Arbeidsmarkt in kaartWerkgevers – editie 4

11 / 14

Wordt er meer of minder op basis van flexibele contracten gewerkt?

Auteurs: Dionne Faber, Sanne van der Laan en Nienke Bilo

In januari 2020 presenteerde de commissie-Borstlap haar rapport In wat voor land willen we werken? (Commissie Borstlap 2020). Daarin stelde de commissie dat op de arbeidsmarkt fundamentele veranderingen nodig zijn. Een daarvan was anders omgaan met de verschillende contractvormen die werkgevers werknemers aanbieden. In deze kaart analyseren we het gebruik van flexibele arbeid door werkgevers. Het aandeel organisaties dat werknemers met een tijdelijke aanstelling in dienst heeft, nam gemiddeld genomen af tussen 2019 en 2021. Desondanks nam het aandeel werkenden met een flexibel contract bij deze organisaties toe. Het type flexibele arbeid waar organisaties voor kiezen, verandert over de tijd heen. De redenen om mensen flexibel in dienst te nemen veranderen in mindere mate.

Aandeel organisaties met tijdelijke contracten afgenomen

Tussen 2003 en 2011 nam het aandeel organisaties toe dat werknemers met een tijdelijke aanstelling in dienst had (figuur 1). Daarna schommelde het aandeel tussen 54 en 63%. Ten opzichte van 2019 is in 2021 het aandeel bedrijven met werknemers met een flexibel contract verder afgenomen. Mogelijk is dit het gevolg van de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) per 1 januari 2020. Het doel van deze wet was om de kloof tussen vaste en flexibele contracten kleiner te maken, door alle vormen van flexibele arbeid duurder te maken voor werkgevers. Het zou dan ook logisch zijn dat ook het aandeel werknemers met een tijdelijk contract is afgenomen bij organisaties die gebruikmaken van tijdelijke contracten. Dit blijkt echter niet op basis van de cijfers van het Arbeidsvraagpanel (figuur 2). Een andere mogelijke verklaring voor de afname van het aandeel flexibele contracten zou de coronapandemie kunnen zijn. Tijdens de pandemie werden contracten minder vaak verlengd en werden mensen met een flexibel contract als eerste ontslagen (Honcoop en Verbiest 2021). Onderzoek van het SCP toont ook aan dat mensen met een flexibel contract een grotere kans hebben op werkloosheid tijdens economische tegenslagen (Muns et al. 2020).

In alle sectoren is het aantal organisaties met werknemers met een tijdelijke aanstelling afgenomen tussen 2019 en 2021. De daling is het meest prominent in de sector onderwijs. Het aandeel werkgevers dat in deze sector gebruikmaakte van tijdelijke contracten was tussen 2003 en 2015 redelijk stabiel rond 67%. Daarna steeg het aandeel tot 75% in 2019, en vervolgens nam het drastisch af tot 62%. Mogelijk heeft dit te maken met de invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) op 1 januari 2020. Hierdoor werden tijdelijke contracten in het openbaar onderwijs die de maximale termijn van 24 maanden of het maximale aantal van drie contracten hadden overschreden automatisch omgezet naar vaste contracten (PO-Raad 2019). Verder valt op dat in 2021 het aandeel kleine en middelgrote bedrijven dat werknemers met flexibele contracten heeft is afgenomen ten opzichte van 2019, terwijl dit aandeel bij grote bedrijven gelijk bleef.

Figuur 1Organisaties met werknemers met een tijdelijk contract

2003/’04 2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
totaal 48,1 54 58,3 62,3 65,6 63,2 57,2 59,4 58,1 54,3
industrie en landbouw 43,5 51,6 58,9 56,1 66,7 58,2 52,6 53,1 52 45,9
bouwnijverheid 35,9 32,9 38,6 47,5 47,5 46,3 45,7 52,8 45,9 43,1
handel, horeca, reparatie 44,3 49,8 55,3 62,6 67,7 61,6 55,1 58,1 55,5 51,8
transport 59,6 59,9 59,7 63,6 69,3 64,2 59,4 53,6 61,3 51,3
zakelijke dienstverlening 47,3 57,5 62,4 64,9 64,4 71 57,2 58,2 56,7 56
zorg en welzijn 58,3 63,9 65,6 70,6 69,4 67,7 65,2 67,6 67,3 65,1
overige dienstverlening 55,2 65,2 64,7 69,7 69,5 68,8 52,5 58,1 55,5 53,6
overheid 61,2 73 70,2 64,9 72,2 66,8 67,9 71,5 75,8 73,1
onderwijs 64,3 65,8 67,1 65,1 67,8 67,3 70,4 72,1 75,1 61,7
kleine organisaties 38,3 43,9 47,5 51,6 56,3 53,8 48,3 48,5 48,3 43
middelgrote organisaties 65,1 75,8 79,2 80,5 80,7 82,1 76,6 80,5 78,1 77,6
grote organisaties 86,6 91,5 92,5 93,5 95,4 93,4 91,9 94,3 93,1 93,1

Noot:Kleine organisaties: < 20 werknemers, middelgrote organisaties: 20-100 werknemers, grote organisaties: > 100 werknemers.

Bron:SCP (AVP’21/’22)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Hoewel het aandeel bedrijven dat werknemers heeft met flexibele contracten is afgenomen, nam het aandeel flexibele contracten binnen bedrijven toe in 2021 (figuur 2). Het gaat hierbij om werknemers met een tijdelijke aanstelling en niet om stagiairs, uitzendkrachten, oproepkrachten en payrollkrachten. Deze bevinding is in lijn met ander onderzoek. Daaruit blijkt dat het aandeel werknemers met tijdelijke contracten in het totale aantal werknemers is toegenomen in het tweede kwartaal van 2021 ten opzichte van de jaren daarvoor (CBS 2022). De ontwikkeling in het aandeel flexibele contracten verschilt per sector. In de sectoren zakelijke dienstverlening, bouwnijverheid en transport is het gebruik van tijdelijke contracten tussen 2019 en 2021 min of meer gelijk gebleven. Bij de sectoren overheid en industrie en landbouw nam het aandeel tijdelijke contracten toe, waarbij de sector industrie en landbouw zelfs een zeer sterke toename toont.

Figuur 2Aandeel werknemers met een tijdelijk contract in organisaties die tijdelijke contracten inzettena

2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
totaal 14,9 15,6 16,3 15,4 17,2 18
industrie en landbouw 9,7 8,7 8,8 9 9,6 14,6
bouwnijverheid 8,9 9,4 10,7 11,2 12,1 12,1
handel, horeca, reparatie 22,6 25,3 29,1 28,8 31,9 28,2
transport 19,5 16,5 15,4 11,3 14,7 15
zakelijke dienstverlening 15,8 18,9 17,1 16,1 17,9 17,9
zorg en welzijn 11,9 13,2 14,9 14,4 14,8 15,9
overige dienstverlening 22,2 19,6 22,9 17,3 20 19,4
overheid 9,7 8,9 6 6,6 7,3 8,9
onderwijs 18,2 15,6 17,5 17,4 19,9 20,6
kleine organisaties 24 25,7 25,4 25,1 25 26,7
middelgrote organisaties 16,1 16,5 17,5 17,6 19,7 18,7
grote organisaties 12 12,7 13,6 12,9 14,1 15,5

aDeze vraag is niet gesteld in het AVP ‘11/’12 en ‘13/’14.

Noot:Kleine organisaties: < 20 werknemers, middelgrote organisaties: 20-100 werknemers, grote organisaties: > 100 werknemers.

Bron:SCP (AVP’21/’22)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Alle vormen van flexibele arbeid in 2021 minder vaak ingezet

Naast tijdelijke contracten zijn er ook andere vormen van flexibele arbeid die organisaties kunnen inzetten, zoals zzp’ers, uitzendkrachten, oproepkrachten of payrollbedrijven. Minder organisaties maakten in 2021 gebruik van zulke vormen van flexibele arbeid dan in 2019 (figuur 3). Zo is het gebruik van payrollbedrijven gehalveerd (van 5% naar 2,4%) en ook tijdelijke contracten met uitzicht op een vaste aanstelling en detachering/uitzendkrachten worden door minder organisaties gebruikt in 2021 (5 procentpunt minder in 2021 dan in 2019). Het valt op dat detachering/uitzendkrachten en payrollbedrijven veel vaker door overheidsorganisaties worden ingezet dan door organisaties in andere sectoren. Daarnaast maken grote bedrijven ook in 2021 meer gebruik van alle typen flexibele arbeid dan kleine of middelgrote organisaties. In alle organisatiegroottes is het gebruik van een tijdelijk contract met uitzicht op een vaste aanstelling de meest gebruikte vorm van flexibele arbeid, maar tijdens de periode 2011-2021 maken steeds minder organisaties hier gebruik van.

Figuur 3Verschillende vormen van flexibele arbeida

totaal
2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
tijdelijk met uitzicht op vast contract 54,4 47,7 41 49,2 51,8 46,9
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract 23,7 28,9 24 20,9 15,3 13,8
freelancer/zzp 22,8 23,5 24,1 28,8 28,5 27,3
oproepkracht 22,7 24,1 25 27,3 25,7 23,1
detachering/uitzendkracht 23,2 19 19,4 26,5 24,4 19,1
payroll 5 6,1 6,7 5,1 2,4
industrie en landbouw
2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
tijdelijk met uitzicht op vast contract 60,2 48,2 40,5 45,2 45,6 39,3
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract 16,6 22,3 19,2 16,7 13,1 13,3
freelancer/zzp 27,2 26,6 28,8 35,1 37,5 32,4
oproepkracht 18,8 19,9 22,8 21,3 30,1 24,2
detachering/uitzendkracht 37,6 32 38,3 36,8 44,9 37,4
payroll 6,8 7 5,8 6,7 3,1
bouwnijverheid
2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
tijdelijk met uitzicht op vast contract 40,7 35,9 37,6 46,7 42,8 38,9
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract 13 18,7 12,7 9,7 8,8 8,3
freelancer/zzp 49,5 42,1 44,1 52,8 60,4 63
oproepkracht 13,6 19,2 17,2 19 21,5 19,4
detachering/uitzendkracht 34,2 27,8 35,5 49,9 38,9 40,8
payroll 2,2 7,6 6,9 6,4 4
handel, horeca, reparatie
2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
tijdelijk met uitzicht op vast contract 56,4 46,9 41 49,4 48,4 42,3
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract 21,5 28,5 22 23 16,2 17,2
freelancer/zzp 10,3 12,3 12 15,5 14,3 12,3
oproepkracht 20 21,4 22,5 28,2 23,3 26,2
detachering/uitzendkracht 12,3 11,2 10,4 18,1 15 9,8
payroll 2,3 3,3 3,3 2,2 1,2
transport
2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
tijdelijk met uitzicht op vast contract 61,9 49,2 50 46,3 57,1 47,5
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract 18 21,5 16,5 14,9 14,5 7,6
freelancer/zzp 18,6 23 21,6 20,9 23,6 18,7
oproepkracht 32,1 26,4 33,2 35 36 31,8
detachering/uitzendkracht 37,4 34,6 39,9 43,8 43 37,2
payroll 8,1 8,4 8,6 7,5 5
zakelijke dienstverlening
2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
tijdelijk met uitzicht op vast contract 56,2 59,2 47,5 50 52,5 49,1
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract 21,5 27,1 18 13,6 11,4 8,3
freelancer/zzp 30,6 34,9 36,7 39,4 35,4 39
oproepkracht 17,8 15,7 13,1 16,1 15,8 11,2
detachering/uitzendkracht 19 13,1 14,3 22,9 19,8 13,1
payroll 4,4 5,7 10,2 6,4 2
zorg en welzijn
2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
tijdelijk met uitzicht op vast contract 59,3 45,6 31,6 53,1 62,8 60
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract 27,1 36,8 40,1 27,4 14,5 12,3
freelancer/zzp 21,3 21,7 20,3 26,9 25,2 24,6
oproepkracht 43,4 46,3 45,3 49,6 38,6 35,4
detachering/uitzendkracht 23,1 11,7 12,5 19 21,7 18,9
payroll 0,5 0,9 2,9 2,5 2,1
overige dienstverlening
2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
tijdelijk met uitzicht op vast contract 53,8 49,2 39,5 43,7 45,1 46
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract 32,9 31,1 19,7 22 21,8 14,8
freelancer/zzp 28,6 19,8 24,7 31,2 34,8 29,1
oproepkracht 24,1 22,5 20,1 25,2 30 18,4
detachering/uitzendkracht 29,7 17,7 20,2 22,5 21,9 13,7
payroll 6,2 6,9 5,5 6,6 2,6
overheid
2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
tijdelijk met uitzicht op vast contract 56,3 44,2 45,4 54,7 62 64,8
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract 38,5 44,6 37,8 39,9 31,8 28,3
freelancer/zzp 29,5 39,3 52,7 50,8 51,1 47,4
oproepkracht 18,4 25,8 22,8 20,9 23,2 19,7
detachering/uitzendkracht 52,2 62,4 65,7 73,9 68,5 68,8
payroll 34,6 46,2 44 33,7 21,3
onderwijs
2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
tijdelijk met uitzicht op vast contract 35,9 37,4 39,7 52,4 62,7 52,4
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract 50,9 48,7 43,7 38,9 28,9 24,9
freelancer/zzp 16,1 19,5 18,5 22,9 28,9 24,1
oproepkracht 25,7 28 41 30,8 30 21,3
detachering/uitzendkracht 28,5 22,1 21,8 28,8 22,8 16,9
payroll 16,2 18,1 11 8 1,8
kleine organisaties
2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
tijdelijk met uitzicht op vast contract 45,5 37,1 35,4 41,5 40,1 34
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract 19,7 20,6 20,4 15,5 12,1 10
freelancer/zzp 17 16,9 20,1 26,7 23,4 22,5
oproepkracht 19,4 17,6 20,7 23 21,1 16,5
detachering/uitzendkracht 15,6 8,1 11,6 16,2 14,8 10,6
payroll 2,5 5 3 2,4 0,9
middelgrote organisaties
2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
tijdelijk met uitzicht op vast contract 68,1 65,2 60,7 65,3 71 69,9
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract 32,5 37,7 29,6 25,4 20,4 17,5
freelancer/zzp 31,6 33,4 33,5 34,4 40,6 37
oproepkracht 28,7 30,6 33,5 33,9 34,8 27,4
detachering/uitzendkracht 35,7 31,2 33,3 43,4 35,2 32,1
payroll 7,6 9,3 9,8 9,1 3
grote organisaties
2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
tijdelijk met uitzicht op vast contract 82,7 73,1 75,1 84,7 92,2 87,6
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract 52,8 55,6 51,6 46,1 29,6 29,5
freelancer/zzp 43,1 43,1 46,8 53,9 55,6 51,6
oproepkracht 41,6 41 38,5 35 43,9 40,7
detachering/uitzendkracht 64 62,1 64,1 77,6 73,1 65
payroll 15,5 25,5 18,5 18,5 14,3

aHet betreft de situatie op het moment van bevraging (voor de tijdelijke contracten met of zonder uitzicht op vast) of de maand daarvoor (voor de overige contractvormen).

Noot:Kleine organisaties: < 20 werknemers, middelgrote organisaties: 20-100 werknemers, grote organisaties: > 100 werknemers.

Bron:SCP (AVP’21/’22)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Flexibiliteit in de personeelsomvang belangrijke reden voor inzetten flexibele arbeid

Iets meer dan een op de vier organisaties maakt gebruik van freelancers/zzp’ers (zie figuur 3). Het inhuren van freelancers en zzp’ers komt vooral voort uit het feit dat er op dat moment binnen het bedrijf tijdelijk behoefte is aan de specifieke kennis die de freelancer/zzp’er heeft (tabel 1). Dit is vanaf 2011 de voornaamste reden om freelancers of zzp’ers in te huren. De andere drie belangrijkste redenen die in 2021 worden genoemd zijn seizoenswerk of tijdelijke fluctuaties, tijdelijke financiering voor een specifiek project en vervanging voor afwezigheid of ziekte.

Ongeveer een op de vijf werkgevers huurt weleens oproepkrachten in (23%) of maakt gebruik van detachering of uitzendkrachten (19%). De voornaamste redenen om deze groepen in te huren zijn vergelijkbaar, namelijk behoefte aan meer flexibiliteit in de personeelsomvang, schommelingen in de bedrijfsdrukte en vervanging bij ziekte. Voor het inhuren van oproepkrachten wordt in 2021 behoefte aan meer flexibiliteit in de personeelsomvang vaker genoemd dan in eerdere jaren, en dit wordt door steeds meer organisaties als belangrijkste reden gezien.

In 2021 maakte slechts een op de veertig werkgevers gebruik van een payrollbedrijf. De belangrijkste reden om hier gebruik van te maken was vanwege de verminderde administratieve rompslomp (18%), gevolgd door het vaker kunnen verlengen van een tijdelijk contract (16%). De proefperiode, seizoenswerk en meer flexibiliteit in de personeelsomvang zijn de meest genoemde redenen waarom werkgevers tijdelijke contracten zonder uitzicht op een vast dienstverband inzetten. Daar maakt ongeveer een op de acht organisaties gebruik van.

Tabel 1Redenen om bepaalde vormen van flexibele arbeid in te zettena

Belangrijkste reden om freelancers of zzp’ers in te huren
48% tijdelijke behoefte aan specialistische kennis
19% seizoenswerk of tijdelijke fluctuaties in hoeveelheid werk
9% tijdelijke financiering, aangenomen voor specifiek project
Belangrijkste reden gebruik maken oproepkrachten
30% meer flexibiliteit in de personeelsomvang
26% schommeling in de bedrijfsdrukte
17% vervanging bij afwezigheid of ziekte van werknemers
Belangrijkste reden personeel inhuren via uitzendbureau of detachering
24% meer flexibiliteit in de personeelsomvang
21% seizoenswerk of tijdelijke fluctuaties in hoeveelheid werk
20% vervanging bij afwezigheid of ziekte van werknemers
Belangrijkste reden gebruik van een payroll-bedrijf?
18% geen administratieve rompslomp
16% tijdelijke contracten zijn vaker te verlengen
9% ontslag van personeel is eenvoudiger
Belangrijkste reden tijdelijk contract zonder uitzicht op vast dienstverband?
19% proefperiode/beoordeling wel of niet functioneren
16% meer flexibiliteit in de personeelsomvang
15% seizoenswerk of tijdelijke fluctuaties in hoeveelheid werk

aPercentages hebben betrekking op het deel van de werkgevers dat gebruikmaakte van respectievelijk tijdelijke contracten zonder uitzicht op een vast dienstverband, freelancers of zzp’ers, oproepkrachten, uitzendkrachten of detachering en inzet van een payrollbedrijf. Werkgevers konden slechts één antwoord geven; we vroegen naar de belangrijkste reden.

Bron:SCP (AVP’21/’22)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Literatuur

CBS (2022). Werkzame beroepsbevolking; positie in de werkkring, 2003-2022 (gewijzigd 17 mei 2022) (StatLine). Geraadpleegd 6 maart 2023.

Commissie-Borstlap (2020). In wat voor land willen wij werken? Naar een nieuw ontwerp voor de regulering van werk. Eindrapport. Den Haag: Rijksoverheid.

Honcoop, P. en S. Verbiest (2021). Aantal flexibele contracten daalt hard sinds corona, maar de vaste stijgen (artikel, 18 januari 2021).

Muns, S., M. Olsthoorn, L. Kuyper en J.D. Vlasblom (2020). Beleidssignalement maatschappelijke gevolgen coronamaatregelen. Kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

PO-Raad (2019). Regels voor tijdelijke contracten in het openbaar primair onderwijs gaan veranderen (nieuwsbericht, 8 april 2019).

Deze kaart citeren

Faber, D., S. van der Laan en N. Bilo (2023). Wordt er meer of minder op basis van flexibele contracten gewerkt?. In: Arbeidsmarkt in kaart: Werkgevers – editie 4. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-werkgevers-editie-4/wordt-er-meer-of-minder-op-basis-van-flexibele-contracten-gewerkt.

Informatie noten