Curatieve zorg
- De curatieve zorg beslaat 32% van de uitgaven en 27% van het personeel in de 27 onderzochte publieke voorzieningen. De ziekenhuizen nemen 76% van deze uitgaven voor hun rekening en sturen daarmee de ontwikkelingen in deze sector. De uitgaven aan curatieve zorg nemen tussen 1998 en 2015 met 90% toe, de dienstverlening groeit met 50%. Dus de uitgaven per verleende dienst stijgen. Dit beeld zien we terug bij alle afzonderlijke voorzieningen, met uitzondering van de apotheken.
- De uitgaven van de ziekenhuizen groeien sterk door een toename van de dienstverlening en de inzet van personeel met hogere loonkosten per uur.
- De groeiende uitgaven in de huisartsenzorg zijn het gevolg van een toename van het aantal consulten en een dalende arbeidsproductiviteit.
- De uitgaven van de apotheken groeien minder snel dan het aantal verstrekte recepten door een stijgende arbeidsproductiviteit.
- De uitgaven aan geestelijke gezondheidszorg nemen minder toe dan de dienstverlening door dalende inzet van personeel per verleende dienst (ofwel stijgende arbeidsproductiviteit).
- Bij de tandartsen en fysiotherapeuten stijgen de uitgaven sneller dan het aantal verleende diensten, doordat er meer personeel per geleverde dienst wordt ingezet (de arbeidsproductiviteit daalt).
Kader 1Kerncijfers curatieve zorg
In 2015 wordt in de curatieve zorg 39 miljard euro uitgegeven. Daarmee neemt deze sector bijna een derde deel (32%) van de uitgaven aan de onderzochte publieke voorzieningen voor zijn rekening. De dienstverlening in deze sector is divers. In dat jaar leveren de ziekenhuizen 3,4 miljoen (dag)opnamen en 8,8 miljoen eerste polibezoeken, huisartsen leveren 84 miljoen consulten, apothekers verstrekken 239 miljoen keer medicijnen. Verder levert de (gespecialiseerde) geestelijke gezondheidszorg hulp aan ongeveer 700.000 mensen, bieden tandartsen 43 miljoen consulten en verzorgen fysiotherapeuten 57 miljoen zittingen. Deze diensten worden in 2015 geleverd met een personele inzet van 343.000 arbeidsjaren. Dat is 26% van de totale personele inzet in de 27 publieke voorzieningen.
Bron:SCP (DPS), NZa (2017b)
De overheid wil de volksgezondheid bevorderen. Het streven is om iedereen zo lang mogelijk gezond te houden en zieken zo snel mogelijk beter te maken, maar ook om mensen met een beperking te ondersteunen en hun maatschappelijke participatie te bevorderen. De curatieve zorgnoot 1 houdt zich bezig met preventie, behandeling en genezing van ziekten.noot 2 In het Nederlandse zorgstelsel fungeert de huisarts als ‘poortwachter’. Hij of zij is werkzaam in de zogenoemde eerstelijnsgezondheidszorg. De huisarts kan als dat nodig is doorverwijzen naar een medisch specialist (in een ziekenhuis): de tweedelijnsgezondheidszorg. Naast de huisarts behoren de apothekers, tandartsen en fysiotherapeuten tot de eerstelijns curatieve gezondheidszorg. Tot slot rekenen we ook de gespecialiseerde (voorheen tweedelijns genoemd) geestelijke gezondheidszorg tot de curatieve zorg. Al deze voorzieningen komen in dit hoofdstuk aan de orde.
Binnen de curatieve zorg nemen de ziekenhuizen en medisch specialisten verreweg de meeste uitgaven in beslag. In 2015 betreft dat 66% van de totale uitgaven aan deze sector (zie figuur 1). De resterende 34% wordt ingenomen door de huisartsen (7%), apotheken (excl. de kosten van medicijnen zelf (3%)), tandartsen (7%), fysiotherapeuten (3%) en de geestelijke gezondheidszorg (14%).
De voorzieningen in de sector curatieve zorg worden grotendeels gefinancierd via de zorgverzekeringen (in 2015 was dat 77% van de uitgaven).noot 3 In 2015 financierde de overheid 15% van de uitgaven; de eigen bijdragen van gebruikers waren goed voor ongeveer 8% (CBS 2017, SCP-bewerking). Het aandeel van de overheid is in de loop van de tijd wat afgenomen, terwijl het aandeel van de zorgverzekeringen is toegenomen.
Figuur 1Verdeling van de uitgaven per voorziening binnen de sector curatieve zorg, 2015 (in procenten)
ziekenhuizen | 65,6 |
huisartsen | 6,5 |
apotheken | 3,2 |
geestelijke gezondheidszorg | 14,2 |
tandartsen | 7 |
fysiotherapeuten | 3,5 |
Bron:SCP (DPS)
Uitgaven groeien sneller dan personeel en dienstverlening
Tussen 1998 en 2015 nemen de reële uitgaven voor de curatieve zorg toe met 90% (zie figuur 2). Daarmee groeien de uitgaven in deze sector sneller dan gemiddeld in de publieke sector (65%, zie Publieke sector). Tot 2005 vertoont de dienstverlening van de curatieve zorg een min of meer vergelijkbare ontwikkeling als de uitgaven. Daarna groeien de uitgaven sneller dan de dienstverlening. Na een aanvankelijke stijging tot 2011 (met 69% boven het niveau van 1998) komt de dienstverlening in 2015 uit op een 50% hoger niveau dan in 1998. Deze sector wordt zoals gezegd gedomineerd door de ziekenhuizen (incl. specialisten). Niet alleen omdat deze de meeste uitgaven met zich meebrengen (66% van deze sector, zie figuur 1), maar ook omdat de ziekenhuisuitgaven het snelst stijgen (zie bv. figuur 4). Opvallend is verder de daling van de dienstverlening vanaf 2012. Deze wordt veroorzaakt door dalingen bij de ziekenhuizen, en door stagnaties bij de ggz en de fysiotherapie. De achterliggende oorzaken zijn ingrepen in de financiering: gedeeltelijke herinvoering van de budgettering bij de ziekenhuizen (zie ontwikkelingen per periode bij ziekenhuizen), de inzet op meer ambulante hulp bij de ggz (zie de beschrijving van de dienstverlening van de ggz) en een verandering in de eigen bijdragen voor fysiotherapie (zie ontwikkelingen per periode bij fysiotherapie). De personele inzet groeit min of meer mee met de dienstverlening.
Figuur 2Reële uitgaven, arbeidsjaren en dienstverlening van de sector curatieve zorg, 1998-2015 (in indexcijfers, 1998 = 100) a
curatieve zorg | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 100 | 104,5 | 106,6 | 114,4 | 123,7 | 131,4 | 134,2 | 136,6 | 145,9 | 153,5 | 159,9 | 171 | 181,7 | 184,2 | 186,3 | 189,3 | 192,7 | 190,3 |
arbeidsjaren | 100 | 101,6 | 103,4 | 106,1 | 110,6 | 115,5 | 117,9 | 120,8 | 124,5 | 129,4 | 132,6 | 136,9 | 139,7 | 142 | 142,9 | 142,1 | 142,8 | 144,2 |
dienstverlening | 100 | 105,6 | 107,9 | 110,5 | 115,5 | 122 | 126,1 | 131,4 | 134,7 | 139,7 | 147,2 | 152 | 161,6 | 169,6 | 167,2 | 161,2 | 154,4 | 150,1 |
ziekenhuizen | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 100 | 104,7 | 107,2 | 116,1 | 125,7 | 132,7 | 136,7 | 139,1 | 149,7 | 156,9 | 165,5 | 177,5 | 190,3 | 190,5 | 195,5 | 200,7 | 203,9 | 202 |
arbeidsjaren | 100 | 102,5 | 104,2 | 107,3 | 112 | 116 | 118 | 119,6 | 121,4 | 124,3 | 126,9 | 131,3 | 134,7 | 136,7 | 137,5 | 135,5 | 136,2 | 137,4 |
dienstverlening | 100 | 108,6 | 109 | 113,4 | 120,3 | 125,4 | 133,8 | 138,1 | 142,8 | 148,7 | 155,5 | 161,8 | 170,9 | 178,2 | 175,6 | 165,9 | 147,9 | 141,3 |
huisartsen | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 100 | 103,5 | 108,6 | 112,9 | 124,7 | 133,9 | 130,6 | 128,1 | 140 | 147,4 | 145,3 | 151 | 153,9 | 163 | 157,7 | 158,2 | 165,2 | 163 |
arbeidsjaren | 100 | 103,4 | 109,8 | 113,2 | 117,1 | 122 | 125,5 | 133,3 | 158,8 | 181,4 | 190,7 | 201,5 | 215,2 | 220,4 | 225,6 | 235,9 | 247,9 | 256,6 |
dienstverlening | 100 | 102,4 | 105,2 | 100,9 | 98 | 101,7 | 91 | 94,8 | 94,3 | 99,3 | 107,3 | 99 | 112,6 | 114,6 | 110,1 | 108,8 | 131 | 134,1 |
apotheken | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 100 | 108,2 | 111,3 | 117,3 | 122,2 | 127,6 | 120,8 | 123,7 | 123,8 | 128,6 | 131,4 | 158,5 | 180 | 181,6 | 170,2 | 170,8 | 172,7 | 174,1 |
arbeidsjaren | 100 | 101,8 | 105,8 | 109,7 | 114,3 | 118,7 | 121,9 | 125,6 | 128,9 | 134 | 138,2 | 136,6 | 135,5 | 137,6 | 139,1 | 138,7 | 139,3 | 141,6 |
dienstverlening | 100 | 104,5 | 107,8 | 112,9 | 114,6 | 120 | 112,9 | 120 | 121,7 | 128,8 | 144,8 | 158,2 | 169,7 | 185,7 | 194,6 | 200,8 | 207 | 212,4 |
geestelijke gezondheidszorg | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 100 | 106,9 | 105,8 | 112,4 | 120,9 | 130,6 | 137,4 | 144,2 | 150,5 | 159,3 | 163,5 | 173,2 | 174,9 | 181,9 | 184,9 | 186,6 | 185,2 | |
arbeidsjaren | 100 | 99,2 | 99 | 99,9 | 104,2 | 112 | 115,8 | 121,4 | 125,9 | 130,9 | 134,2 | 138,3 | 137,3 | 138,2 | 137,8 | 138,3 | 139,8 | |
dienstverlening | 100 | 102,3 | 110,2 | 115,3 | 127,5 | 145,4 | 158,5 | 168,4 | 179,9 | 191,2 | 202,7 | 216,3 | 225,7 | 250,8 | 260,3 | 260,3 | 260,3 |
tandartsen | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 100 | 103,1 | 105,9 | 112,1 | 124,8 | 134,1 | 132,9 | 130,1 | 135,4 | 144,7 | 148,8 | 153,2 | 169,5 | 172,8 | 169,5 | 161,8 | 171,9 | 166,4 |
arbeidsjaren | 100 | 105 | 110,7 | 115,5 | 122,5 | 133,1 | 141,9 | 147,1 | 166,5 | 186,2 | 192,4 | 199,4 | 208,3 | 217,3 | 226,2 | 227,7 | 226,2 | 236,6 |
dienstverlening | 100 | 96,7 | 102,2 | 98,9 | 97,1 | 104,1 | 94,3 | 104,3 | 97,8 | 87 | 98,6 | 95,9 | 103,3 | 107,1 | 97,1 | 97,7 | 120,1 | 116,7 |
fysiotherapeuten | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 100 | 94,7 | 94,6 | 100 | 102,9 | 108,6 | 107,4 | 112,3 | 123,6 | 132,2 | 135,7 | 148,1 | 154 | 161 | 153,8 | 154,5 | 161,3 | 156,1 |
arbeidsjaren | 100 | 95 | 99,8 | 102,6 | 103 | 104,1 | 101,4 | 105,9 | 113,7 | 126,6 | 132 | 139,7 | 143,8 | 149,2 | 150,6 | 152,6 | 146,4 | 150,7 |
dienstverlening | 100 | 98,6 | 107,4 | 106,5 | 105,8 | 114,8 | 110,6 | 110,9 | 110,2 | 128,9 | 120,7 | 129,9 | 144,4 | 145 | 138,7 | 138,3 | 136,9 | 133,6 |
aDe reële uitgaven bedragen (in prijzen van 2015) in 1998 20,7 miljard euro en in 2015 39,3 miljard euro. In 1998 bedraagt de personele inzet 238.000 arbeidsjaren, in 2015 zijn dat 433.000 arbeidsjaren. De dienstverlening is een gewogen gemiddelde en daarom niet in aantallen uit te drukken.
Bron:SCP (DPS)
Uitgavengroei door toename dienstverlening en loonkosten
De demografische ontwikkelingen stuwen de dienstverlening met 16% op (component demografie: gele staaf in figuur 3). Dit is ongeveer een derde deel van de totale groei van de dienstverlening van de curatieve zorg (50%, zie figuur 2). Ouderen maken vaker gebruik van zorg dan jongeren en maken daarbij ook meer kosten (zie bv. Jeurissen et al. 2018; Volksgezondheidenzorg.info 2017). De overige twee derde van de toename in de dienstverlening in 2015 komt voor rekening van de component deelname (oranje staaf in figuur 3). Aangezien de ziekenhuiszorg een heel duidelijke stempel op de ontwikkeling in de dienstverlening van de curatieve zorg drukt, liggen de verklaringen voor de toename van de component deelname ook voornamelijk bij die voorziening. Tussen 1998 en 2015 is de kans op een ziekenhuisopname groter geworden. Dat komt onder meer doordat er steeds meer mogelijkheden zijn om aandoeningen te behandelen (Blank et al. 2016; Eggink en Blank 2012). De stijging van de deelname komt in de beginperiode ook voort uit het loslaten van de strikte budgettering (de zogenoemde ‘boter bij de vis’-regeling, zie bv. VWS 2001). Zie verder Ziekenhuizen en medisch specialisten.
Doordat de dienstverlening over de onderzoeksperiode als geheel minder snel stijgt dan de reële uitgaven, nemen de uitgaven per verleende dienst toe. Dit komt vooral doordat de personele uitgaven per verleende dienst toenemen (zie figuur 3). Het gaat vooral om een toename van de loonkosten per uur; er wordt niet meer personeel ingezet per verleende dienst (de arbeidsproductiviteit daalt over de gehele periode gezien nauwelijks). De reële cao-lonen nemen toe, maar de incidentele loonkosten stijgen sneller (niet afzonderlijk in de figuur opgenomen). Dat wijst op het in dienst nemen van hoger geschoold of hoger ingeschaald personeel. Ook hier geldt weer dat vooral de ontwikkelingen in de loonkosten per uur in de ziekenhuiszorg de ontwikkeling in de loonkosten per uur voor het totaal aan curatieve zorg bepalen. Bij de huisartsen- en tandartsenzorg nemen de loonkosten per uur af, vooral de incidentele loonkosten. Dat geeft aan dat er vaker lager geschoold personeel wordt ingezet. Aangezien in deze sectoren tezamen in 2015 slechts 9% van het personeel in de curatieve sector werkzaam is, drukken de personele ontwikkelingen in de huisartsen- en tandartsenzorg veel minder hun stempel op de ontwikkelingen in de totale curatieve zorg.
Uit figuur 3 volgt verder dat de verhouding tussen de personele inzet en de verleende diensten in 2015 nauwelijks verschilt van die in 1998; met andere woorden, de arbeidsproductiviteit in 2015 is nauwelijks anders dan die in 1998. Dat geldt overigens niet voor het overgrote deel van de onderzoeksperiode; in 1999 tot en met 2014 wordt wel iets minder personeel per verleende dienst ingezet dan in 1998.
Tot slot leveren de stijgende niet-personele uitgaven per verleende dienst ook een bijdrage aan de groei in de reële uitgaven. Dit zijn bijvoorbeeld uitgaven aan verbruiksmiddelen (zoals medicijnen) en uitgaven aan kapitaal (bv. gebouwen en (dure) apparatuur). Ook uitbesteed werk wordt als niet-personele inzet meegenomen. Het aandeel uitbesteed werk neemt toe, zeker bij de ziekenhuizen (zie de achtergronden van de ontwikkelingen bij ziekenhuizen). Vooral in de laatste jaren van de onderzoeksperiode wordt het aandeel niet-personele uitgaven groter. Dit speelt vooral bij de ziekenhuizen, tandartsen en fysiotherapeuten en heeft waarschijnlijk te maken met schaalvergroting.
Figuur 3Oorzaken van de ontwikkeling van de reële uitgaven aan de sector curatieve zorg, 1998-2015 (in procenten) a, b
curatieve zorg | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 0 | 4,53 | 6,6 | 14,36 | 23,74 | 31,38 | 34,23 | 36,64 | 45,91 | 53,5 | 59,88 | 70,97 | 81,7 | 84,2 | 86,31 | 89,27 | 92,7 | 90,34 |
demografie | 0 | 0,93 | 1,93 | 2,95 | 3,89 | 4,7 | 5,42 | 6,06 | 6,8 | 7,59 | 8,59 | 9,68 | 10,77 | 11,83 | 12,83 | 13,8 | 14,93 | 16,02 |
deelname | 0 | 4,64 | 5,84 | 7,28 | 11,19 | 16,55 | 19,58 | 23,91 | 26,11 | 29,81 | 35,53 | 38,59 | 45,93 | 51,68 | 48,2 | 41,61 | 34,34 | 29,37 |
niet-personele uitgaven per verleende dienst | 0 | -1,1 | -2,04 | -0,59 | -0,23 | -0,18 | -0,49 | -0,61 | 1,13 | 2,57 | 1,98 | 3,91 | 5,32 | 3,14 | 4,54 | 7,72 | 10,16 | 9,84 |
personeel per verleende dienst | 0 | -3,03 | -3,47 | -3,32 | -3,53 | -4,24 | -4,99 | -5,96 | -5,63 | -5,5 | -7,13 | -7,58 | -10,12 | -11,89 | -10,92 | -9,35 | -6,8 | -4,68 |
loonkosten per uur | 0 | 3,24 | 4,5 | 7,78 | 11,41 | 12,83 | 12,87 | 11,57 | 14,02 | 14,04 | 15,5 | 18,34 | 20,57 | 21,42 | 21,57 | 22,49 | 24,11 | 23,4 |
groei-op-groei | 0 | -0,14 | -0,17 | 0,25 | 1,01 | 1,72 | 1,84 | 1,68 | 3,48 | 5 | 5,41 | 8,03 | 9,24 | 8,02 | 10,08 | 13 | 15,97 | 16,39 |
ziekenhuizen | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 0 | 4,75 | 7,18 | 16,13 | 25,68 | 32,68 | 36,67 | 39,14 | 49,66 | 56,87 | 65,52 | 77,46 | 90,31 | 90,55 | 95,48 | 100,7 | 103,86 | 101,97 |
demografie | 0 | 1,01 | 2,11 | 3,22 | 4,25 | 5,16 | 5,97 | 6,71 | 7,63 | 8,6 | 9,79 | 11,05 | 12,32 | 13,58 | 14,8 | 15,98 | 17,38 | 18,66 |
deelname | 0 | 7,53 | 6,76 | 9,83 | 15,4 | 19,29 | 26,24 | 29,46 | 32,71 | 36,95 | 41,68 | 45,68 | 52,12 | 56,9 | 52,93 | 43,06 | 26,01 | 19,05 |
niet-personele uitgaven per verleende dienst | 0 | -2,5 | -2,29 | -0,92 | -0,63 | -0,1 | -1,14 | -0,68 | 1,64 | 3,25 | 3,18 | 5,26 | 7,62 | 4,38 | 6,93 | 12,37 | 19,31 | 19,45 |
personeel per verleende dienst | 0 | -3,97 | -3,46 | -4,04 | -4,96 | -5,32 | -7,9 | -8,84 | -9,79 | -10,6 | -11,82 | -12,49 | -14,11 | -15,43 | -14,59 | -12,7 | -6,76 | -3,82 |
loonkosten per uur | 0 | 2,98 | 4,12 | 7,7 | 10,65 | 11,96 | 12,63 | 11,87 | 15,41 | 15,75 | 18,86 | 21,59 | 23,86 | 24,48 | 25,5 | 27,64 | 29,05 | 29,48 |
groei-op-groei | 0 | -0,3 | -0,05 | 0,35 | 0,97 | 1,69 | 0,87 | 0,61 | 2,06 | 2,93 | 3,84 | 6,37 | 8,5 | 6,64 | 9,91 | 14,36 | 18,87 | 19,14 |
huisartsen | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 0 | 3,45 | 8,6 | 12,88 | 24,72 | 33,91 | 30,65 | 28,11 | 40,04 | 47,44 | 45,25 | 50,96 | 53,9 | 63,01 | 57,69 | 58,23 | 65,22 | 63 |
demografie | 0 | 0,96 | 1,98 | 3,04 | 4,01 | 4,85 | 5,64 | 6,38 | 7,14 | 7,96 | 8,93 | 10,01 | 11,1 | 12,17 | 13,18 | 14,12 | 15,18 | 16,26 |
deelname | 0 | 1,46 | 3,17 | -2,09 | -5,76 | -3,05 | -13,83 | -10,9 | -12,01 | -8 | -1,53 | -10,02 | 1,37 | 2,15 | -2,72 | -4,64 | 13,74 | 15,35 |
niet-personele uitgaven per verleende dienst | 0 | -1,08 | -2,71 | -2,33 | -1,95 | -3,28 | -0,26 | -2,17 | -2,2 | -2,14 | -3,84 | 0,03 | -3,25 | -2,22 | -1,55 | 0,04 | -4,76 | -5,57 |
personeel per verleende dienst | 0 | -0,08 | 1,87 | 7,03 | 11,81 | 12,16 | 23,73 | 25,57 | 43,75 | 53,01 | 49,74 | 65,5 | 56,71 | 57,26 | 65,06 | 72,56 | 54,79 | 55,97 |
loonkosten per uur | 0 | 3,4 | 7,2 | 11,52 | 23,04 | 29,67 | 24,42 | 17,37 | 14,01 | 7,64 | 1,91 | 1,22 | -1,69 | 0,88 | -3,12 | -6,62 | -6,59 | -9,55 |
groei-op-groei | 0 | -1,21 | -2,91 | -4,3 | -6,43 | -6,44 | -9,04 | -8,14 | -10,66 | -11,04 | -9,96 | -15,79 | -10,34 | -7,23 | -13,16 | -17,23 | -7,14 | -9,46 |
apotheken | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 0 | 8,23 | 11,33 | 17,25 | 22,19 | 27,55 | 20,83 | 23,68 | 23,85 | 28,64 | 31,4 | 58,47 | 80,05 | 81,57 | 70,23 | 70,81 | 72,71 | 74,11 |
demografie | 0 | 1,08 | 2,19 | 3,39 | 4,5 | 5,48 | 6,44 | 7,35 | 8,28 | 9,28 | 10,42 | 11,67 | 12,92 | 14,26 | 15,53 | 16,73 | 18,02 | 19,33 |
deelname | 0 | 3,35 | 5,45 | 9,2 | 9,7 | 13,73 | 6,02 | 11,78 | 12,42 | 17,91 | 31,18 | 41,64 | 50,31 | 62,53 | 68,44 | 72,04 | 75,42 | 77,97 |
niet-personele uitgaven per verleende dienst | 0 | 2,05 | 2,28 | 2,98 | 4,53 | 4,09 | 4,23 | 2,41 | 2 | 1,32 | -2,73 | -0,96 | 1,47 | -0,95 | -6,04 | -7,01 | -7,66 | -7,84 |
personeel per verleende dienst | 0 | -2,1 | -1,94 | -2,5 | -1,01 | -1,48 | 3,71 | 1,75 | 2,48 | 1,4 | -3,63 | -9,25 | -13,28 | -16,64 | -18,19 | -19,6 | -20,65 | -21,04 |
loonkosten per uur | 0 | 3,76 | 3,03 | 3,46 | 3,05 | 3,74 | -0,88 | -1,11 | -2,69 | -2,87 | -3,16 | 12,4 | 23,17 | 21,41 | 17,01 | 17,55 | 18,14 | 16,96 |
groei-op-groei | 0 | 0,09 | 0,32 | 0,72 | 1,43 | 1,98 | 1,3 | 1,5 | 1,35 | 1,61 | -0,67 | 2,98 | 5,46 | 0,94 | -6,52 | -8,91 | -10,57 | -11,27 |
geestelijke gezondheidszorg | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 0 | 6,87 | 5,83 | 12,36 | 20,89 | 30,6 | 37,44 | 44,16 | 50,5 | 59,3 | 63,48 | 73,23 | 74,94 | 81,92 | 84,89 | 86,63 | 85,17 | |
demografie | 0 | 0,43 | 0,95 | 1,49 | 1,94 | 2,22 | 2,4 | 2,51 | 2,51 | 2,59 | 2,89 | 3,3 | 3,7 | 4 | 4,22 | 4,43 | 4,73 | |
deelname | 0 | 1,82 | 9,12 | 13,66 | 25,12 | 42,21 | 54,76 | 64,27 | 75,5 | 86,38 | 97,02 | 109,34 | 117,68 | 141,15 | 149,74 | 149,22 | 148,52 | |
niet-personele uitgaven per verleende dienst | 0 | 1,78 | -3,16 | -2,47 | -3,05 | -4,27 | -5,55 | -5,6 | -6 | -5,54 | -6,54 | -6,02 | -6,92 | -7,82 | -8,29 | -8,35 | -8,85 | |
personeel per verleende dienst | 0 | -2,93 | -8,38 | -10,75 | -14,27 | -17,61 | -20,53 | -21,21 | -22,76 | -23,82 | -25,53 | -27,51 | -29,98 | -34,11 | -35,73 | -35,64 | -35,26 | |
loonkosten per uur | 0 | 5,86 | 8,72 | 12,58 | 15,16 | 15,55 | 17,97 | 17,64 | 18,16 | 18,89 | 19,64 | 21,92 | 24,49 | 27,18 | 29,51 | 30,7 | 29,59 | |
groei-op-groei | 0 | -0,09 | -1,43 | -2,14 | -4 | -7,5 | -11,6 | -13,44 | -16,91 | -19,2 | -24,01 | -27,8 | -34,03 | -48,47 | -54,56 | -53,74 | -53,55 |
tandartsen | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 0 | 3,11 | 5,88 | 12,05 | 24,76 | 34,13 | 32,93 | 30,12 | 35,44 | 44,68 | 48,84 | 53,2 | 69,53 | 72,83 | 69,47 | 61,77 | 71,9 | 66,45 |
demografie | 0 | 1 | 2,02 | 3,04 | 3,94 | 4,7 | 5,35 | 5,79 | 6,15 | 6,57 | 7,18 | 7,87 | 8,58 | 9,19 | 9,69 | 10,09 | 10,48 | 10,88 |
deelname | 0 | -4,27 | 0,15 | -4,03 | -6,61 | -0,58 | -10,53 | -1,4 | -7,91 | -18,34 | -8 | -11,06 | -4,86 | -1,92 | -11,46 | -11,3 | 8,69 | 5,22 |
niet-personele uitgaven per verleende dienst | 0 | 2,34 | 1,51 | 5,33 | 6,96 | 8,53 | 12,86 | 9,33 | 15,1 | 25,57 | 19,96 | 22,29 | 28,76 | 28,67 | 31,47 | 28,24 | 17,26 | 16,13 |
personeel per verleende dienst | 0 | 4,34 | 3,95 | 8,86 | 14,3 | 15,23 | 28,24 | 22,79 | 39,66 | 64,9 | 53,88 | 60,27 | 56,02 | 56,48 | 73,26 | 73,27 | 47,82 | 55,87 |
loonkosten per uur | 0 | -0,05 | -1,71 | -0,76 | 5,74 | 3,97 | -0,12 | -5,32 | -9,69 | -11,52 | -11,95 | -11,31 | -10,55 | -12,07 | -13,44 | -15,93 | -12,09 | -15,04 |
groei-op-groei | 0 | -0,26 | -0,03 | -0,38 | 0,43 | 2,28 | -2,87 | -1,06 | -7,88 | -22,49 | -12,23 | -14,85 | -8,43 | -7,53 | -20,06 | -22,61 | -0,26 | -6,61 |
fysiotherapeuten | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
reële uitgaven | 0 | -5,33 | -5,44 | 0,05 | 2,88 | 8,58 | 7,43 | 12,34 | 23,58 | 32,23 | 35,75 | 48,13 | 53,96 | 61,04 | 53,75 | 54,55 | 61,31 | 56,07 |
demografie | 0 | 1,1 | 2,23 | 3,41 | 4,52 | 5,5 | 6,44 | 7,35 | 8,27 | 9,24 | 10,35 | 11,54 | 12,71 | 13,84 | 14,89 | 15,92 | 17,08 | 18,23 |
deelname | 0 | -2,47 | 5,01 | 2,98 | 1,27 | 8,83 | 3,93 | 3,29 | 1,77 | 17,98 | 9,39 | 16,47 | 28,13 | 27,4 | 20,7 | 19,29 | 16,95 | 13,04 |
niet-personele uitgaven per verleende dienst | 0 | -1,55 | -3,52 | -0,31 | 0,68 | -0,05 | 2,26 | 2,79 | 4,44 | 0,99 | 5,65 | 6,75 | 6,12 | 8,26 | 9,68 | 10,71 | 12,72 | 12,56 |
personeel per verleende dienst | 0 | -3,35 | -6,01 | -3,63 | -2,93 | -7,65 | -6,99 | -4,31 | 1,14 | -2,37 | 5,38 | 3,51 | -2,48 | -0,32 | 3,51 | 4,63 | 2,19 | 6,13 |
loonkosten per uur | 0 | 0,85 | -2,64 | -1,86 | -0,18 | 2,94 | 2,87 | 3,64 | 6,7 | 4,18 | 1,8 | 4,24 | 4,16 | 4,38 | -0,66 | -1,66 | 4,64 | 0 |
groei-op-groei | 0 | 0,09 | -0,51 | -0,54 | -0,46 | -1 | -1,09 | -0,43 | 1,25 | 2,21 | 3,17 | 5,62 | 5,33 | 7,49 | 5,64 | 5,66 | 7,73 | 6,11 |
aDe groei van de afzonderlijke componenten telt niet exact op tot de totale groei van de uitgaven. Dit komt door de berekeningswijze (zie Opzet en aanpak). Het verschil wordt hier weergegeven door de component ‘groei-op-groei’.
bDe gele en oranje staven (demografie en deelname) vormen samen de groei van de dienstverlening. De groene (niet-personele uitgaven) en de blauwe staven (personele uitgaven) geven opgeteld de groei weer door veranderingen in de uitgaven per verleende dienst.
Bron:SCP (DPS)
Uitgaven en dienstverlening groeien vooral door loslaten budgettering in ziekenhuizen
De ontwikkeling in de reële uitgaven aan de sector curatieve zorg (zie figuur 3) laat zich op basis van verschillen in uitgavenontwikkeling grofweg in drie perioden onderscheiden. In de eerste periode, van 1998 tot en met 2005, groeien de uitgaven, maar tussen 2005 en 2010 versnelt de uitgavengroei, om vervolgens in de laatste periode (2010 tot en met 2015) af te vlakken.
Uitgaven groeien tussen 1998 en 2005 door groei dienstverlening en stijgende loonkosten
In de eerste periode, tussen 1998 en 2005, groeien de uitgaven door een toenemende dienstverlening. Dat komt vooral door meer dienstverlening per hoofd van de bevolking (component deelname in figuur 3). Verder nemen de personele bestedingen per verleende dienst toe. Vooral de lonen stijgen snel, grotendeels vanwege een stijging van de incidentele loonkosten. Dat wil zeggen dat er steeds minder laagopgeleid personeel in de curatieve sector werkzaam is (en dan vooral in de ziekenhuizen). Dit kan te maken hebben met het uitbesteden van werk, vooral van de ondersteunende diensten zoals catering en schoonmaak (Ludwig 2008). Per verleende dienst wordt in de periode tussen 1998 en 2003 echter minder personeel ingezet; de arbeidsproductiviteit stijgt licht.
Uitgaven groeien sneller tussen 2005 en 2010 door dienstverlening en niet-personele uitgaven
In de periode tussen 2005 en 2010 nemen de reële uitgaven sneller toe dan in de vorige periode. De dienstverlening neemt iets sneller toe. Dat is ook nu grotendeels het gevolg van een stijging in de component deelname, onder meer door invoering van de marktwerking bij ziekenhuizen, waardoor de budgettering (deels) werd losgelaten (zie globale ontwikkelingen bij ziekenhuizen). Daarnaast nemen de niet-personele uitgaven per verleende dienst toe. In deze periode dragen de totale personele bestedingen per verleende dienst nauwelijks bij aan de uitgavengroei. Weliswaar nemen net als in de vorige periode de loonkosten per uur toe, maar minder snel. De inzet van personeel per geleverde dienst neemt echter af, ofwel de arbeidsproductiviteit stijgt. Deze stijgende arbeidsproductiviteit compenseert de stijgende loonkosten per uur.
Minder groei uitgaven tussen 2010 en 2015 door daling deelname
Tussen 2010 en 2015 vlakt de uitgavengroei af. Dat komt onder meer doordat de groei in de dienstverlening omslaat in een daling (vooral door de component deelname). Daarvoor verantwoordelijk is waarschijnlijk het deels opnieuw invoeren van de budgettering in de ziekenhuiszorg (Hoofdlijnakkoorden, zie bv. TK 2010/2011). Dat heeft, samen met de verhoging van de eigen bijdragen, een rem op de totale uitgaven en de dienstverlening gezet (Algemene Rekenkamer 2016; Blank et al. 2016). Zowel de niet-personele als de personele uitgaven per verleende dienst nemen in deze periode toe. Bij de personele uitgaven per verleende dienst komt dat doordat de arbeidsproductiviteit afneemt: er wordt meer personeel per verleende dienst ingezet. De lonen nemen nog maar licht toe.
Uitgaven aan ziekenhuizen groeien het snelst
De ontwikkeling in de totale curatieve sector volgt grotendeels die van de ziekenhuizen, die twee derde deel van de uitgaven in beslag nemen (zie figuur 4). Zowel de uitgaven als de dienstverlening van de andere voorzieningen in de curatieve zorg maken andere ontwikkelingen door. De uitgaven van alle voorzieningen in de curatieve zorg nemen toe; de omvang van de groei verschilt echter. De grootste groei zien we bij de ziekenhuiszorg: daar verdubbelen de uitgaven. In de fysiotherapeutische zorg nemen de uitgaven met 56% het minst snel toe.
Figuur 4Aandeel van de totale uitgaven aan de sector curatieve zorg in 2015, ontwikkeling uitgaven, dienstverlening en uitgaven per verleende dienst, 1998-2015 (in procenten)
uitgaven 2015 | ontwikkeling uitgaven | ontwikkeling dienstverlening | ontwikkeling uitgaven per verleende dienst | |
---|---|---|---|---|
curatieve zorg | 90,3 | 50,1 | 26,8 | |
ziekenhuizen | 25,9 | 102 | 41,3 | 43 |
huisartsen | 2,6 | 63 | 34,1 | 21,5 |
apotheken | 1,3 | 74,1 | 112,4 | -18 |
geestelijke gezondheidszorg | 5,6 | 82,3 | 160,3 | -30 |
tandartsen | 2,7 | 66,4 | 16,7 | 42,7 |
fysiotherapeuten | 1,4 | 56,1 | 33,6 | 16,8 |
Bron:SCP (DPS)
De ontwikkeling in de dienstverlening van de verschillende curatieve zorgvoorzieningen vertoont iets meer overeenkomsten dan de ontwikkeling in de uitgaven (zie ook figuur 5). Duidelijk afwijkend is de ontwikkeling van de apotheken. Bij deze voorziening treedt een verdubbeling van de dienstverlening op (meer herhaalrecepten), terwijl voor de meeste andere curatieve zorgvoorziening de toename van de dienstverlening tussen 34% en 41% ligt. Voor de tandartsenzorg neemt de dienstverlening tussen 1998 en 2015 met een groei van 17% nog minder sterk toe.
Groei uitgaven ziekenhuiszorg door toename dienstverlening en loonkosten per uur
Voor de verdubbeling van de uitgaven aan de ziekenhuiszorg bieden de bevolkingsgroei en vergrijzing (component demografie) slechts gedeeltelijk een verklaring. Door de vergrijzing groeit de dienstverlening van de ziekenhuiszorg. Daarnaast zorgen nieuwe technieken en behandelingen voor een toename in de dienstverlening (Eggink en Blank 2012), evenals het loslaten van de strikte budgettering. Niet alleen de dienstverlening neemt toe, dat geldt ook voor de personele uitgaven per verleende dienst. De (incidentele) loonkosten per uur zijn sterk gestegen. Dat is een aanwijzing voor het in dienst nemen van hoger geschoold personeel of marktomstandigheden. Deels heeft dit te maken met de vergrijzing van het personeel (CBS 2018). Verder dragen ook de gestegen niet-personele uitgaven per verleende dienst bij aan de groei in de reële uitgaven. Dit komt door toenemende uitgaven aan apparatuur, voeding en medicijnen en uitbesteding van werk (zie Ziekenhuizen en medisch specialisten).
Groei uitgaven huisartsenzorg door toename consulten en daling arbeidsproductiviteit
Een belangrijke verklaring voor de stijging in de reële uitgaven aan huisartsenzorg ligt in een toename van de inzet van personeel tussen 2015 en 1998. Met andere woorden, de arbeidsproductiviteit in de huisartsenzorg neemt af. De extra medewerkers die worden ingezet om de extra consulten te verlenen, zijn vaak algemeen assistenten en andere ondersteuners. Hierdoor dalen de (incidentele) loonkosten per uur. De uitgaven aan huisartsenzorg stijgen ook doordat patiënten de huisarts vaker bezoeken (component deelname). Verder verklaart ook de vergrijzing van de bevolking een deel van het gestegen beroep op de dienstverlening van de huisartsenpraktijk (component demografie). Zie Praktijken van huisartsen.
Groei uitgaven apotheken door toename dienstverlening
De groei in de reële uitgaven aan apothekennoot 4 wordt vooral veroorzaakt door een toename van het aantal verstrekte recepten (de dienstverlening). Niet zozeer het aantal mensen dat medicijnen via de apotheek ontvangt is toegenomen, maar het aantal keer dat mensen een apotheek bezoeken: ze krijgen vaker recepten voorgeschreven. De reële uitgaven stijgen niet mee met de toename in de verleende dienstverlening. Dat komt doordat de arbeidsproductiviteit van de apotheken toeneemt. Zij zien zich vanwege financiële krapte genoodzaakt minder personeel in te zetten. Zie Apotheken.
Groei uitgaven aan geestelijke gezondheidszorg door toename dienstverlening
De dienstverlening van de geestelijke gezondheidszorg groeit het snelst van de voorzieningen binnen de curatieve zorg (160%). Toch nemen de reële uitgaven minder snel toe doordat de uitgaven per verleende dienst afnemen. Dit komt vooral doordat er per verleende dienst steeds minder personeel wordt ingezet: de arbeidsproductiviteit neemt toe. Ook de niet-personele middelen per verleende dienst nemen af. Zie verder Geestelijke gezondheidszorg.
Groei uitgaven aan tandartsenzorg door daling arbeidsproductiviteit en toename niet-personele uitgaven
In 2015 liggen de uitgaven aan zorg verleend door tandartsen 66% hoger dan in 1998. Deze stijging is het resultaat van hogere personele en niet-personele bestedingen per consult. De hogere personele bestedingen zijn vooral het gevolg van meer personele inzet per consult (dalende arbeidsproductiviteit). De toename van de personele inzet betreft geen extra tandartsen, maar vaak extra ondersteunend personeel. Hierdoor dalen de loonkosten per uur, en dan vooral de incidentele loonkosten. Meer en ander werkzaam personeel in de tandartspraktijk vereist dat de huisvesting daarop wordt aangepast. Dat lijkt een belangrijke oorzaak van de stijgende niet-personele bestedingen per consult. Zie Praktijken van tandartsen.
Groei uitgaven fysiotherapie door toename zittingen en daling arbeidsproductiviteit
De stijging in de reële uitgaven aan fysiotherapie van 56% tussen 1998 en 2015 is zowel het resultaat van een hogere personele inzet per zitting als een groter beroep op de fysiotherapeutische zorg. Er worden meer zittingen geleverd (zowel verzekerde als onverzekerde zorg), maar daar zijn verhoudingsgewijs meer fysiotherapeuten voor nodig (dan in 1998). Meer dan de helft van de groei in de reële uitgaven in 2015 komt voor rekening van een toename in het aantal zittingen (de componenten demografie en deelname). Daarin speelt de veroudering van de bevolking een belangrijke rol. Bovendien neemt de personele inzet per zitting toe, waardoor de arbeidsproductiviteit in de sector daalt Zie Praktijken van fysiotherapeuten.
Figuur 5Oorzaken van de ontwikkeling van de reële uitgaven aan de sector curatieve zorg, 2015 ten opzichte van 1998 (in procenten) a, b
reële uitgaven | demografie | deelname | niet-personele uitgaven per verleende dienst | personeel per verleende dienst | loonkosten per uur | groei-op-groei | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
curatieve zorg | 90,34 | 16,02 | 29,37 | 9,84 | -4,68 | 23,4 | 16,39 |
ziekenhuizen | 101,97 | 18,66 | 19,05 | 19,45 | -3,82 | 29,48 | 19,14 |
huisartsen | 63 | 16,26 | 15,35 | -5,57 | 55,97 | -9,55 | -9,46 |
apotheken | 74,11 | 19,33 | 77,97 | -7,84 | -21,04 | 16,96 | -11,27 |
geestelijke gezondheidszorg | 82,3 | 5,13 | 147,56 | -8,94 | -35,56 | 28,43 | -54,32 |
tandartsen | 66,45 | 10,88 | 5,22 | 16,13 | 55,87 | -15,04 | -6,61 |
fysiotherapeuten | 56,07 | 18,23 | 13,04 | 12,56 | 6,13 | 0 | 6,11 |
aDe groei van de afzonderlijke componenten telt niet exact op tot de totale groei van de uitgaven. Dit komt door de berekeningswijze (zie Opzet en aanpak). Het verschil wordt hier weergegeven door de component ‘groei-op-groei’.
bDe gele en oranje staven (demografie en deelname) vormen samen de groei van de dienstverlening. De groene staaf (niet-personele uitgaven) en de blauwe staven (personele uitgaven) geven opgeteld de groei weer door veranderingen in de uitgaven per verleende dienst.
Bron:SCP (DPS)
Literatuur
Literatuur
Algemene Rekenkamer (2016). Zorgakkoorden. Uitgavenbeheersing in de zorg deel 4. Den Haag: Algemene Rekenkamer.
Blank, Jos L.T., Alex A.S. van Heezik en Thomas K. Niaounakis (2016). Productiviteit van overheidsbeleid. Deel II. De Nederlandse zorg, 1980-2013. Den Haag / Delft: Centrum voor Innovaties en Publieke Sector Efficiëntie Studies (IPSE Studies|CAOP, Technische Universiteit Delft en EUR Rotterdam).
CBS (2017). Zorguitgaven; aanbieders van zorg en financieringsbron, 1998-2016. Geraadpleegd op 30 maart 2018 via https://opendata.cbs.nl/dataportaal/#/CBS/nl/dataset/83039NED/table?ts=1522410235301.
CBS (2018). Medisch geschoolden; arbeidspositie, positie in de werkkring, naar beroep. Geraadpleegd op 7 juni 2018 via https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/81551NED/table?ts=1528366087608.
Eggink, Evelien en Jos L.T. Blank (2012). Ziekenhuiszorg. In: Bob Kuhry en Flip de Kam (red.), Waar voor ons belastinggeld? Prijs en kwaliteit van publieke diensten (p. 32-58). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP-publicatie 2012-2).
Jeurissen, Patrick, Hans Maarse en Marit Tanke (2018). Betaalbare zorg. Den Haag: Sdu.
Ludwig, Martijn (2008). Efficiency of Dutch hospitals. Maastricht: Universiteit Maastricht.
NZa (2017b). Marktscan ggz 2016. Utrecht: Nederlandse Zorgautoriteit ( https://puc.overheid.nl/nza/doc/PUC_3600_22/1/).
TK (2010/2011). Bestuurlijk hoofdlijnenakkoord 2012-2015. Bijlage bij Invoering Diagnose Behandel Combinaties (DBC’s). Brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 5 juli 2011. Tweede Kamer, vergaderjaar 2010/2011, 29248, nr. 215.
Volksgezondheidenzorg.info (2017). Kosten van Ziekten. via https://www.volksgezondheidenzorg.info/kosten-van-ziekten.
VWS (2001). Zorgnota 2002. Den Haag: ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Noten
De ggz is door de Hervorming Langdurige Zorg in 2015 dusdanig veranderd dat de gegevens over 2015 niet vergelijkbaar zijn met de periode daarvoor. Daarom hanteren we hier geschatte grootheden.
De sector zorg en ondersteuning is erop gericht om mensen met lichamelijke, psychische of cognitieve beperkingen volwaardig te laten meedoen. Dit deel van de Nederlandse gezondheidszorg bespreken we bij Zorg en ondersteuning.
Tot en met 2005 was men verzekerd via de Ziekenfondswet (in 2005 goed voor 48% van de uitgaven) of particuliere verzekeringen (26%). Sinds 2006 is de Zorgverzekeringswet (Zvw) van kracht (in 2015 goed voor 70% van de uitgaven) en zijn er aanvullende verzekeringen (in 2015 6%) (CBS 2017).
Alleen de zogenoemde uitvoeringskosten, dus exclusief de uitgaven aan de medicijnen zelf.