven van de huisartsen (CBS 2017b).

Stijgende uitgaven en hogere personele inzet

De reële uitgaven aan huisartsenzorg nemen tussen 1998 en 2015 toe met 63% (zie figuur 1). Deze ontwikkeling gaat samen met een forse toename in de personele inzet: een groei van 157%. Daarmee lijkt de personele inzet de voornaamste motor achter de gestegen reële uitgaven te zijn. Het beroep dat op de huisartsen wordt gedaan, is in onze onderzoeksperiode lange tijd min of meer constant. Vanaf 2010 wordt er wel meer gebruikgemaakt van de diensten van de huisartspraktijken. In 2015 verzorgen de huisartsen 84 miljoen consulten; dat is een toename van 34% ten opzichte van 1998.

Figuur 1Reële uitgaven, arbeidsjaren en dienstverlening van huisartspraktijken, 1998-2015 (in indexcijfers, 1998 = 100) a

curatieve zorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 100 104,5 106,6 114,4 123,7 131,4 134,2 136,6 145,9 153,5 159,9 171 181,7 184,2 186,3 189,3 192,7 190,3
arbeidsjaren 100 101,6 103,4 106,1 110,6 115,5 117,9 120,8 124,5 129,4 132,6 136,9 139,7 142 142,9 142,1 142,8 144,2
dienstverlening 100 105,6 107,9 110,5 115,5 122 126,1 131,4 134,7 139,7 147,2 152 161,6 169,6 167,2 161,2 154,4 150,1
ziekenhuizen 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële  uitgaven 100 104,7 107,2 116,1 125,7 132,7 136,7 139,1 149,7 156,9 165,5 177,5 190,3 190,5 195,5 200,7 203,9 202
arbeidsjaren 100 102,5 104,2 107,3 112 116 118 119,6 121,4 124,3 126,9 131,3 134,7 136,7 137,5 135,5 136,2 137,4
dienstverlening 100 108,6 109 113,4 120,3 125,4 133,8 138,1 142,8 148,7 155,5 161,8 170,9 178,2 175,6 165,9 147,9 141,3
huisartsen 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële  uitgaven 100 103,5 108,6 112,9 124,7 133,9 130,6 128,1 140 147,4 145,3 151 153,9 163 157,7 158,2 165,2 163
arbeidsjaren 100 103,4 109,8 113,2 117,1 122 125,5 133,3 158,8 181,4 190,7 201,5 215,2 220,4 225,6 235,9 247,9 256,6
dienstverlening 100 102,4 105,2 100,9 98 101,7 91 94,8 94,3 99,3 107,3 99 112,6 114,6 110,1 108,8 131 134,1
apotheken 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële  uitgaven 100 108,2 111,3 117,3 122,2 127,6 120,8 123,7 123,8 128,6 131,4 158,5 180 181,6 170,2 170,8 172,7 174,1
arbeidsjaren 100 101,8 105,8 109,7 114,3 118,7 121,9 125,6 128,9 134 138,2 136,6 135,5 137,6 139,1 138,7 139,3 141,6
dienstverlening 100 104,5 107,8 112,9 114,6 120 112,9 120 121,7 128,8 144,8 158,2 169,7 185,7 194,6 200,8 207 212,4
geestelijke gezondheidszorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële  uitgaven 100 106,9 105,8 112,4 120,9 130,6 137,4 144,2 150,5 159,3 163,5 173,2 174,9 181,9 184,9 186,6 185,2
arbeidsjaren 100 99,2 99 99,9 104,2 112 115,8 121,4 125,9 130,9 134,2 138,3 137,3 138,2 137,8 138,3 139,8
dienstverlening 100 102,3 110,2 115,3 127,5 145,4 158,5 168,4 179,9 191,2 202,7 216,3 225,7 250,8 260,3 260,3 260,3
tandartsen 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële  uitgaven 100 103,1 105,9 112,1 124,8 134,1 132,9 130,1 135,4 144,7 148,8 153,2 169,5 172,8 169,5 161,8 171,9 166,4
arbeidsjaren 100 105 110,7 115,5 122,5 133,1 141,9 147,1 166,5 186,2 192,4 199,4 208,3 217,3 226,2 227,7 226,2 236,6
dienstverlening 100 96,7 102,2 98,9 97,1 104,1 94,3 104,3 97,8 87 98,6 95,9 103,3 107,1 97,1 97,7 120,1 116,7
fysiotherapeuten 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële  uitgaven 100 94,7 94,6 100 102,9 108,6 107,4 112,3 123,6 132,2 135,7 148,1 154 161 153,8 154,5 161,3 156,1
arbeidsjaren 100 95 99,8 102,6 103 104,1 101,4 105,9 113,7 126,6 132 139,7 143,8 149,2 150,6 152,6 146,4 150,7
dienstverlening 100 98,6 107,4 106,5 105,8 114,8 110,6 110,9 110,2 128,9 120,7 129,9 144,4 145 138,7 138,3 136,9 133,6

aDe reële uitgaven komen (in prijzen van 2015) in 1998 uit op 1,2 miljard euro. In 2015 zijn de uitgaven opgelopen tot 2,6 miljard euro. In 1998 bedraagt de personele inzet 5800 arbeidsjaren; in 2015 zijn dat 14.900 arbeidsjaren. In 1998 bieden huisartsen 63 miljoen consulten aan. In 2015 is dat aantal opgelopen tot 84 miljoen consulten.

Bron:SCP (DPS)

Toename dienstverlening door meer consulten per patiënt

Kader 2Meting van de dienstverlening van huisartspraktijken

Het beroep dat op de huisartsen wordt gedaan, meten we aan de hand van het aantal huisartsconsulten in een jaar. Dit betreft alle typen consulten, dus naast het bezoek van een patiënt aan de huisartspraktijk worden hier ook het telefonische en e-mailconsult, korte en lange visites en kleine chirurgische ingrepen toe gerekend. Het aantal huisartsconsulten in een jaar is opgebouwd uit het aantal mensen dat in een jaar een (of meerdere) bezoek(en) aan de huisarts brengt en het aantal keer dat zij gemiddeld in een jaar naar de huisarts gaan (aantal consulten per patiënt).

In 2015 verzorgen huisartsen 84 miljoen consulten voor 11,7 miljoen mensen (zie meting van de dienstverlening). Dit aantal verandert niet veel tussen 1998 en 2015 (zie figuur 2). Patiënten bezoeken gemiddeld genomen ongeveer zeven keer per jaar een huisarts (zie figuur 2 en CBS 2017a). In 1998 doen patiënten gemiddeld slechts vijf keer in een jaar een beroep op de dienstverlening van de huisartsenpraktijk. Tot en met 2008 verandert het aantal consulten per patiënt niet veel. Daarna neemt het aantal consulten per patiënt langzaam wat toe. Tussen 2013 en 2014 groeit het aantal consulten per patiënt ineens fors. Uiteindelijk ligt het totaal aantal consulten in 2015 36% hoger dan in 1998 (zie figuur 2).

Op basis van gegevens van het CBS weten we dat naarmate patiënten ouder worden zij de huisarts vaker bezoeken (CBS 2017a). De vergrijzing levert dus een bijdrage aan het groeiende aantal consulten. Een belangrijke reden voor de toename in het aantal consulten per patiënt komt voort uit de uitbreiding van de huisartsenpraktijk. Daarin bieden naast de huisarts(en) ook zogenoemde praktijkondersteuners (POH’s) hulp aan patiënten. De POH is onder meer in de huisartsenzorg geïntroduceerd om de werkdruk van de huisartsen te verlichten, waarover de huisartsen aan het begin van dit nieuwe millennium aan de bel trokken (Boot 2013). De toenmalige minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zag de knelpunten in de huisartsenzorg vooral als een organisatorisch en niet als een financieel probleem (TK 2003/2004). De oplossing bestond daarom uit een nauwere samenwerking tussen huisartsen en andere hulpverleners uit de eerstelijnszorg, waardoor weer aantrekkelijke werkplekken zouden ontstaan. In 2000 is de POH-somatiek geïntroduceerd, die zich richt op patiënten met lichamelijke chronische aandoeningen (Hassel et al. 2016). Om de toenemende vraag naar psychische en psychosociale hulp binnen de huisartsenzorg het hoofd te bieden, is in 2008 de POH-ggz ingevoerd (Hassel et al. 2016). Sinds 2014 heeft de POH-ggz in de huisartsenpraktijk een grotere rol gekregen, omdat patiënten met lichte psychische klachten alleen nog bij de huisarts terechtkunnen (Rijksoverheid 2018). Deze wijziging maakt deel uit van veranderingen die het ministerie van VWS in de curatieve zorg in gang heeft gezet en waarbij tweedelijnszorg wordt vervangen door eerstelijnszorg (TK 2013/2014). De taken en verantwoordelijkheden van alle medewerkers in de huisartsenpraktijk – te weten de huisartsen en POH’s – nemen toe. Als onderdeel van de veranderingen zijn huisartsen namelijk onder andere ook gerechtigd kleine chirurgische ingrepen uit te voeren. De gewijzigde beleidslijnen bieden een verklaring voor de toename in het aantal consulten per patiënt vanaf 2008.

Figuur 2Ontwikkelingen in de dienstverlening van huisartsenpraktijken, 1998-2015 (links in absolute aantallen en rechts in indexcijfers, 1998 = 100)

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
aantal patiënten × miljoen 11,9 11,9 12 12,2 12,1 12,1 11,9 11,9 11,9 11,8 12,1 12,2 12 12 11,9 12 11,5 11,7
aantal contacten per patiënt 5 5,4 5,5 5,2 5,1 5,3 4,8 5 5 5,3 5,6 5,1 5,9 6 5,8 5,7 7,2 7,2
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
aantal patiënten 100 100,5 101,4 102,8 101,9 101,7 100,5 100,5 99,9 99,3 101,5 102,9 101,2 101,2 100,6 101,2 96,4 98,7
aantal contacten per patiënt 100 101,9 103,8 98,1 96,2 100 90,6 94,3 94,3 100 105,7 96,2 111,3 113,2 109,4 107,5 135,8 135,8

Bron:SCP (DPS)

Uitgaven stijgen door dalende arbeidsproductiviteit en groeiende dienstverlening

Een belangrijke verklaring voor de toename in de reële uitgaven aan huisartsenzorg in 2015 ligt in een grotere inzet van personeel in 2015 ten opzichte van 1998 (zie figuur 3). In de loop van de tijd wordt per consult meer personeel ingezet: de arbeidsproductiviteit in de huisartsenzorg neemt af. De extra medewerkers zijn niet alleen huisartsen, maar ook assistenten en andere ondersteuners die deel uitmaken van de huisartspraktijken (zie de beschrijving van de dienstverlening). Het aantal arbeidsjaren aan POH’s in de huisartsenpraktijk is tussen 2011 en 2016 met gemiddeld 10% per jaar toegenomen (Heiligers et al. 2012). Inclusief de arbeidsjaren aan POH-ggz gaat het naar schatting tussen 2011 en 2016 om een jaarlijkse gemiddelde groei van 18% (Hassel et al. 2016). Door de verschuiving van taken naar de (lagerbetaalde) POH dalen de loonkosten per uur, vooral de incidentele loonkosten (niet afzonderlijk gespecificeerd in figuur 3). Hiertegenover staat een stijging van het reële cao-loon.

De stijgende uitgaven aan huisartsenzorg zijn daarnaast het gevolg van de groei in het beroep op de dienstverlening van de huisartsen. Zoals al eerder gemeld (de beschrijving van de dienstverlening) uit zich dat in een toename van het aantal consulten. Dat aantal neemt toe onder meer doordat ouderen meer gebruikmaken van huisartsenzorg (component demografie in figuur 3) en omdat er per leeftijdsgroep meer consulten worden geleverd (component deelname in figuur).

Figuur 3Oorzaken van de ontwikkeling van de reële uitgaven aan huisartsenzorg, 1998-2015 (in procenten) a, b, c

curatieve zorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 4,53 6,6 14,36 23,74 31,38 34,23 36,64 45,91 53,5 59,88 70,97 81,7 84,2 86,31 89,27 92,7 90,34
demografie 0 0,93 1,93 2,95 3,89 4,7 5,42 6,06 6,8 7,59 8,59 9,68 10,77 11,83 12,83 13,8 14,93 16,02
deelname 0 4,64 5,84 7,28 11,19 16,55 19,58 23,91 26,11 29,81 35,53 38,59 45,93 51,68 48,2 41,61 34,34 29,37
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 -1,1 -2,04 -0,59 -0,23 -0,18 -0,49 -0,61 1,13 2,57 1,98 3,91 5,32 3,14 4,54 7,72 10,16 9,84
personeel per verleende dienst 0 -3,03 -3,47 -3,32 -3,53 -4,24 -4,99 -5,96 -5,63 -5,5 -7,13 -7,58 -10,12 -11,89 -10,92 -9,35 -6,8 -4,68
loonkosten per uur 0 3,24 4,5 7,78 11,41 12,83 12,87 11,57 14,02 14,04 15,5 18,34 20,57 21,42 21,57 22,49 24,11 23,4
groei-op-groei 0 -0,14 -0,17 0,25 1,01 1,72 1,84 1,68 3,48 5 5,41 8,03 9,24 8,02 10,08 13 15,97 16,39
ziekenhuizen 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 4,75 7,18 16,13 25,68 32,68 36,67 39,14 49,66 56,87 65,52 77,46 90,31 90,55 95,48 100,7 103,86 101,97
demografie 0 1,01 2,11 3,22 4,25 5,16 5,97 6,71 7,63 8,6 9,79 11,05 12,32 13,58 14,8 15,98 17,38 18,66
deelname  0 7,53 6,76 9,83 15,4 19,29 26,24 29,46 32,71 36,95 41,68 45,68 52,12 56,9 52,93 43,06 26,01 19,05
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 -2,5 -2,29 -0,92 -0,63 -0,1 -1,14 -0,68 1,64 3,25 3,18 5,26 7,62 4,38 6,93 12,37 19,31 19,45
personeel per verleende dienst 0 -3,97 -3,46 -4,04 -4,96 -5,32 -7,9 -8,84 -9,79 -10,6 -11,82 -12,49 -14,11 -15,43 -14,59 -12,7 -6,76 -3,82
loonkosten per uur 0 2,98 4,12 7,7 10,65 11,96 12,63 11,87 15,41 15,75 18,86 21,59 23,86 24,48 25,5 27,64 29,05 29,48
groei-op-groei 0 -0,3 -0,05 0,35 0,97 1,69 0,87 0,61 2,06 2,93 3,84 6,37 8,5 6,64 9,91 14,36 18,87 19,14
huisartsen 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 3,45 8,6 12,88 24,72 33,91 30,65 28,11 40,04 47,44 45,25 50,96 53,9 63,01 57,69 58,23 65,22 63
demografie 0 0,96 1,98 3,04 4,01 4,85 5,64 6,38 7,14 7,96 8,93 10,01 11,1 12,17 13,18 14,12 15,18 16,26
deelname  0 1,46 3,17 -2,09 -5,76 -3,05 -13,83 -10,9 -12,01 -8 -1,53 -10,02 1,37 2,15 -2,72 -4,64 13,74 15,35
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 -1,08 -2,71 -2,33 -1,95 -3,28 -0,26 -2,17 -2,2 -2,14 -3,84 0,03 -3,25 -2,22 -1,55 0,04 -4,76 -5,57
personeel per verleende dienst 0 -0,08 1,87 7,03 11,81 12,16 23,73 25,57 43,75 53,01 49,74 65,5 56,71 57,26 65,06 72,56 54,79 55,97
loonkosten per uur 0 3,4 7,2 11,52 23,04 29,67 24,42 17,37 14,01 7,64 1,91 1,22 -1,69 0,88 -3,12 -6,62 -6,59 -9,55
groei-op-groei 0 -1,21 -2,91 -4,3 -6,43 -6,44 -9,04 -8,14 -10,66 -11,04 -9,96 -15,79 -10,34 -7,23 -13,16 -17,23 -7,14 -9,46
apotheken 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 8,23 11,33 17,25 22,19 27,55 20,83 23,68 23,85 28,64 31,4 58,47 80,05 81,57 70,23 70,81 72,71 74,11
demografie 0 1,08 2,19 3,39 4,5 5,48 6,44 7,35 8,28 9,28 10,42 11,67 12,92 14,26 15,53 16,73 18,02 19,33
deelname  0 3,35 5,45 9,2 9,7 13,73 6,02 11,78 12,42 17,91 31,18 41,64 50,31 62,53 68,44 72,04 75,42 77,97
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 2,05 2,28 2,98 4,53 4,09 4,23 2,41 2 1,32 -2,73 -0,96 1,47 -0,95 -6,04 -7,01 -7,66 -7,84
personeel per verleende dienst 0 -2,1 -1,94 -2,5 -1,01 -1,48 3,71 1,75 2,48 1,4 -3,63 -9,25 -13,28 -16,64 -18,19 -19,6 -20,65 -21,04
loonkosten per uur 0 3,76 3,03 3,46 3,05 3,74 -0,88 -1,11 -2,69 -2,87 -3,16 12,4 23,17 21,41 17,01 17,55 18,14 16,96
groei-op-groei 0 0,09 0,32 0,72 1,43 1,98 1,3 1,5 1,35 1,61 -0,67 2,98 5,46 0,94 -6,52 -8,91 -10,57 -11,27
geestelijke gezondheidszorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 0 6,87 5,83 12,36 20,89 30,6 37,44 44,16 50,5 59,3 63,48 73,23 74,94 81,92 84,89 86,63 85,17
demografie 0 0,43 0,95 1,49 1,94 2,22 2,4 2,51 2,51 2,59 2,89 3,3 3,7 4 4,22 4,43 4,73
deelname  0 1,82 9,12 13,66 25,12 42,21 54,76 64,27 75,5 86,38 97,02 109,34 117,68 141,15 149,74 149,22 148,52
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 1,78 -3,16 -2,47 -3,05 -4,27 -5,55 -5,6 -6 -5,54 -6,54 -6,02 -6,92 -7,82 -8,29 -8,35 -8,85
personeel per verleende dienst 0 -2,93 -8,38 -10,75 -14,27 -17,61 -20,53 -21,21 -22,76 -23,82 -25,53 -27,51 -29,98 -34,11 -35,73 -35,64 -35,26
loonkosten per uur 0 5,86 8,72 12,58 15,16 15,55 17,97 17,64 18,16 18,89 19,64 21,92 24,49 27,18 29,51 30,7 29,59
groei-op-groei 0 -0,09 -1,43 -2,14 -4 -7,5 -11,6 -13,44 -16,91 -19,2 -24,01 -27,8 -34,03 -48,47 -54,56 -53,74 -53,55
tandartsen 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 3,11 5,88 12,05 24,76 34,13 32,93 30,12 35,44 44,68 48,84 53,2 69,53 72,83 69,47 61,77 71,9 66,45
demografie 0 1 2,02 3,04 3,94 4,7 5,35 5,79 6,15 6,57 7,18 7,87 8,58 9,19 9,69 10,09 10,48 10,88
deelname  0 -4,27 0,15 -4,03 -6,61 -0,58 -10,53 -1,4 -7,91 -18,34 -8 -11,06 -4,86 -1,92 -11,46 -11,3 8,69 5,22
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 2,34 1,51 5,33 6,96 8,53 12,86 9,33 15,1 25,57 19,96 22,29 28,76 28,67 31,47 28,24 17,26 16,13
personeel per verleende dienst 0 4,34 3,95 8,86 14,3 15,23 28,24 22,79 39,66 64,9 53,88 60,27 56,02 56,48 73,26 73,27 47,82 55,87
loonkosten per uur 0 -0,05 -1,71 -0,76 5,74 3,97 -0,12 -5,32 -9,69 -11,52 -11,95 -11,31 -10,55 -12,07 -13,44 -15,93 -12,09 -15,04
groei-op-groei 0 -0,26 -0,03 -0,38 0,43 2,28 -2,87 -1,06 -7,88 -22,49 -12,23 -14,85 -8,43 -7,53 -20,06 -22,61 -0,26 -6,61
fysiotherapeuten 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 -5,33 -5,44 0,05 2,88 8,58 7,43 12,34 23,58 32,23 35,75 48,13 53,96 61,04 53,75 54,55 61,31 56,07
demografie 0 1,1 2,23 3,41 4,52 5,5 6,44 7,35 8,27 9,24 10,35 11,54 12,71 13,84 14,89 15,92 17,08 18,23
deelname  0 -2,47 5,01 2,98 1,27 8,83 3,93 3,29 1,77 17,98 9,39 16,47 28,13 27,4 20,7 19,29 16,95 13,04
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 -1,55 -3,52 -0,31 0,68 -0,05 2,26 2,79 4,44 0,99 5,65 6,75 6,12 8,26 9,68 10,71 12,72 12,56
personeel per verleende dienst 0 -3,35 -6,01 -3,63 -2,93 -7,65 -6,99 -4,31 1,14 -2,37 5,38 3,51 -2,48 -0,32 3,51 4,63 2,19 6,13
loonkosten per uur 0 0,85 -2,64 -1,86 -0,18 2,94 2,87 3,64 6,7 4,18 1,8 4,24 4,16 4,38 -0,66 -1,66 4,64 0
groei-op-groei 0 0,09 -0,51 -0,54 -0,46 -1 -1,09 -0,43 1,25 2,21 3,17 5,62 5,33 7,49 5,64 5,66 7,73 6,11

aDe groei van de afzonderlijke componenten telt niet exact op tot de totale groei van de uitgaven. Dit komt door de berekeningswijze (zie Opzet en aanpak). Het verschil wordt hier weergegeven door de component ‘groei-op-groei’.

bDe gele en oranje staven (demografie en deelname) vormen samen de groei van de dienstverlening. De groene (niet-personele uitgaven) en de blauwe staven (personele uitgaven) geven opgeteld de groei weer door veranderingen in de uitgaven per verleende dienst.

c De gearceerde staven zijn gebaseerd op geschatte gegevens voor de personele uitgaven.

Bron:SCP (DPS)

Uitgavengroei tussen 1998 en 2015 door personele uitgaven per consult

De ontwikkeling in de reële uitgaven aan huisartsenzorg is grofweg onder te verdelen in twee perioden. De eerste periode, van 1998 tot en met 2011, is er een van groei. Vanaf 2011 lijken de uitgaven zich te stabiliseren.

Uitgaven stijgen tussen 1998 en 2011 door dalende arbeidsproductiviteit

In de eerste periode, tussen 1998 en 2011, groeien de uitgaven onverminderd, met uitzondering van de jaren 2003 tot en met 2005. In die periode dalen de uitgaven. Vanwege het ontbreken van informatie over de personele uitgaven voor de periode 1998 tot en met 2004noot 2 besteden we aan deze daling geen afzonderlijke aandacht, maar nemen deze op in een langere periode van groei.

De groei in de reële uitgaven in de periode 1998 tot en met 2011 is vooral het resultaat van toegenomen personele bestedingen per consult. Hoewel de data het niet mogelijk maken om harde uitspraken over de personele bestedingen tot en met 2004 te doen, komt het beeld daarvan wel overeen met wat we uit andere bronnen weten: de geschatte loonkosten per uur nemen toe. In reactie op de eis van een betere beloning van de Landelijke Vereniging van Huisartsen (LHV) zijn aanpassingen in de financiering van de huisartsenhulp aangebracht (TK 2000/2001), zoals invoering van een nacht- en weekendtarief, verhoging van de praktijkkostenvergoeding en financiering van de praktijkondersteuning (TK 2003/2004). Vanaf 2004 speelt de toename in de personele inzet per consult – of anders gezegd een afgenomen arbeidsproductiviteit – een rol in de stijgende personele bestedingen per consult. De dalende arbeidsproductiviteit komt onder meer voort uit het toevoegen van de POH’s aan de huisartsenpraktijk (zie de achtergronden van de ontwikkelingen). Daarmee werd ingegaan op de wensen van de huisartsen om de werkdruknoot 3 te verlichten (zie ook TK 2003/2004).

Groei uitgaven tussen 2011 en 2015 vlakt af door stabilisatie personele uitgaven per consult

Tussen 2011 en 2015 vlakt de groei in de reële uitgaven aan huisartsenzorg af. Dat komt doordat de personele uitgaven per consult afnemen: de arbeidsproductiviteit daalt niet meer en de loonkosten per uur nemen af. Vooral de incidentele loonkosten dalen (niet apart in figuur 3 opgenomen). In de achtergronden van de ontwikkelingen is al gezegd dat het extra personeel in de huisartsenpraktijk vooral ondersteunend personeel betreft (zie verder ook Hassel et al. 2016). Er is wel een toenemend aantal consulten per patiënt (zie ook beschrijving van de dienstverlening en stijging van de component deelname in figuur 3). Tot slot neemt het aantal consulten ook toe omdat de bevolking vergrijst: de component demografie in de figuur neemt over de hele onderzoeksperiode langzaam toe.

Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Boot, J.M. (2013). De Nederlandse gezondheidszorg, Gezondheid en eigen initiatief, Voorzieningen, Overheid en beleid . Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

CBS (2017a). Gezondheid en zorggebruik; persoonskenmerken. Geraadpleegd op 16 april 2018 via https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83005NED/table?ts=1523863819191.

CBS (2017b). Zorguitgaven; aanbieders van zorg en financieringsbron, 1998-2016. Geraadpleegd op 30 maart 2018 via https://opendata.cbs.nl/dataportaal/#/CBS/nl/dataset/83039NED/table?ts=1522410235301.

Hassel, D. van, R. Batenburg en L. van der Velden (2016). Praktijkondersteuners (POH’s) in beeld: Aantallen, kenmerken en geografische spreiding in Nederland . Utrecht: NIVEL.

Heiligers, P.J.M., J. Noordman, J.C. Korevaar, S. Dorsman, L. Hingstman, A.M. van Dulmen en D.H. de Bakker (2012). Praktijkondersteuners in de huisartspraktijk (POH’s), klaar voor de toekomst? Utrecht: NIVEL.

Rijksoverheid (2018). Basis GGZ en gespecialiseerde GGZ. Geraadpleegd op 12 februari 2018 via https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/geestelijke-gezondheidszorg/basis-ggz-en-gespecialiseerde-ggz.

TK (2000/2001). Zorgnota 2001 & Interpellatie inzake de huisartsenzorg. Brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 januari 2001. Tweede Kamer, vergaderjaar 2000/2001, 27401 & 27583, nr. 42.

TK (2003/2004) Visie op toekomstbestendige Eerstelijnszorg. Brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 november 2003. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003/2004, 29247, nr. 4).

TK (2013/2014). Beleidsdoelstellingen op het gebied van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 28 oktober 2013. Tweede Kamer, vergaderjaar 2013/2014, 32620, nr. 94.

Noten

De fysiotherapeut vormt daarop een uitzondering. Daar kunnen patiënten ook naartoe zonder verwijzing van de huisarts.

Deze daling is geschat aan de hand van de personele inzet in die periode.

Dat de arbeidsproductiviteit is gedaald, wil overigens niet per se zeggen dat de werkdruk is verminderd. Het is mogelijk dat huisartsen – doordat oudere patiënten met complexere problemen langer thuis blijven wonen – meer overleg met specialisten en wijkverpleging moeten voeren om het welzijn van hun patiënten in de gaten te houden. De tijd die huisartsen aan overleg besteden, hebben wij in deze studie niet kunnen meenemen.