Praktijken van fysiotherapeuten

  • In 2015 wordt 1,4 miljard euro aan fysiotherapeutische zorg uitgegeven; in reële termen een stijging van 56% ten opzichte van 1998. Deze voorziening groeit het minst snel binnen de sector curatieve zorg.
  • Het aantal zittingen bij de fysiotherapeut neemt in dezelfde periode met 34% toe.
  • De toename in de dienstverlening komt voort uit een stijging van het aantal cliënten. Door de invoering van de Zorgverzekeringswet in 2006 stond het cliënten vrij een fysiotherapeut te bezoeken zonder verwijzing van een arts.
  • Als gevolg van de toegenomen dienstverlening zijn de uitgaven gestegen. Daarvoor verantwoordelijk is verder een dalende arbeidsproductiviteit.

Kader 1Kerncijfers praktijken van fysiotherapeuten

In 2015 verzorgen fysiotherapeuten 57 miljoen zittingen. Daarmee is in reële termen 1,4 miljard euro gemoeid (4% van de totale reële uitgaven aan curatieve zorg). Het personeel in de fysiotherapeutische zorg omvat 15.600 arbeidsjaren. Dat is 5% van het personeel dat in de sector curatieve zorg werkzaam is.

Bron:SCP (DPS)

Mensen die belemmerd zijn in hun functioneren vanwege stoornissen of beperkingen in het bewegingsapparaat kunnen voor massage, oefening, beweging en fysiotechnische hulpmiddelen terecht bij een fysiotherapeut (Boot 2013; Zorginstituut Nederland 2018). De fysiotherapeuten behoren tot de paramedici. Daarbinnen vormen fysiotherapeuten de grootste beroepsgroep; ongeveer de helft van de paramedici is fysiotherapeut (Boot 2013; Zorginstituut Nederland 2018).noot 1 De meeste fysiotherapeuten werken extramuraal (Boot 2013). Het resterende deel werkt in ziekenhuizen, revalidatieklinieken, verpleeghuizen en instellingen voor mensen met (verstandelijke) beperkingen (Boot 2013). Hier bestuderen we alleen de fysiotherapeuten die in een extramurale setting zorg verlenen.

Paramedische voorzieningen worden voor ruim 90% door de zorgverzekeringen vergoed, de rest loopt via eigen betalingen van gebruikers (CBS 2017). Het aandeel eigen betalingen nam met de invoering van de Zvw af, maar wordt in de loop van de tijd wel weer steeds hoger.

Toename van uitgaven, personele inzet en dienstverlening

In 2015 liggen de reële uitgaven voor zorg verleend door fysiotherapeuten 56% hoger dan in 1998 (zie figuur 1).noot 2 De fysiotherapeuten verrichten in 2015 34% meer zittingennoot 4 dan in 1998. Dat gaat gepaard met een hogere personele inzet: in 2015 is het aantal arbeidsjaren gestegen met 51% ten opzichte van 1998. Over het geheel genomen lopen uitgaven, personeel en dienstverlening met elkaar op.

Figuur 1Reële uitgaven, arbeidsjaren en dienstverlening van fysiotherapeuten, 1998-2015 (in indexcijfers, 1998 = 100) a

curatieve zorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 100 104,5 106,6 114,4 123,7 131,4 134,2 136,6 145,9 153,5 159,9 171 181,7 184,2 186,3 189,3 192,7 190,3
arbeidsjaren 100 101,6 103,4 106,1 110,6 115,5 117,9 120,8 124,5 129,4 132,6 136,9 139,7 142 142,9 142,1 142,8 144,2
dienstverlening 100 105,6 107,9 110,5 115,5 122 126,1 131,4 134,7 139,7 147,2 152 161,6 169,6 167,2 161,2 154,4 150,1
ziekenhuizen 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële  uitgaven 100 104,7 107,2 116,1 125,7 132,7 136,7 139,1 149,7 156,9 165,5 177,5 190,3 190,5 195,5 200,7 203,9 202
arbeidsjaren 100 102,5 104,2 107,3 112 116 118 119,6 121,4 124,3 126,9 131,3 134,7 136,7 137,5 135,5 136,2 137,4
dienstverlening 100 108,6 109 113,4 120,3 125,4 133,8 138,1 142,8 148,7 155,5 161,8 170,9 178,2 175,6 165,9 147,9 141,3
huisartsen 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële  uitgaven 100 103,5 108,6 112,9 124,7 133,9 130,6 128,1 140 147,4 145,3 151 153,9 163 157,7 158,2 165,2 163
arbeidsjaren 100 103,4 109,8 113,2 117,1 122 125,5 133,3 158,8 181,4 190,7 201,5 215,2 220,4 225,6 235,9 247,9 256,6
dienstverlening 100 102,4 105,2 100,9 98 101,7 91 94,8 94,3 99,3 107,3 99 112,6 114,6 110,1 108,8 131 134,1
apotheken 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële  uitgaven 100 108,2 111,3 117,3 122,2 127,6 120,8 123,7 123,8 128,6 131,4 158,5 180 181,6 170,2 170,8 172,7 174,1
arbeidsjaren 100 101,8 105,8 109,7 114,3 118,7 121,9 125,6 128,9 134 138,2 136,6 135,5 137,6 139,1 138,7 139,3 141,6
dienstverlening 100 104,5 107,8 112,9 114,6 120 112,9 120 121,7 128,8 144,8 158,2 169,7 185,7 194,6 200,8 207 212,4
geestelijke gezondheidszorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële  uitgaven 100 106,9 105,8 112,4 120,9 130,6 137,4 144,2 150,5 159,3 163,5 173,2 174,9 181,9 184,9 186,6 185,2
arbeidsjaren 100 99,2 99 99,9 104,2 112 115,8 121,4 125,9 130,9 134,2 138,3 137,3 138,2 137,8 138,3 139,8
dienstverlening 100 102,3 110,2 115,3 127,5 145,4 158,5 168,4 179,9 191,2 202,7 216,3 225,7 250,8 260,3 260,3 260,3
tandartsen 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële  uitgaven 100 103,1 105,9 112,1 124,8 134,1 132,9 130,1 135,4 144,7 148,8 153,2 169,5 172,8 169,5 161,8 171,9 166,4
arbeidsjaren 100 105 110,7 115,5 122,5 133,1 141,9 147,1 166,5 186,2 192,4 199,4 208,3 217,3 226,2 227,7 226,2 236,6
dienstverlening 100 96,7 102,2 98,9 97,1 104,1 94,3 104,3 97,8 87 98,6 95,9 103,3 107,1 97,1 97,7 120,1 116,7
fysiotherapeuten 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële  uitgaven 100 94,7 94,6 100 102,9 108,6 107,4 112,3 123,6 132,2 135,7 148,1 154 161 153,8 154,5 161,3 156,1
arbeidsjaren 100 95 99,8 102,6 103 104,1 101,4 105,9 113,7 126,6 132 139,7 143,8 149,2 150,6 152,6 146,4 150,7
dienstverlening 100 98,6 107,4 106,5 105,8 114,8 110,6 110,9 110,2 128,9 120,7 129,9 144,4 145 138,7 138,3 136,9 133,6

aDe reële uitgaven bedragen (in prijzen van 2015) in 1998 875 miljoen euro. In 2015 zijn de uitgaven opgelopen tot 1,4 miljard euro. In 1998 bedraagt de personele inzet 8500 arbeidsjaren; in 2015 zijn dat 15.600 arbeidsjaren. In 1998 bieden fysiotherapeuten 43 miljoen zittingen. In 2015 is dat aantal opgelopen tot 57 miljoen zittingen.

Bron:SCP (DPS)

Toename dienstverlening door meer cliënten

Kader 2Meting van de dienstverlening van fysiotherapie

We meten de dienstverlening van fysiotherapiepraktijken aan de hand van het aantal zittingen dat de fysiotherapeuten in een jaar uitvoeren. Daarvoor combineren we gegevens over het gemiddeld aantal zittingen per patiënt in een jaar met het aantal mensen dat in een jaar een (of meerdere) bezoek(en) brengt aan een praktijk van fysiotherapeuten.

In 1998 brengen ruim 2,4 miljoen mensen een bezoek aan de fysiotherapeut; in 2015 is dat aantal toegenomen met 66% tot bijna 4 miljoen (zie figuur 2). Daarentegen is het gemiddeld aantal zittingen per cliënt afgenomen, van bijna achttien zittingen in 1998 tot ruim veertien in 2015. Het stijgende aantal gebruikers van fysiotherapie gecombineerd met het dalende aantal zittingen per patiënten leidt tot een toename van 34% van het totaal aantal zittingen (zie figuur 1). Al met al leveren de fysiotherapeuten in 2015 57 miljoen zittingen.

Figuur 2Ontwikkelingen in de dienstverlening van fysiotherapiepraktijken, 1998-2015 (links in absolute aantallen en rechts in indexcijfers, 1998 = 100)

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
aantal cliënten × miljoen 2,4 2,5 2,6 2,7 2,8 2,9 2,8 2,7 2,9 3,1 3,3 3,4 3,7 3,8 3,6 3,7 3,9 4
aantal zittingen per cliënt 17,8 17,1 17,8 17,0 16,3 17,2 16,8 17,3 16,2 17,9 15,7 16,4 16,9 16,3 16,7 16,0 15,1 14,3
1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
aantal cliënten 100 102,6 107,4 111,5 115,6 118,8 117,2 114,1 121,1 128,2 136,9 141 152,1 158,4 147,8 153,8 161,4 166,4
aantal zittingen per cliënt 100 96,1 100 95,5 91,6 96,6 94,4 97,2 91 100,6 88,2 92,1 94,9 91,6 93,8 89,9 84,8 80,3

Bron:SCP (DPS)

Een verklaring voor het afnemende gemiddeld aantal zittingen per cliënt ligt in de wijzigingen in de vergoedingssystematiek van de fysiotherapeutische zorg. Om de uitgaven te beheersen, zijn in de periode 1998 tot en met 2015 verschillende ‘beperkende’ maatregelen ingevoerd (Zorginstituut Nederland 2016).noot 5 De fysiotherapeutische zorg kent een zogenoemde ‘chronische lijst’ van aandoeningen waarvoor behandelingen worden vergoed via de basisverzekering.noot 6 Met de invoering van de chronische lijst werd eveneens geregeld dat niet meer alle zittingen van een behandeling worden vergoed. Aan het begin van onze onderzoeksperiode is het aantal zittingen voor een aandoening op de chronische lijst gemaximeerd op negen zittingen, met een eventuele verlenging van nog eens maximaal negen zittingen. Vanaf 2004 is er niet langer een maximum verbonden aan het aantal te vergoeden zittingen, maar komen de eerste negen zittingen van een behandeling voor rekening van de cliënt (of de aanvullende verzekering). Vanaf 2011 wordt het aantal zittingen ‘voor eigen rekening’ uitgebreid naar de eerste twaalf. In 2012 is dat opgelopen tot de eerste twintig en wordt een aantal aandoeningen van de chronische lijst geschrapt. De eigen betalingen van gebruikers nemen hierdoor toe, waardoor zij worden geprikkeld af te zien van fysiotherapeutische zorg.

Het daadwerkelijke aantal (waargenomen) zittingen per cliënt (zie figuur 2) loopt redelijk in de pas met de beleidsontwikkelingen. De eerste ronde van maatregelen in 2004 lijkt weliswaar nog weinig resultaat te hebben; het aantal zittingen per cliënt blijft tot en met 2007 schommelen rond het niveau van 1998. Pas vanaf 2008 begint het aantal zittingen per cliënt langzaam te dalen. Een duidelijke afname treedt op vanaf 2012.

Ook de toename van het aantal cliënten dat een praktijk voor fysiotherapie bezoekt, wordt gestuurd door beleidswijzigingen. In 2006 wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) ingevoerd, waardoor vanaf dat moment voor fysiotherapie geen verwijzing van de huisarts meer nodig is zoals voorheen.noot 7 Na 2006 neemt het aantal cliënten dat een fysiotherapeut bezoekt dan ook aanzienlijk toe (zie figuur 2). In 2012 loopt het aantal iets terug. Mogelijk houdt dat verband met het schrappen van een aantal aandoeningen van de chronische lijst. Vanaf 2013 echter neemt het aantal cliënten weer langzaam toe. De veroudering van de bevolking speelt hier een rol in; met het ouder worden neemt het aantal fysiotherapeutische behandelingen toe. Doordat ouderen steeds langer (worden geacht) zelfstandig thuis (te) blijven wonen, groeit de behoefte aan het aanleren van bepaalde handelingen of vaardigheden die dat (mede) mogelijk maken (Zorginstituut Nederland 2016). Dat zal vaak kortdurende fysiotherapie zijn: een behandeling van een beperkt aantal zittingen.

Uitgaven stijgen door meer dienstverlening en lagere arbeidsproductiviteit

Meer dan de helft van de groei in de reële uitgaven in 2015 komt voor rekening van een toename in het aantal verleende zittingen (componenten demografie en deelname in figuur 3). Daarin speelt de veroudering van de bevolking een belangrijke rol; de omvang van de component demografie is in 2015 groter dan die van de component deelname. Dat geldt overigens niet voor de hele onderzoeksperiode: de invloed van de vergrijzing wordt langzaam steeds groter. Dit komt doordat ouderen een groter beroep doen op de fysiotherapeutische zorg en doordat ouderen steeds langer (worden geacht) zelfstandig thuis (te) blijven wonen. Bij de beschrijving van de dienstverlening van fysiotherapeuten hebben we gezien dat beleidswijzigingen een duidelijk stempel drukken op het aantal verrichte zittingen en daarmee ook op de groei in de uitgaven.

Hoewel het groeiende beroep op de fysiotherapeutische zorg in belangrijke mate de groei in de reële uitgaven in 2015 verklaart, dragen de uitgaven per zitting ook wat bij. Het aantal in Nederland werkzame fysiotherapeuten neemt jaarlijks toe (Hassel en Kenes 2013). Dat maakt dat steeds meer fysiotherapeuten het aantal toegenomen zittingen uitvoeren. De personele inzet per zitting neemt toe, waardoor de arbeidsproductiviteit in de sector daalt, en dat heeft een opstuwend effect op de uitgaven.

Net als bij veel andere beroepsgroepen in de eerstelijnszorg (zoals huisartsen) en tandartsen (zie de achtergronden bij de dienstverlening van huisartsen en tandartsen) werken fysiotherapeuten steeds vaker samen in grote groepspraktijken. Het aantal grote praktijken met vijf of meer fysiotherapeuten is tussen 2005 en 2012 toegenomen van 21% naar 32%; het aantal solopraktijken neemt af (Hassel en Kenes 2013). Met meer fysiotherapeuten in een praktijk samenwerken vereist aanpassingen aan de praktijk of uitwijken naar een grotere locatie. Daardoor zullen (op korte termijn) de niet-personele uitgaven per zitting toenemen. Aangezien de niet-personele uitgaven slechts 28% van de totale uitgaven met zich meebrengen, is het effect hiervan op de totale uitgaven beperkt.

Figuur 3Oorzaken van de ontwikkeling van de reële uitgaven aan fysiotherapiepraktijken, 1998-2015 (in procenten) a, b

curatieve zorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 4,53 6,6 14,36 23,74 31,38 34,23 36,64 45,91 53,5 59,88 70,97 81,7 84,2 86,31 89,27 92,7 90,34
demografie 0 0,93 1,93 2,95 3,89 4,7 5,42 6,06 6,8 7,59 8,59 9,68 10,77 11,83 12,83 13,8 14,93 16,02
deelname 0 4,64 5,84 7,28 11,19 16,55 19,58 23,91 26,11 29,81 35,53 38,59 45,93 51,68 48,2 41,61 34,34 29,37
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 -1,1 -2,04 -0,59 -0,23 -0,18 -0,49 -0,61 1,13 2,57 1,98 3,91 5,32 3,14 4,54 7,72 10,16 9,84
personeel per verleende dienst 0 -3,03 -3,47 -3,32 -3,53 -4,24 -4,99 -5,96 -5,63 -5,5 -7,13 -7,58 -10,12 -11,89 -10,92 -9,35 -6,8 -4,68
loonkosten per uur 0 3,24 4,5 7,78 11,41 12,83 12,87 11,57 14,02 14,04 15,5 18,34 20,57 21,42 21,57 22,49 24,11 23,4
groei-op-groei 0 -0,14 -0,17 0,25 1,01 1,72 1,84 1,68 3,48 5 5,41 8,03 9,24 8,02 10,08 13 15,97 16,39
ziekenhuizen 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 4,75 7,18 16,13 25,68 32,68 36,67 39,14 49,66 56,87 65,52 77,46 90,31 90,55 95,48 100,7 103,86 101,97
demografie 0 1,01 2,11 3,22 4,25 5,16 5,97 6,71 7,63 8,6 9,79 11,05 12,32 13,58 14,8 15,98 17,38 18,66
deelname  0 7,53 6,76 9,83 15,4 19,29 26,24 29,46 32,71 36,95 41,68 45,68 52,12 56,9 52,93 43,06 26,01 19,05
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 -2,5 -2,29 -0,92 -0,63 -0,1 -1,14 -0,68 1,64 3,25 3,18 5,26 7,62 4,38 6,93 12,37 19,31 19,45
personeel per verleende dienst 0 -3,97 -3,46 -4,04 -4,96 -5,32 -7,9 -8,84 -9,79 -10,6 -11,82 -12,49 -14,11 -15,43 -14,59 -12,7 -6,76 -3,82
loonkosten per uur 0 2,98 4,12 7,7 10,65 11,96 12,63 11,87 15,41 15,75 18,86 21,59 23,86 24,48 25,5 27,64 29,05 29,48
groei-op-groei 0 -0,3 -0,05 0,35 0,97 1,69 0,87 0,61 2,06 2,93 3,84 6,37 8,5 6,64 9,91 14,36 18,87 19,14
huisartsen 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 3,45 8,6 12,88 24,72 33,91 30,65 28,11 40,04 47,44 45,25 50,96 53,9 63,01 57,69 58,23 65,22 63
demografie 0 0,96 1,98 3,04 4,01 4,85 5,64 6,38 7,14 7,96 8,93 10,01 11,1 12,17 13,18 14,12 15,18 16,26
deelname  0 1,46 3,17 -2,09 -5,76 -3,05 -13,83 -10,9 -12,01 -8 -1,53 -10,02 1,37 2,15 -2,72 -4,64 13,74 15,35
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 -1,08 -2,71 -2,33 -1,95 -3,28 -0,26 -2,17 -2,2 -2,14 -3,84 0,03 -3,25 -2,22 -1,55 0,04 -4,76 -5,57
personeel per verleende dienst 0 -0,08 1,87 7,03 11,81 12,16 23,73 25,57 43,75 53,01 49,74 65,5 56,71 57,26 65,06 72,56 54,79 55,97
loonkosten per uur 0 3,4 7,2 11,52 23,04 29,67 24,42 17,37 14,01 7,64 1,91 1,22 -1,69 0,88 -3,12 -6,62 -6,59 -9,55
groei-op-groei 0 -1,21 -2,91 -4,3 -6,43 -6,44 -9,04 -8,14 -10,66 -11,04 -9,96 -15,79 -10,34 -7,23 -13,16 -17,23 -7,14 -9,46
apotheken 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 8,23 11,33 17,25 22,19 27,55 20,83 23,68 23,85 28,64 31,4 58,47 80,05 81,57 70,23 70,81 72,71 74,11
demografie 0 1,08 2,19 3,39 4,5 5,48 6,44 7,35 8,28 9,28 10,42 11,67 12,92 14,26 15,53 16,73 18,02 19,33
deelname  0 3,35 5,45 9,2 9,7 13,73 6,02 11,78 12,42 17,91 31,18 41,64 50,31 62,53 68,44 72,04 75,42 77,97
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 2,05 2,28 2,98 4,53 4,09 4,23 2,41 2 1,32 -2,73 -0,96 1,47 -0,95 -6,04 -7,01 -7,66 -7,84
personeel per verleende dienst 0 -2,1 -1,94 -2,5 -1,01 -1,48 3,71 1,75 2,48 1,4 -3,63 -9,25 -13,28 -16,64 -18,19 -19,6 -20,65 -21,04
loonkosten per uur 0 3,76 3,03 3,46 3,05 3,74 -0,88 -1,11 -2,69 -2,87 -3,16 12,4 23,17 21,41 17,01 17,55 18,14 16,96
groei-op-groei 0 0,09 0,32 0,72 1,43 1,98 1,3 1,5 1,35 1,61 -0,67 2,98 5,46 0,94 -6,52 -8,91 -10,57 -11,27
geestelijke gezondheidszorg 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
reële uitgaven 0 6,87 5,83 12,36 20,89 30,6 37,44 44,16 50,5 59,3 63,48 73,23 74,94 81,92 84,89 86,63 85,17
demografie 0 0,43 0,95 1,49 1,94 2,22 2,4 2,51 2,51 2,59 2,89 3,3 3,7 4 4,22 4,43 4,73
deelname  0 1,82 9,12 13,66 25,12 42,21 54,76 64,27 75,5 86,38 97,02 109,34 117,68 141,15 149,74 149,22 148,52
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 1,78 -3,16 -2,47 -3,05 -4,27 -5,55 -5,6 -6 -5,54 -6,54 -6,02 -6,92 -7,82 -8,29 -8,35 -8,85
personeel per verleende dienst 0 -2,93 -8,38 -10,75 -14,27 -17,61 -20,53 -21,21 -22,76 -23,82 -25,53 -27,51 -29,98 -34,11 -35,73 -35,64 -35,26
loonkosten per uur 0 5,86 8,72 12,58 15,16 15,55 17,97 17,64 18,16 18,89 19,64 21,92 24,49 27,18 29,51 30,7 29,59
groei-op-groei 0 -0,09 -1,43 -2,14 -4 -7,5 -11,6 -13,44 -16,91 -19,2 -24,01 -27,8 -34,03 -48,47 -54,56 -53,74 -53,55
tandartsen 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 3,11 5,88 12,05 24,76 34,13 32,93 30,12 35,44 44,68 48,84 53,2 69,53 72,83 69,47 61,77 71,9 66,45
demografie 0 1 2,02 3,04 3,94 4,7 5,35 5,79 6,15 6,57 7,18 7,87 8,58 9,19 9,69 10,09 10,48 10,88
deelname  0 -4,27 0,15 -4,03 -6,61 -0,58 -10,53 -1,4 -7,91 -18,34 -8 -11,06 -4,86 -1,92 -11,46 -11,3 8,69 5,22
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 2,34 1,51 5,33 6,96 8,53 12,86 9,33 15,1 25,57 19,96 22,29 28,76 28,67 31,47 28,24 17,26 16,13
personeel per verleende dienst 0 4,34 3,95 8,86 14,3 15,23 28,24 22,79 39,66 64,9 53,88 60,27 56,02 56,48 73,26 73,27 47,82 55,87
loonkosten per uur 0 -0,05 -1,71 -0,76 5,74 3,97 -0,12 -5,32 -9,69 -11,52 -11,95 -11,31 -10,55 -12,07 -13,44 -15,93 -12,09 -15,04
groei-op-groei 0 -0,26 -0,03 -0,38 0,43 2,28 -2,87 -1,06 -7,88 -22,49 -12,23 -14,85 -8,43 -7,53 -20,06 -22,61 -0,26 -6,61
fysiotherapeuten 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
reële uitgaven 0 -5,33 -5,44 0,05 2,88 8,58 7,43 12,34 23,58 32,23 35,75 48,13 53,96 61,04 53,75 54,55 61,31 56,07
demografie 0 1,1 2,23 3,41 4,52 5,5 6,44 7,35 8,27 9,24 10,35 11,54 12,71 13,84 14,89 15,92 17,08 18,23
deelname  0 -2,47 5,01 2,98 1,27 8,83 3,93 3,29 1,77 17,98 9,39 16,47 28,13 27,4 20,7 19,29 16,95 13,04
niet-personele uitgaven per verleende dienst 0 -1,55 -3,52 -0,31 0,68 -0,05 2,26 2,79 4,44 0,99 5,65 6,75 6,12 8,26 9,68 10,71 12,72 12,56
personeel per verleende dienst 0 -3,35 -6,01 -3,63 -2,93 -7,65 -6,99 -4,31 1,14 -2,37 5,38 3,51 -2,48 -0,32 3,51 4,63 2,19 6,13
loonkosten per uur 0 0,85 -2,64 -1,86 -0,18 2,94 2,87 3,64 6,7 4,18 1,8 4,24 4,16 4,38 -0,66 -1,66 4,64 0
groei-op-groei 0 0,09 -0,51 -0,54 -0,46 -1 -1,09 -0,43 1,25 2,21 3,17 5,62 5,33 7,49 5,64 5,66 7,73 6,11

aDe groei van de afzonderlijke componenten telt niet exact op tot de totale groei van de uitgaven. Dit komt door de berekeningswijze (zie Opzet en aanpak). Het verschil wordt hier weergegeven door de component ‘groei-op-groei’.

bDe gele en oranje staven (demografie en deelname) vormen samen de groei van de dienstverlening. De groene (niet-personele uitgaven) en de blauwe staven (personele uitgaven) geven opgeteld de groei weer door veranderingen in de uitgaven per verleende dienst.

Bron:SCP (DPS)

Stabilisatie dienstverlening en uitgaven vanaf 2011

De ontwikkeling in de reële uitgaven aan fysiotherapeutische zorg tussen 1998 en 2015 laat zich grofweg in drie perioden onderscheiden: een periode (1998 tot en met 2004) waarin de uitgaven langzaam toenemen, een periode (2004 tot en met 2011) waarin de uitgaven in een sneller tempo stijgen en tot slot een periode (2011 tot en met 2015) waarin de uitgaven zich stabiliseren.

Lichte stijging uitgaven tussen 1998 en 2004 door toenemend aantal zittingen

In de periode tussen 1998 en 2004 stijgen de uitgaven langzaam door een groeiend aantal zittingen. Hetzelfde geldt voor de inzet van personeel en de dienstverlening.

Sterkere stijging uitgaven tussen 2004 en 2011 door sterkere groei aantal zittingen

Tussen 2004 en 2011 nemen de uitgaven sneller toe, vooral door het toenemende aantal zittingen (componenten demografie en vooral deelname). De invoering van de Zvw, die het mogelijk maakt een bezoek aan een fysiotherapeut te brengen zonder verwijzing van een (huis)arts, zal hiervoor verantwoordelijk zijn. Het aandeel van de cliënten dat zonder verwijzing komt, neemt in de loop van de tijd toe (Verberne et al. 2012).

In deze periode worden ook verschillende ‘beperkende’ maatregelen ingevoerd die het beroep op de dienstverlening een halt moeten toeroepen en de uitgaven moeten remmen. Deze maatregelen lijken in eerste instantie niet het beoogde effect te sorteren; de verleende dienstverlening en uitgaven nemen namelijk verder toe. Pas in de volgende periode, als weer nieuwe rondes van beperkende maatregelen worden doorgevoerd, wordt het beroep op de dienstverlening een halt toegeroepen.

Toch neemt in een enkel jaar het aantal verrichte zittingen wel af, zoals in 2008. Dat de uitgaven in dit jaar niet even sterk afnemen als de component deelname, komt door de dalende arbeidsproductiviteit. Als de vraag naar het aantal zittingen terugloopt, zal dat niet direct gevolgen voor de personele bezetting hebben. Bij een dalend aantal zittingen levert dat een dalende arbeidsproductiviteit op.

Stabilisatie uitgaven tussen 2011 en 2015 door afnemend aantal zittingen

Tussen 2011 en 2015 wordt opnieuw de toegang aangescherpt en deze maatregelen lijken het effect te hebben dat ze beogen. In 2012, wanneer aandoeningen van de chronische lijst worden geschrapt en meer eerste zittingen voor eigen rekening komen, neemt de component deelname af ten opzichte van het voorgaande jaar. Dat effect houdt aan in de volgende jaren. In 2015 is de component deelname weliswaar hoger dan in 1998, maar veel minder hoog dan in 2009 en 2010.

Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Boot, J.M. (2013). De Nederlandse gezondheidszorg. Gezondheid en eigen initiatief. Voorzieningen. Overheid en beleid . Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

CBS (2017). Zorguitgaven; aanbieders van zorg en financieringsbron, 1998-2016. Geraadpleegd op 30 maart 2018 via https://opendata.cbs.nl/dataportaal/#/CBS/nl/dataset/83039NED/table?ts=1522410235301.

Hassel, D.T.P. van, en R.J. Kenes (2013). Cijfers uit de registratie van fysiotherapeuten (in de eerste lijn). Peiling 1 januari 2012 . Utrecht: NIVEL.

Verberne, L.D.M., M.K. Kooijman, J.A. Barten en I.C.S. Swinkels (2012). Jaarcijfers 2011 en trendcijfers 2007-2011 Fysiotherapie. Utrecht: NIVEL.

Zorginstituut Nederland (2016). Systeemadvies fysio- en oefentherapie. Een nieuwe balans tussen de toegang tot en de betaalbaarheid van goede zorg . Diemen: Zorginstituut Nederland.

Zorginstituut Nederland (2018). Fysiotherapie en oefentherapie. Geraadpleegd op 19 januari 2018 via https://www.zorginstituutnederland.nl/Verzekerde+zorg/f/fysiotherapie-en-oefentherapie-zvw.

Noten

Andere paramedische beroepen zijn oefentherapeut (Cesar en Mensendieck), podotherapeut, ergotherapeut, logopedist, diëtist, huidtherapeut, mondhygiënist, orthoptist en optometrist, en radiodiagnostisch en radiotherapeutisch laborant (Boot 2013).

Helaas ontbreken voor 1998 en 2004 gegevens over de uitgaven. De informatie voor 2004 wordt geïnterpoleerd. De uitgaven voor 1998 worden op basis van het gebruik geëxtrapoleerd.

Het betreft alle zittingen en niet alleen die door de zorgverzekeraars worden vergoed.

Deze ‘beperkende’ maatregelen gelden alleen voor verzekerden van 18 jaar en ouder.

Vóór de invoering van de chronische lijst werden alle behandelingen vergoed. Sinds 1996 is de fysiotherapeutische zorg door de invoering van de chronische lijst een ‘gesloten’ systeem geworden. Dat betekent dat de minister van VWS besluit of zorg voor vergoeding in aanmerking komt, en niet de behandelende professionals. Momenteel staat dit systeem ter discussie.

Wel kunnen zorgverzekeraars in hun polisvoorwaarden opnemen dat verzekerden de fysiotherapeutische zorg alleen vergoed krijgen als een (huis)arts een verklaring heeft afgegeven dat fysiotherapie nodig is.