5 / 10
Hoeveel mensen zijn langdurig arm?
Bijna 605.000 mensen langdurig arm
Armoede is vaak langdurig. Zelfs wanneer het economisch goed gaat. Ook dan bevindt een flink deel van de armen zich minstens drie jaar achterelkaar onder het niet-veel-maar-toereikendcriterium. Tijdens een recessie en de eerste jaren daarna loopt dit aantal gewoonlijk op.
Met de nieuwe inkomensgegevens kunnen we de omvang van de langdurige armoede alleen vaststellen voor het peiljaar 2013. Dit betreft de periode 2011-2015. In deze periode waren er volgens het niet-veel-maar-toereikendcriterium 605.000 langdurig armen. Zij vormden 64% van de totale arme groep en 4,1% van de totale Nederlandse bevolking. Binnen de groep armen volgens het basisbehoeftencriterium bedroeg het aandeel langdurig armen 53%. Dit waren 302.000 mensen (2,0% van de bevolking).
Figuur 1Armoede is in meeste gevallen langduriga
Jaar | Aantal landurig armen (basisbehoeften) | Aantal landurig armen (niet-veel-maar-toereikend) | % van armen (basisbehoeften) | % van armen (niet-veel-maar-toereikend) |
---|---|---|---|---|
2013 | 302.4 | 604.8 | 52.8 | 63.6 |
aVolgens de episodemethode is sprake van langdurige armoede indien men arm is in ten minste drie aaneengesloten jaren binnen een periode van vijf jaar. In het peiljaar 2013 gaat het om drie aaneengesloten jaren armoede binnen de periode 2011-2015: men was arm in 2011-2013 of in 2012-1014 of in 2013-2015.
Bron:CBS (Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek ’11-’15), SCP-bewerking
Kinderen zijn naar verhouding vaak langdurig arm
Minderjarigen maken ruim een kwart (28%) van de groep langdurig armen uit. Dit aandeel is ruim anderhalf maal zo groot als het aandeel kinderen en jongeren in de totale bevolking (17%). Daarentegen is het aandeel ouderen onder de langdurig armen duidelijk kleiner dan het aandeel ouderen binnen de totale bevolking (8% versus 20%). Het aandeel volwassenen tot 65 jaar dat langdurige armoede ervaart, is vrijwel evenredig aan het aandeel volwassenen binnen de gehele bevolking (64% versus 63%).
Het SCP berekent de langdurige armoede volgens de ‘episodemethode’. In ieder meetjaar kijken we naar de twee voorgaande en de twee navolgende jaren. Een andere manier om langdurige armoede te meten is de ‘historiemethode’.
Historiemethode geeft kleiner aantal langdurig armen
Volgens de historiemethode bevond in 2013 42% van de armen zich ook in de twee voorgaande jaren onder de niet-veel-maar-toereikendgrens. In 2015 was dit 46% (402.000 personen). Het aandeel langdurig armen volgens de basisbehoeftenmaatstaf bedroeg respectievelijk 31% en 36%.
Figuur 2Langdurige armoede volgens historiemethode iets toegenomena
Jaar | Aantal landurig armen (basisbehoeften) | Aantal landurig armen (niet-veel-maar-toereikend) | % van armen (basisbehoeften) | % van armen (niet-veel-maar-toereikend) |
---|---|---|---|---|
2013 | 209.1 | 447.3 | 31.4 | 41.8 |
2014 | 215.1 | 464.9 | 35.9 | 47.7 |
2015 | 199.9 | 401.6 | 35.7 | 46.0 |
aLangdurige armoede volgens de historiemethode: arm in het peiljaar plus de twee voorgaande jaren.
Bron:CBS (Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek ’11-’15), SCP-bewerking
Literatuur
Wildeboer Schut, J.M. en S. Hoff (2016). Een lang tekort. Langdurige armoede in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Deze kaart citeren
Hulst, B. van en S. Hoff (2018). Hoeveel mensen zijn langdurig arm?. In: Armoede in kaart: 2018. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2018/hoeveel-mensen-zijn-langdurig-arm.
Informatie noten
Het SCP meet langdurige armoede door per peiljaar naar de twee voorgaande en de twee navolgende jaren te kijken. Langdurig arm zijn mensen die binnen die periode van vijf jaar in ten minste drie achtereenvolgende jaren in een armoedesituatie zitten. Deze manier van meten heet de 'episodemethode' (zie ook Wildeboer Schut en Hoff 2016).
Omdat gegevens over de individuele zorgkosten in 2016 ontbreken, kunnen we op dit moment nog niet de langdurige armoede berekenen voor het peiljaar 2014 (periode 2012-2016).
In deze berekeningen namen we alleen de mensen mee die in de hele periode 2011-2015 tot de Nederlandse bevolking behoorden. Nieuwgeborenen en overledenen in deze jaren lieten we buiten beschouwing, net als immigranten en emigranten.
Het gaat hier om het aandeel langdurig armen volgens het niet-veel-maar-toereikendcriterium.
De ‘historiemethode’ kijkt vanaf het meetjaar uitsluitend terug (zie Wildeboer Schut en Hoff 2016). Mensen zijn langdurig arm als zij in het peiljaar plus de twee voorgaande jaren beneden de armoedegrens verkeerden. De historiemethode leidt tot een onderschatting van de langdurige armoede: een deel van de mensen die op het peilmoment minder dan drie jaar arm waren, zal in de jaren erna alsnog tot de langdurig armen gaan behoren.