CBSSCP

Emancipatiemonitor 2020

6 / 18

Willen vrouwen meer werken, en mannen minder?

De zorg voor huishouden of kinderen is een belangrijke reden voor vrouwen om in deeltijd te werken, maar niet de hoofdreden om niet te willen of kunnen werken. Dat is, net als bij mannen, ziekte of arbeidsongeschiktheid. Een op de tien werkende vrouwen zou wat meer uren willen werken dan ze doet. En als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, willen zelfs zeven op de tien dat. Ze willen dat vooral als ze hun werk beter kunnen aanpassen aan hun privéleven of als het huishoudensinkomen niet meer toereikend is.

Een op de tien werkende vrouwen wil langere werkweek

Werkende vrouwen willen vaker dan mannen meer uren werken: 10,1% tegenover 5,7%. Dit hangt samen met het grotere aandeel vrouwen met een deeltijdbaan (zie Kaart 5). Hoe minder uren men werkt, hoe vaker men doorgaans de arbeidsduur wil uitbreiden. Wordt er gekeken naar de deeltijds werkenden, dan zijn het juist de mannen die vaker meer uren erbij zouden willen hebben.

Tegelijkertijd zeggen vrouwen ook iets vaker dan mannen juist korter te willen werken dan ze nu doen: 9% tegenover 8%. Dit speelt vooral bij voltijdswerkenden. Van alle vrouwen die in 2019 voltijds werkten, zei 14,2% minder uren te willen werken, tegenover 8,9% van de voltijdswerkende mannen.

Als alle werkende vrouwen de door hen gewenste arbeidsduur zouden realiseren, dan zou het gemiddeld aantal door hun gewerkte uren met een klein half uur omhoog gaan naar bijna 29 uur per week. Bij mannen zou de werkweek juist een half uur korter worden. Werkloze vrouwen zouden 27 uur per week willen werken, werkloze mannen bijna 35 uur.

Meer of minder willen werken naar positie in het huishouden

Vooral werkende, alleenstaande moeders willen meer uren werken, terwijl met name alleenstaande vaders een kortere werkweek willen. Ook werkende mensen met een partner zonder kinderen willen relatief vaak minder werken, zie bijlage B6.1. Onder werklozen willen vooral moeders – al dan niet met een partner – in deeltijd werken, terwijl met name vaders met een partner voltijds willen werken (zie m/v-stat).

Meer werken?

 

 

wil meer werken

wil minder werken

gebruikelijke arbeidsduur

gewenste arbeidsduur

%

uren

vrouw

werkenden

10,1

8,8

28,5

28,9a

   deeltijdwerkers

13,4

6,6

23,6

25,3a

   voltijdwerkers

2,2

14,2

40,0

38,4a

werklozen

.

.

.

27,0

man

werkenden

5,7

8,3

38,9

38,4a

   deeltijdwerkers

21,2

5,4

26,0

29,5a

   voltijdwerkers

2,4

8,9

41,6

40,6a

werklozen

.

.

.

34,8

aExclusief mensen die willen stoppen met werken.

Bron:CBS (EBB’19)

Vrouwen werken vooral deeltijds vanwege zorgtaken en vrije tijd

In deeltijd werkende vrouwen noemen gemiddeld drie redenen waarom ze dat doen. Een belangrijke rol speelt daarbij allereerst het onbetaalde werk, waarvan vrouwen nog steeds meestal het leeuwendeel voor hun rekening nemen (Kaart 12: het huishouden en de zorg voor (kleine) kinderen. Ook de behoefte aan vrije tijd speelt bij veel vrouwen die in deeltijd werken mee. Door hun grotere belasting met onbetaald werk zouden vrouwen, als ze ook nog voltijds werkten, veel minder vrije tijd overhouden dan mannen. Door in deeltijd te werken is dat niet het geval (Portegijs et al. 2016). Mantelzorg speelt bij een op de drie deeltijdwerksters een rol Bij een op de vier deeltijdwerksters speelt (ook) een matige gezondheid een rol. Slechts bij 7% speelt mee dat ze geen volledige baan kan vinden. De overgrote meerderheid van de deeltijdwerksters zou dus niet anders willen of kunnen.

Redenen deeltijd

Redenen deeltijd

# huishouden, boodschappen tijd voor mezelf zorg voor (klein)kinderen mantelzorg mijn gezondheid opleiding vrijwilligerswerk bouw af naar pensioen kan geen voltijdsbaan vinden andere reden
belangrijke reden 36 28 35 7 13 9 2 4 4 2
speelt mee 47 50 15 24 12 12 13 9 3 6

Bron:SCP (EMOP’20)

Onder bepaalde voorwaarden willen veel vrouwen weer (of meer) werken

De meeste in deeltijd werkende vrouwen zouden meer uren willen werken als aan bepaalde voorwaarden zou worden voldaan. Deze hebben vaak betrekking op het werk zelf. Een op de drie (niet in tabel) vrouwen zou meer of weer willen werken als ze dit werk beter zouden kunnen inpassen in hun privéleven, door beter op hun privéleven aangepaste werktijden, thuiswerken en/of een kortere reistijd. Evenveel vrouwen zouden meer of weer willen werken als ze een baan zouden vinden met de gewenste werktijden, of gevraagd zouden worden (meer) te komen werken.

Bij een ontoereikend huishoudensinkomen zouden drie op de tien in deeltijd werkende vrouwen zich genoodzaakt voelen meer uur te gaan werken, bij de niet-werkende vrouwen zou dit minder uitmaken. Verlichting van zorgtaken door kinderopvang of wegvallen van mantelzorg wordt maar zelden genoemd.

Als aan een of meer van deze voorwaarden zou worden voldaan, dan zou 70% van de in deeltijd werkende vrouwen meer willen werken, en hun gemiddelde arbeidsduur zou met bijna een dag toenemen van 24 naar 31 uur in de week. Van de vrouwen zonder baan zou 34% onder voorwaarden weer aan de slag willen en daarmee zou de gemiddelde arbeidsduur van de hele groep (inclusief de vrouwen die niet meer willen of kunnen werken) van 0 naar 7,5 uur stijgen.

Onder voorwaarden meer werken?

deeltijd

geen werk

als ik de tijden waarop ik werk (beter) kan afstemmen op mijn privéleven

20

11

als ik een gedeelte van de werkweek thuis kan werken

17

6

als ik een baan kan vinden dicht(er) bij huis

8

13

als ik een baan kan vinden met de gewenste uren

14

20

als ik gevraagd zou worden (meer) te gaan of komen werken

18

12

als het huishoudinkomen niet genoeg is om te leven zoals ik dat gewend ben

28

5

als ik goede en goedkope kinderopvang kan vindenb

4

1

als mensen in mijn omgeving (ouders, buren, vrienden) mijn hulp niet meer nodig hebbenc

4

4

andere voorwaarde

12

5

totaal:

wil of kan onder voorwaarden weer of meer werken

 

70

 

34

aMet uitzondering van onderwijsvolgenden, inclusief vrouwen die arbeidsongeschikt of met pensioen zijn.

b Van de vrouwen met kinderen van 0-11 jaar zou 10% weer of meer uur willen werken als ze goede of goedkope kinderopvang kunnen krijgen.

c Van de vrouwelijke mantelzorgsters zou 15% weer of meer willen werken als deze zorg zou wegvallen.

Bron:SCP (EMOP’20)

Ziekte meest genoemd als reden om niet te kunnen werken

Van alle niet-onderwijsvolgende vrouwen van 15 tot 65 jaar wil of kan 17% niet werken. Bij mannen is dat 8% (zie Kaart 5). Vrouwen en mannen verschillen in de belangrijkste reden die ze geven waarom ze niet willen of kunnen werken. Allereerst is de zorg voor het gezin of huishouden voor vrouwen beduidend vaker dan voor mannen de reden om niet te werken. Van alle vrouwen gaf 3,8% dat aan en het is daarmee de voor hen op een na belangrijkste reden. Door mannen werd het nauwelijks (0,2%) als reden genoemd. Bij de vrouwen participeerde bovendien een groter deel niet op de arbeidsmarkt vanwege ziekte of arbeidsongeschiktheid, of hoge leeftijd. Voor zowel vrouwen als mannen is ziekte de meest genoemde reden om niet te kunnen werken. De minder goede gezondheid van vrouwen (zie Kaart 15) speelt een rol bij hun lagere arbeidsparticipatie (Harbers en Hoeymans 2013).

Vergeleken met 2017 is er weinig veranderd, maar tien jaar geleden noemden vrouwen zorgtaken nog duidelijk vaker als reden om niet aan het werk zijn. Daarnaast zeggen vooral mannen (maar ook vrouwen) minder vaak dat ze niet willen of kunnen werken vanwege hoge leeftijd in vergelijking met tien jaar eerder. Dit komt doordat meer mensen tegenwoordig langer doorwerken en later met pensioen gaan. Ziekte is daarentegen voor zowel vrouwen als mannen een belangrijkere reden geworden om niet te kunnen werken.

Redenen om niet te willen of kunnen werken

reden om niet te willen of kunnen werken van niet-onderwijsvolgende personen van 15-64 jaar, 2007, 2015 en 2017 (in procenten)

vrouwman
# 2009 2017 2019 2009 2017 2019
ziekte 8.7 8.9 9 4.9 5.8 5.9
zorg voor gezin / huishouden 5.1 4.1 3.8 0.1 0.2 0.2
pensioen / leeftijd 5.2 2.2 1.9 4.1 1.2 1
opleiding 0.2 0.3 0.3 0.1 0.3 0.2
anders 3.6 2.8 2.4 0.8 0.9 0.8

Bron:CBS (EBB ’09, ’17, ’19)

Literatuur

Harbers, M.M. en N. Hoeymans (red.) (2013). Gezondheid en maatschappelijke participatie. Themarapport Volksgezondheid Toekomstverkenning 2014. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

Portegijs, W., M. Cloïn, R. Roodsaz en M. Olsthoorn (2016). Lekker vrij? Vrije tijd, tijdsdruk en de relatie met de arbeidsduur van vrouwen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Deze kaart citeren

Brakel, M. van den et al. (2020). Emancipatiemonitor 2020: Willen vrouwen meer werken, en mannen minder?. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/emancipatiemonitor2020/willen-vrouwen-meer-werken-en-mannen-minder.

Informatie noten

Vrijwel alle vrouwen die in deeltijd werken én kinderen tot 13 jaar hebben, noemen de zorg voor hun kinderen als reden waarom ze niet voltijds willen of kunnen werken (98%). Dat geldt ook voor 37% van de in deeltijd werkende vrouwen met uitsluitend volwassen kinderen van 24 jaar of ouder. In dat geval zal het meestal om de zorg voor kleinkinderen gaan. Bron: SCP (EMOP’20).

In 2018 was dat nog 21%. Onduidelijk is waarom dit zo sterk is toegenomen. Het aandeel vrouwen dat werk combineert met mantelzorg is wel iets toegenomen, maar niet zo sterk: in 2020 geeft 14% hulp en 54% wil of kan dat doen als er een beroep op hen gedaan wordt. In 2018 was dat respectievelijk 11% en 51%. Mogelijk schatten vrouwen de kans dat mantelzorg op hun pad komt nu hoger in en is het daarmee vaker reden om in deeltijd te blijven werken.

Dat komt allereerst doordat lang niet alle vrouwen kinderen hebben in de kinderopvangleeftijd of mantelzorg verlenen. Maar ook van de vrouwen die wel jonge kinderen hebben zou maar 10% meer of weer willen werken als ze goede of goedkope kinderopvang kunnen krijgen. 15% van de mantelzorgsters zou de arbeidsdeelname willen uitbreiden als hun hulp niet langer nodig is.

Ruim de helft van hen is arbeidsongeschikt of met prepensioen. Zij willen of kunnen niet meer aan het werk. Onder de overige niet-werkende vrouwen is de bereidheid om onder voorwaarden weer te gaan werken wel groot: 88% zou dat willen.