11 / 14
Wordt er meer of minder op basis van flexibele contracten gewerkt?
In januari 2020 presenteerde de commissie-Borstlap haar rapport In wat voor land willen we werken? (Commissie Borstlap 2020). Daarin stelde de commissie dat op de arbeidsmarkt fundamentele veranderingen nodig zijn. Een daarvan was anders omgaan met de verschillende contractvormen die werkgevers werknemers aanbieden. In deze kaart analyseren we het gebruik van flexibele arbeid door werkgevers. Het aandeel organisaties dat werknemers met een tijdelijke aanstelling in dienst heeft, nam gemiddeld genomen af tussen 2019 en 2021. Desondanks nam het aandeel werkenden met een flexibel contract bij deze organisaties toe. Het type flexibele arbeid waar organisaties voor kiezen, verandert over de tijd heen. De redenen om mensen flexibel in dienst te nemen veranderen in mindere mate.
Aandeel organisaties met tijdelijke contracten afgenomen
Tussen 2003 en 2011 nam het aandeel organisaties toe dat werknemers met een tijdelijke aanstelling in dienst had (figuur 1). Daarna schommelde het aandeel tussen 54 en 63%. Ten opzichte van 2019 is in 2021 het aandeel bedrijven met werknemers met een flexibel contract verder afgenomen. Mogelijk is dit het gevolg van de invoering van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) per 1 januari 2020. Het doel van deze wet was om de kloof tussen vaste en flexibele contracten kleiner te maken, door alle vormen van flexibele arbeid duurder te maken voor werkgevers. Het zou dan ook logisch zijn dat ook het aandeel werknemers met een tijdelijk contract is afgenomen bij organisaties die gebruikmaken van tijdelijke contracten. Dit blijkt echter niet op basis van de cijfers van het Arbeidsvraagpanel (figuur 2). Een andere mogelijke verklaring voor de afname van het aandeel flexibele contracten zou de coronapandemie kunnen zijn. Tijdens de pandemie werden contracten minder vaak verlengd en werden mensen met een flexibel contract als eerste ontslagen (Honcoop en Verbiest 2021). Onderzoek van het SCP toont ook aan dat mensen met een flexibel contract een grotere kans hebben op werkloosheid tijdens economische tegenslagen (Muns et al. 2020).
In alle sectoren is het aantal organisaties met werknemers met een tijdelijke aanstelling afgenomen tussen 2019 en 2021. De daling is het meest prominent in de sector onderwijs. Het aandeel werkgevers dat in deze sector gebruikmaakte van tijdelijke contracten was tussen 2003 en 2015 redelijk stabiel rond 67%. Daarna steeg het aandeel tot 75% in 2019, en vervolgens nam het drastisch af tot 62%. Mogelijk heeft dit te maken met de invoering van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) op 1 januari 2020. Hierdoor werden tijdelijke contracten in het openbaar onderwijs die de maximale termijn van 24 maanden of het maximale aantal van drie contracten hadden overschreden automatisch omgezet naar vaste contracten (PO-Raad 2019). Verder valt op dat in 2021 het aandeel kleine en middelgrote bedrijven dat werknemers met flexibele contracten heeft is afgenomen ten opzichte van 2019, terwijl dit aandeel bij grote bedrijven gelijk bleef.
Figuur 1Organisaties met werknemers met een tijdelijk contract
2003/’04 | 2005/’06 | 2007/’08 | 2009/’10 | 2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
totaal | 48,1 | 54 | 58,3 | 62,3 | 65,6 | 63,2 | 57,2 | 59,4 | 58,1 | 54,3 | |
industrie en landbouw | 43,5 | 51,6 | 58,9 | 56,1 | 66,7 | 58,2 | 52,6 | 53,1 | 52 | 45,9 | |
bouwnijverheid | 35,9 | 32,9 | 38,6 | 47,5 | 47,5 | 46,3 | 45,7 | 52,8 | 45,9 | 43,1 | |
handel, horeca, reparatie | 44,3 | 49,8 | 55,3 | 62,6 | 67,7 | 61,6 | 55,1 | 58,1 | 55,5 | 51,8 | |
transport | 59,6 | 59,9 | 59,7 | 63,6 | 69,3 | 64,2 | 59,4 | 53,6 | 61,3 | 51,3 | |
zakelijke dienstverlening | 47,3 | 57,5 | 62,4 | 64,9 | 64,4 | 71 | 57,2 | 58,2 | 56,7 | 56 | |
zorg en welzijn | 58,3 | 63,9 | 65,6 | 70,6 | 69,4 | 67,7 | 65,2 | 67,6 | 67,3 | 65,1 | |
overige dienstverlening | 55,2 | 65,2 | 64,7 | 69,7 | 69,5 | 68,8 | 52,5 | 58,1 | 55,5 | 53,6 | |
overheid | 61,2 | 73 | 70,2 | 64,9 | 72,2 | 66,8 | 67,9 | 71,5 | 75,8 | 73,1 | |
onderwijs | 64,3 | 65,8 | 67,1 | 65,1 | 67,8 | 67,3 | 70,4 | 72,1 | 75,1 | 61,7 | |
kleine organisaties | 38,3 | 43,9 | 47,5 | 51,6 | 56,3 | 53,8 | 48,3 | 48,5 | 48,3 | 43 | |
middelgrote organisaties | 65,1 | 75,8 | 79,2 | 80,5 | 80,7 | 82,1 | 76,6 | 80,5 | 78,1 | 77,6 | |
grote organisaties | 86,6 | 91,5 | 92,5 | 93,5 | 95,4 | 93,4 | 91,9 | 94,3 | 93,1 | 93,1 |
Noot:Kleine organisaties: < 20 werknemers, middelgrote organisaties: 20-100 werknemers, grote organisaties: > 100 werknemers.
Bron:SCP (AVP’21/’22)
Hoewel het aandeel bedrijven dat werknemers heeft met flexibele contracten is afgenomen, nam het aandeel flexibele contracten binnen bedrijven toe in 2021 (figuur 2). Het gaat hierbij om werknemers met een tijdelijke aanstelling en niet om stagiairs, uitzendkrachten, oproepkrachten en payrollkrachten. Deze bevinding is in lijn met ander onderzoek. Daaruit blijkt dat het aandeel werknemers met tijdelijke contracten in het totale aantal werknemers is toegenomen in het tweede kwartaal van 2021 ten opzichte van de jaren daarvoor (CBS 2022). De ontwikkeling in het aandeel flexibele contracten verschilt per sector. In de sectoren zakelijke dienstverlening, bouwnijverheid en transport is het gebruik van tijdelijke contracten tussen 2019 en 2021 min of meer gelijk gebleven. Bij de sectoren overheid en industrie en landbouw nam het aandeel tijdelijke contracten toe, waarbij de sector industrie en landbouw zelfs een zeer sterke toename toont.
Figuur 2Aandeel werknemers met een tijdelijk contract in organisaties die tijdelijke contracten inzettena
2007/’08 | 2009/’10 | 2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
totaal | 14,9 | 15,6 | 16,3 | 15,4 | 17,2 | 18 | |||
industrie en landbouw | 9,7 | 8,7 | 8,8 | 9 | 9,6 | 14,6 | |||
bouwnijverheid | 8,9 | 9,4 | 10,7 | 11,2 | 12,1 | 12,1 | |||
handel, horeca, reparatie | 22,6 | 25,3 | 29,1 | 28,8 | 31,9 | 28,2 | |||
transport | 19,5 | 16,5 | 15,4 | 11,3 | 14,7 | 15 | |||
zakelijke dienstverlening | 15,8 | 18,9 | 17,1 | 16,1 | 17,9 | 17,9 | |||
zorg en welzijn | 11,9 | 13,2 | 14,9 | 14,4 | 14,8 | 15,9 | |||
overige dienstverlening | 22,2 | 19,6 | 22,9 | 17,3 | 20 | 19,4 | |||
overheid | 9,7 | 8,9 | 6 | 6,6 | 7,3 | 8,9 | |||
onderwijs | 18,2 | 15,6 | 17,5 | 17,4 | 19,9 | 20,6 | |||
kleine organisaties | 24 | 25,7 | 25,4 | 25,1 | 25 | 26,7 | |||
middelgrote organisaties | 16,1 | 16,5 | 17,5 | 17,6 | 19,7 | 18,7 | |||
grote organisaties | 12 | 12,7 | 13,6 | 12,9 | 14,1 | 15,5 |
aDeze vraag is niet gesteld in het AVP ‘11/’12 en ‘13/’14.
Noot:Kleine organisaties: < 20 werknemers, middelgrote organisaties: 20-100 werknemers, grote organisaties: > 100 werknemers.
Bron:SCP (AVP’21/’22)
Alle vormen van flexibele arbeid in 2021 minder vaak ingezet
Naast tijdelijke contracten zijn er ook andere vormen van flexibele arbeid die organisaties kunnen inzetten, zoals zzp’ers, uitzendkrachten, oproepkrachten of payrollbedrijven. Minder organisaties maakten in 2021 gebruik van zulke vormen van flexibele arbeid dan in 2019 (figuur 3). Zo is het gebruik van payrollbedrijven gehalveerd (van 5% naar 2,4%) en ook tijdelijke contracten met uitzicht op een vaste aanstelling en detachering/uitzendkrachten worden door minder organisaties gebruikt in 2021 (5 procentpunt minder in 2021 dan in 2019). Het valt op dat detachering/uitzendkrachten en payrollbedrijven veel vaker door overheidsorganisaties worden ingezet dan door organisaties in andere sectoren. Daarnaast maken grote bedrijven ook in 2021 meer gebruik van alle typen flexibele arbeid dan kleine of middelgrote organisaties. In alle organisatiegroottes is het gebruik van een tijdelijk contract met uitzicht op een vaste aanstelling de meest gebruikte vorm van flexibele arbeid, maar tijdens de periode 2011-2021 maken steeds minder organisaties hier gebruik van.
Figuur 3Verschillende vormen van flexibele arbeida
totaal | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
tijdelijk met uitzicht op vast contract | 54,4 | 47,7 | 41 | 49,2 | 51,8 | 46,9 | |
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract | 23,7 | 28,9 | 24 | 20,9 | 15,3 | 13,8 | |
freelancer/zzp | 22,8 | 23,5 | 24,1 | 28,8 | 28,5 | 27,3 | |
oproepkracht | 22,7 | 24,1 | 25 | 27,3 | 25,7 | 23,1 | |
detachering/uitzendkracht | 23,2 | 19 | 19,4 | 26,5 | 24,4 | 19,1 | |
payroll | 5 | 6,1 | 6,7 | 5,1 | 2,4 | ||
industrie en landbouw | |||||||
2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
tijdelijk met uitzicht op vast contract | 60,2 | 48,2 | 40,5 | 45,2 | 45,6 | 39,3 | |
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract | 16,6 | 22,3 | 19,2 | 16,7 | 13,1 | 13,3 | |
freelancer/zzp | 27,2 | 26,6 | 28,8 | 35,1 | 37,5 | 32,4 | |
oproepkracht | 18,8 | 19,9 | 22,8 | 21,3 | 30,1 | 24,2 | |
detachering/uitzendkracht | 37,6 | 32 | 38,3 | 36,8 | 44,9 | 37,4 | |
payroll | 6,8 | 7 | 5,8 | 6,7 | 3,1 | ||
bouwnijverheid | |||||||
2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
tijdelijk met uitzicht op vast contract | 40,7 | 35,9 | 37,6 | 46,7 | 42,8 | 38,9 | |
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract | 13 | 18,7 | 12,7 | 9,7 | 8,8 | 8,3 | |
freelancer/zzp | 49,5 | 42,1 | 44,1 | 52,8 | 60,4 | 63 | |
oproepkracht | 13,6 | 19,2 | 17,2 | 19 | 21,5 | 19,4 | |
detachering/uitzendkracht | 34,2 | 27,8 | 35,5 | 49,9 | 38,9 | 40,8 | |
payroll | 2,2 | 7,6 | 6,9 | 6,4 | 4 | ||
handel, horeca, reparatie | |||||||
2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
tijdelijk met uitzicht op vast contract | 56,4 | 46,9 | 41 | 49,4 | 48,4 | 42,3 | |
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract | 21,5 | 28,5 | 22 | 23 | 16,2 | 17,2 | |
freelancer/zzp | 10,3 | 12,3 | 12 | 15,5 | 14,3 | 12,3 | |
oproepkracht | 20 | 21,4 | 22,5 | 28,2 | 23,3 | 26,2 | |
detachering/uitzendkracht | 12,3 | 11,2 | 10,4 | 18,1 | 15 | 9,8 | |
payroll | 2,3 | 3,3 | 3,3 | 2,2 | 1,2 | ||
transport | |||||||
2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
tijdelijk met uitzicht op vast contract | 61,9 | 49,2 | 50 | 46,3 | 57,1 | 47,5 | |
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract | 18 | 21,5 | 16,5 | 14,9 | 14,5 | 7,6 | |
freelancer/zzp | 18,6 | 23 | 21,6 | 20,9 | 23,6 | 18,7 | |
oproepkracht | 32,1 | 26,4 | 33,2 | 35 | 36 | 31,8 | |
detachering/uitzendkracht | 37,4 | 34,6 | 39,9 | 43,8 | 43 | 37,2 | |
payroll | 8,1 | 8,4 | 8,6 | 7,5 | 5 | ||
zakelijke dienstverlening | |||||||
2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
tijdelijk met uitzicht op vast contract | 56,2 | 59,2 | 47,5 | 50 | 52,5 | 49,1 | |
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract | 21,5 | 27,1 | 18 | 13,6 | 11,4 | 8,3 | |
freelancer/zzp | 30,6 | 34,9 | 36,7 | 39,4 | 35,4 | 39 | |
oproepkracht | 17,8 | 15,7 | 13,1 | 16,1 | 15,8 | 11,2 | |
detachering/uitzendkracht | 19 | 13,1 | 14,3 | 22,9 | 19,8 | 13,1 | |
payroll | 4,4 | 5,7 | 10,2 | 6,4 | 2 | ||
zorg en welzijn | |||||||
2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
tijdelijk met uitzicht op vast contract | 59,3 | 45,6 | 31,6 | 53,1 | 62,8 | 60 | |
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract | 27,1 | 36,8 | 40,1 | 27,4 | 14,5 | 12,3 | |
freelancer/zzp | 21,3 | 21,7 | 20,3 | 26,9 | 25,2 | 24,6 | |
oproepkracht | 43,4 | 46,3 | 45,3 | 49,6 | 38,6 | 35,4 | |
detachering/uitzendkracht | 23,1 | 11,7 | 12,5 | 19 | 21,7 | 18,9 | |
payroll | 0,5 | 0,9 | 2,9 | 2,5 | 2,1 | ||
overige dienstverlening | |||||||
2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
tijdelijk met uitzicht op vast contract | 53,8 | 49,2 | 39,5 | 43,7 | 45,1 | 46 | |
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract | 32,9 | 31,1 | 19,7 | 22 | 21,8 | 14,8 | |
freelancer/zzp | 28,6 | 19,8 | 24,7 | 31,2 | 34,8 | 29,1 | |
oproepkracht | 24,1 | 22,5 | 20,1 | 25,2 | 30 | 18,4 | |
detachering/uitzendkracht | 29,7 | 17,7 | 20,2 | 22,5 | 21,9 | 13,7 | |
payroll | 6,2 | 6,9 | 5,5 | 6,6 | 2,6 | ||
overheid | |||||||
2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
tijdelijk met uitzicht op vast contract | 56,3 | 44,2 | 45,4 | 54,7 | 62 | 64,8 | |
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract | 38,5 | 44,6 | 37,8 | 39,9 | 31,8 | 28,3 | |
freelancer/zzp | 29,5 | 39,3 | 52,7 | 50,8 | 51,1 | 47,4 | |
oproepkracht | 18,4 | 25,8 | 22,8 | 20,9 | 23,2 | 19,7 | |
detachering/uitzendkracht | 52,2 | 62,4 | 65,7 | 73,9 | 68,5 | 68,8 | |
payroll | 34,6 | 46,2 | 44 | 33,7 | 21,3 | ||
onderwijs | |||||||
2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
tijdelijk met uitzicht op vast contract | 35,9 | 37,4 | 39,7 | 52,4 | 62,7 | 52,4 | |
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract | 50,9 | 48,7 | 43,7 | 38,9 | 28,9 | 24,9 | |
freelancer/zzp | 16,1 | 19,5 | 18,5 | 22,9 | 28,9 | 24,1 | |
oproepkracht | 25,7 | 28 | 41 | 30,8 | 30 | 21,3 | |
detachering/uitzendkracht | 28,5 | 22,1 | 21,8 | 28,8 | 22,8 | 16,9 | |
payroll | 16,2 | 18,1 | 11 | 8 | 1,8 | ||
kleine organisaties | |||||||
2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
tijdelijk met uitzicht op vast contract | 45,5 | 37,1 | 35,4 | 41,5 | 40,1 | 34 | |
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract | 19,7 | 20,6 | 20,4 | 15,5 | 12,1 | 10 | |
freelancer/zzp | 17 | 16,9 | 20,1 | 26,7 | 23,4 | 22,5 | |
oproepkracht | 19,4 | 17,6 | 20,7 | 23 | 21,1 | 16,5 | |
detachering/uitzendkracht | 15,6 | 8,1 | 11,6 | 16,2 | 14,8 | 10,6 | |
payroll | 2,5 | 5 | 3 | 2,4 | 0,9 | ||
middelgrote organisaties | |||||||
2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
tijdelijk met uitzicht op vast contract | 68,1 | 65,2 | 60,7 | 65,3 | 71 | 69,9 | |
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract | 32,5 | 37,7 | 29,6 | 25,4 | 20,4 | 17,5 | |
freelancer/zzp | 31,6 | 33,4 | 33,5 | 34,4 | 40,6 | 37 | |
oproepkracht | 28,7 | 30,6 | 33,5 | 33,9 | 34,8 | 27,4 | |
detachering/uitzendkracht | 35,7 | 31,2 | 33,3 | 43,4 | 35,2 | 32,1 | |
payroll | 7,6 | 9,3 | 9,8 | 9,1 | 3 | ||
grote organisaties | |||||||
2011/’12 | 2013/’14 | 2015/’16 | 2017/’18 | 2019/’20 | 2021/’22 | ||
tijdelijk met uitzicht op vast contract | 82,7 | 73,1 | 75,1 | 84,7 | 92,2 | 87,6 | |
tijdelijk zonder uitzicht op vast contract | 52,8 | 55,6 | 51,6 | 46,1 | 29,6 | 29,5 | |
freelancer/zzp | 43,1 | 43,1 | 46,8 | 53,9 | 55,6 | 51,6 | |
oproepkracht | 41,6 | 41 | 38,5 | 35 | 43,9 | 40,7 | |
detachering/uitzendkracht | 64 | 62,1 | 64,1 | 77,6 | 73,1 | 65 | |
payroll | 15,5 | 25,5 | 18,5 | 18,5 | 14,3 |
aHet betreft de situatie op het moment van bevraging (voor de tijdelijke contracten met of zonder uitzicht op vast) of de maand daarvoor (voor de overige contractvormen).
Noot:Kleine organisaties: < 20 werknemers, middelgrote organisaties: 20-100 werknemers, grote organisaties: > 100 werknemers.
Bron:SCP (AVP’21/’22)
Flexibiliteit in de personeelsomvang belangrijke reden voor inzetten flexibele arbeid
Iets meer dan een op de vier organisaties maakt gebruik van freelancers/zzp’ers (zie figuur 3). Het inhuren van freelancers en zzp’ers komt vooral voort uit het feit dat er op dat moment binnen het bedrijf tijdelijk behoefte is aan de specifieke kennis die de freelancer/zzp’er heeft (tabel 1). Dit is vanaf 2011 de voornaamste reden om freelancers of zzp’ers in te huren. De andere drie belangrijkste redenen die in 2021 worden genoemd zijn seizoenswerk of tijdelijke fluctuaties, tijdelijke financiering voor een specifiek project en vervanging voor afwezigheid of ziekte.
Ongeveer een op de vijf werkgevers huurt weleens oproepkrachten in (23%) of maakt gebruik van detachering of uitzendkrachten (19%). De voornaamste redenen om deze groepen in te huren zijn vergelijkbaar, namelijk behoefte aan meer flexibiliteit in de personeelsomvang, schommelingen in de bedrijfsdrukte en vervanging bij ziekte. Voor het inhuren van oproepkrachten wordt in 2021 behoefte aan meer flexibiliteit in de personeelsomvang vaker genoemd dan in eerdere jaren, en dit wordt door steeds meer organisaties als belangrijkste reden gezien.
In 2021 maakte slechts een op de veertig werkgevers gebruik van een payrollbedrijf. De belangrijkste reden om hier gebruik van te maken was vanwege de verminderde administratieve rompslomp (18%), gevolgd door het vaker kunnen verlengen van een tijdelijk contract (16%). De proefperiode, seizoenswerk en meer flexibiliteit in de personeelsomvang zijn de meest genoemde redenen waarom werkgevers tijdelijke contracten zonder uitzicht op een vast dienstverband inzetten. Daar maakt ongeveer een op de acht organisaties gebruik van.
Tabel 1Redenen om bepaalde vormen van flexibele arbeid in te zettena
Belangrijkste reden om freelancers of zzp’ers in te huren | |
---|---|
48% | tijdelijke behoefte aan specialistische kennis |
19% | seizoenswerk of tijdelijke fluctuaties in hoeveelheid werk |
9% | tijdelijke financiering, aangenomen voor specifiek project |
Belangrijkste reden gebruik maken oproepkrachten | |
30% | meer flexibiliteit in de personeelsomvang |
26% | schommeling in de bedrijfsdrukte |
17% | vervanging bij afwezigheid of ziekte van werknemers |
Belangrijkste reden personeel inhuren via uitzendbureau of detachering | |
24% | meer flexibiliteit in de personeelsomvang |
21% | seizoenswerk of tijdelijke fluctuaties in hoeveelheid werk |
20% | vervanging bij afwezigheid of ziekte van werknemers |
Belangrijkste reden gebruik van een payroll-bedrijf? | |
18% | geen administratieve rompslomp |
16% | tijdelijke contracten zijn vaker te verlengen |
9% | ontslag van personeel is eenvoudiger |
Belangrijkste reden tijdelijk contract zonder uitzicht op vast dienstverband? | |
19% | proefperiode/beoordeling wel of niet functioneren |
16% | meer flexibiliteit in de personeelsomvang |
15% | seizoenswerk of tijdelijke fluctuaties in hoeveelheid werk |
aPercentages hebben betrekking op het deel van de werkgevers dat gebruikmaakte van respectievelijk tijdelijke contracten zonder uitzicht op een vast dienstverband, freelancers of zzp’ers, oproepkrachten, uitzendkrachten of detachering en inzet van een payrollbedrijf. Werkgevers konden slechts één antwoord geven; we vroegen naar de belangrijkste reden.
Bron:SCP (AVP’21/’22)
Literatuur
CBS (2022). Werkzame beroepsbevolking; positie in de werkkring, 2003-2022 (gewijzigd 17 mei 2022) (StatLine). Geraadpleegd 6 maart 2023.
Commissie-Borstlap (2020). In wat voor land willen wij werken? Naar een nieuw ontwerp voor de regulering van werk. Eindrapport. Den Haag: Rijksoverheid.
Honcoop, P. en S. Verbiest (2021). Aantal flexibele contracten daalt hard sinds corona, maar de vaste stijgen (artikel, 18 januari 2021).
Muns, S., M. Olsthoorn, L. Kuyper en J.D. Vlasblom (2020). Beleidssignalement maatschappelijke gevolgen coronamaatregelen. Kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
PO-Raad (2019). Regels voor tijdelijke contracten in het openbaar primair onderwijs gaan veranderen (nieuwsbericht, 8 april 2019).
Deze kaart citeren
Faber, D., S. van der Laan en N. Bilo (2023). Wordt er meer of minder op basis van flexibele contracten gewerkt?. In: Arbeidsmarkt in kaart: Werkgevers – editie 4. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-werkgevers-editie-4/wordt-er-meer-of-minder-op-basis-van-flexibele-contracten-gewerkt.