Arbeidsmarkt in kaartWerkgevers – editie 4

2 / 14

Hoe ontwikkelen in-, uit- en doorstroom van personeel zich?

Auteurs: Dionne Faber, Sanne van der Laan en Nienke Bilo

Of werkgevers aandacht zullen besteden aan een inclusieve samenleving of verduurzaming, zal afhangen van hoe hun arbeidsorganisatie ervoor staat. Daarmee bedoelen we bijvoorbeeld: zijn werkgevers op zoek naar personeel, of moeten ze daar juist afscheid van nemen? De cijfers over de in-, door- en uitstroom van personeel laten zien dat de jaarlijkse toename van de omvang van het personeelsbestand in 2021 is afgevlakt ten opzichte van eerdere jaren. Op de vraag of dit te maken heeft met de coronacrisis in de jaren 2020 en 2021 antwoorden werkgevers over het algemeen ontkennend. Toch heeft de coronacrisis volgens een kwart van de organisaties invloed gehad op het personeelsbestand, waarbij soms sprake was van een toename en soms juist van een afname. Er vindt binnen organisaties relatief weinig doorstroom plaats.

Als het gaat om inclusiviteit op de werkvloer wat doorstroom betreft, zien we dat de groei van het aandeel vrouwen in leidinggevende posities in 2021 doorzet. Toch blijft het aandeel vrouwen dat werkt in top- en managementfuncties nog achter bij mannen en staat dit aandeel niet in verhouding tot het aandeel vrouwelijke werknemers. Het aandeel mensen met een niet-westerse migratieachtergrond in leidinggevende posities is in 2021 niet verder toegenomen, maar gelijk gebleven aan 2019 . In een andere kaart gaan we uitgebreider in op inclusief personeelsbeleid en het personeelsbestand (zie Zijn werkgevers bezig met inclusief personeelsbeleid?).

Het personeelsbestand neemt in 2021 minder snel toe door een afname van de in- en doorstroom en een toename van de uitstroom

De personeelsstromen hangen samen met de economische conjunctuur. Door de coronapandemie in 2020 nam de economische groei af, maar die herstelde zich daarna weer. In 2021 is voor het eerst sinds 2013 sprake van een afname in de instroom van nieuwe werknemers (figuur 1). Tegelijkertijd heeft de groei in de uitstroom doorgezet. Omdat de instroom nog wel hoger lag dan de uitstroom, is het personeelsbestand in 2021 gemiddeld gezien toegenomen. Deze trend zien we in de meeste sectoren terug. In de sectoren zorg, overheid en onderwijs is de instroom in 2021 echter wel toegenomen. Bij alle organisatiegroottes is sprake van een afname in de instroom; in kleine organisaties is echter ook de uitstroom afgenomen. De doorstroom is in 2021 het laagst sinds 2007, wat betekent dat weinig personeel zich beweegt binnen organisaties.

Figuur 1In-, uit- en doorstroom van personeela, b

totaal
2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
instroom 12,1 13,6 10,2 8,3 8,6 12,3 15,7 14
uitstroom 11,9 12 9,8 8,9 8,5 10,2 10,8 11,7
doorstroom 3,4 3 3,1 2,9 3,8 3,2 3,4 2,6
industrie en landbouw
2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
instroom 8,2 8,4 6,5 5,6 6,7 8,2 14 10,7
uitstroom 8,7 8,7 7,8 7,2 6,4 6,7 8,6 10,1
doorstroom 2,9 3,1 2,7 3,3 3,5 3,9 3,5 2,4
bouwnijverheid
2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
instroom 10,8 9,3 6 4,1 5,4 12,9 13,4 10,8
uitstroom 7,3 8,6 7,7 9,3 6,3 6,5 8,1 7,5
doorstroom 1,4 1,1 2 1,2 1,8 1,4 2,2 2
handel, horeca, reparatie
2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
instroom 13,6 14,9 13 10,8 12,1 20,3 21,4 16,1
uitstroom 13,5 13,2 11,7 10,6 10,4 14,9 14,8 15,3
doorstroom 2 2,3 2 2,7 2,5 2,6 3,4 1,5
transport
2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
instroom 16,2 13 10,1 8 8,3 6,7 14,8 11,3
uitstroom 12,5 11,2 9,4 7,1 8,1 7,1 10,3 13,3
doorstroom 2,4 2,7 2,6 1,4 3,1 3,4 2,8 1,6
zakelijke dienstverlening
2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
instroom 11 19,8 11,3 10,4 10 14,9 16,5 16,2
uitstroom 13,4 18,3 10,1 10,1 9,2 12,7 11,1 12
doorstroom 3,6 4 3,8 4 5 3,2 3,8 2,6
zorg en welzijn
2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
instroom 14,8 13,6 11,9 9,9 8,9 11 15,7 16
uitstroom 14,9 11,5 11,6 10,1 9,6 11 11,1 11,5
doorstroom 5,9 3,6 4,2 3,9 5,8 4,2 4,6 4,7
overige dienstverlening
2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
instroom 10,8 14,4 9,1 11,9 7,5 13,6 18,5 11,8
uitstroom 11,2 10,8 8,4 12,4 8,1 9,7 14,1 14,3
doorstroom 3,5 2,3 2,5 2,9 2,4 2,9 2,2 1,6
overheid
2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
instroom 8 10,5 6,4 3,4 4,3 7,3 9,7 11,3
uitstroom 8,2 7,4 6 4,4 5,2 6 7,5 8,6
doorstroom 5,9 4,4 5,3 4,2 5,4 5,1 4 5,7
onderwijs
2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
instroom 10,1 10,5 8,6 7 6,3 13,1 11,4 12,4
uitstroom 7,1 8,4 7,4 6,9 6,1 8,5 7,4 8
doorstroom 2,3 2 2,2 1,9 1,4 1,9 1,5 1,2
kleine organisaties
2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
instroom 10,9 13,1 10,7 7,4 9,2 18,9 20,1 17
uitstroom 11,9 10,7 9,8 8,3 9,5 8,7 10 7,9
doorstroom 1,4 1,5 1,6 2,2 2,5 2,2 2,8 1,6
middelgrote organisaties
2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
instroom 11,6 13,8 9,8 8,5 8,8 14,2 17,1 14,3
uitstroom 10,3 13,2 8,6 8,4 8,4 10,8 11,7 14,2
doorstroom 1,9 2,6 2,4 2,1 3,8 2,8 3,1 2
grote organisaties
2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
instroom 12,8 13,7 10,3 8,6 8,2 10,1 13 12,6
uitstroom 12,9 11,7 10,6 9,5 8 10,5 10,4 11,6
doorstroom 5,9 4,4 4,7 4,4 4,8 4,5 4,2 4,3

aHet aandeel werknemers dat de vestiging binnenkwam of verliet of binnen de vestiging een andere functie vervulde, gedeeld door het totaal aantal werknemers.

b2007/’08-2021/’22. Het jaartal in de figuur geeft het meetmoment weer. Werkgevers kijken op dat moment terug naar de situatie in het voorgaande jaar. In de meting van zomer 2019 doen werkgevers dus verslag van het jaar 2018.

Noot:Kleine organisaties: < 20 werknemers, middelgrote organisaties: 20-100 werknemers, grote organisaties: > 100 werknemers.

Bron:SCP (AVP’21/’22)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

In 2021 gaf een kwart van de organisaties aan dat corona invloed heeft gehad op de personeelsomvang

Vanwege de coronacrisis wisselden de omstandigheden voor werkgevers. In tijden van lockdowns en strenge coronamaatregelen waren organisaties in bijvoorbeeld de culturele sector en horeca gesloten, terwijl in andere sectoren zoals de zorg extra personeel nodig was. In het tweede kwartaal van 2021 is aan werkgevers in het Arbeidsvraagpanel gevraagd wat de invloed van de coronacrisis was op de personeelsomvang (figuur 2). Driekwart van de werkgevers gaf toen aan dat de coronacrisis geen invloed had op de personeelsomvang. Dit aandeel is iets lager dan in het najaar van 2020 (78%). Meer organisaties (14%) geven aan dat door de coronacrisis het personeelsbestand is afgenomen dan dat het personeelsbestand is toegenomen (11%). Mogelijk heeft de NOW-regeling bijgedragen aan de beperkte invloed van de coronacrisis op het personeelsbestand.

Organisaties in de bouw zagen hun personeelsbestand het minst vaak krimpen (5%) door de coronacrisis, terwijl dit in transportorganisaties en overige dienstverlening het meest gebeurde (respectievelijk 19 en 24%). Iets meer dan een op de tien werkgevers rapporteerde juist een toename van de omvang van het personeelsbestand. Dit waren relatief vaak organisaties in de sector onderwijs.

Figuur 2Gevolgen van de coronacrisis voor het personeelsbestand

totaal
toename constant afname
personeelsbestand 10,7 75,2 14,1
industrie en landbouw
toename constant afname
personeelsbestand 11,2 77,7 11,2
bouwnijverheid
toename constant afname
personeelsbestand 7,4 87,3 5,3
handel, horeca, reparatie
toename constant afname
personeelsbestand 12,3 69,7 18
transport
toename constant afname
personeelsbestand 11,7 69,3 19,1
zakelijke dienstverlening
toename constant afname
personeelsbestand 10,9 76,8 12,4
zorg en welzijn
toename constant afname
personeelsbestand 6,5 82,4 11,1
overige dienstverlening
toename constant afname
personeelsbestand 3,9 72 24,1
overheid
toename constant afname
personeelsbestand 13 81,3 5,6
onderwijs
toename constant afname
personeelsbestand 18,2 70,9 10,9
kleine organisaties
afname constant toename
personeelsbestand 9,2 77,5 13,3
middelgrote organisaties
afname constant toename
personeelsbestand 13,5 70,1 16,4
grote organisaties
afname constant toename
personeelsbestand 17,8 70 12,3

Noot:Kleine organisaties: < 20 werknemers, middelgrote organisaties: 20-100 werknemers, grote organisaties: > 100 werknemers.

Bron:SCP (AVP’21/’22)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Nieuwe medewerkers stromen met name in vanuit andere baan; grootste groei groep uittreders door aflopen tijdelijk contract en gedwongen ontslag

Figuur 3 laat zien vanuit welke situaties nieuwe medewerkers instroomden. De meeste van hen zijn ingestroomd vanuit een andere baan, of kwamen via een functie als zelfstandige bij de nieuwe werkgever terecht. Ten opzichte van twee jaar geleden zien we kleine verschuivingen: de instroom vanuit werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of herintreding is verder gedaald, terwijl de instroom als schoolverlater en scholier of student met bijbaan licht is toegenomen. De instroom vanuit werkloosheid en een ander dienstverband is op het laagste punt sinds 2005. Dit is logisch, gezien de krappe arbeidsmarkt waar in 2021 sprake van was (UWV z.d.). Het valt verder op dat in de sector handel, horeca en reparatie ieder jaar vanaf 2013 het grootste deel van de instromers schoolverlater, scholier of student was. In 2021 ging dat zelfs om meer dan de helft.

Figuur 3Herkomst van nieuw personeela, b

totaal
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ander werk 50,4 58,7 61,8 55,4 47,8 45,8 50,4 56,7 56,9
werkloos, arbeidsongeschikt of herintreder 17,2 14,3 10,8 18,4 17,5 19,9 15,8 11,2 10
schoolverlater, student of scholier 17,6 16,7 15,6 14,8 29,4 29,1 28,5 26,3 28,8
anders 14,8 10,4 11,1 11,4 5,2 5,1 5,3 5,8 4,3
industrie en landbouw
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ander werk 66,4 66,7 62,1 50,4 44,5 38,8 57,8 54,5 54,6
werkloos, arbeidsongeschikt of herintreder 21,6 20,9 26,2 28,3 38,2 30,9 22 13 22,2
schoolverlater, student of scholier 8,9 10,2 9,4 12,3 12,3 19,9 18,4 13,9 13,9
anders 3,2 2,2 2,6 9,1 4,9 10,4 1,8 18,7 9,3
bouwnijverheid
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ander werk 40,2 68,5 69,3 50,9 57,2 40,3 64,1 72,1 64,8
werkloos, arbeidsongeschikt of herintreder 15,8 12 8,9 28,4 21,4 26,7 18 10 4,9
schoolverlater, student of scholier 9,8 16,6 19,2 15,7 19 29,2 13,9 15,5 25,3
anders 34,2 3 2,6 5 2,4 3,8 4,1 2,4 5
handel, horeca, reparatie
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ander werk 39 55 58,1 44,2 32,5 31,5 33,2 44,4 33
werkloos, arbeidsongeschikt of herintreder 15,2 9,7 12,7 19,7 17 19,4 13,3 8,3 9,4
schoolverlater, student of scholier 22,2 12,4 12,4 15,8 44,1 46,9 50,3 45,1 53,8
anders 23,5 22,9 16,6 20,4 6,4 2,1 3,2 2,3 3,8
transport
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ander werk 46,5 54 68,8 65,8 68,9 58,4 68,2 71,2 78,8
werkloos, arbeidsongeschikt of herintreder 27,8 29,5 7 24,4 8,3 19,5 15,5 12,2 6,8
schoolverlater, student of scholier 13,8 9,9 7,1 6,2 14,7 17,9 13,1 13,6 10,3
anders 12 6,6 17,1 3,6 8,2 4,2 3,2 3 4,1
zakelijke dienstverlening
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ander werk 53,8 68,7 64,2 68,2 48,5 57,4 54,7 59,4 66,2
werkloos, arbeidsongeschikt of herintreder 22,9 8 7,9 10,8 13,6 12,6 20,5 13,2 10,5
schoolverlater, student of scholier 17,6 21,2 14,7 15,1 34,3 28 20,8 23 20,3
anders 5,8 2,1 11,4 5,9 3,6 2,1 4,1 4,4 3
zorg en welzijn
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ander werk 61 49,6 64,6 53,8 59,7 42,4 51,5 62,1 65,1
werkloos, arbeidsongeschikt of herintreder 16,3 16,4 11 25,4 16,5 27,7 13,6 13,2 6,8
schoolverlater, student of scholier 14,7 21,3 16,5 11,2 21 21,7 27,8 19,4 23,1
anders 8 12,7 8,3 9,7 2,8 8,2 7,2 5,3 5
overige dienstverlening
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ander werk 51,3 61,2 62,4 61,1 45,9 52,5 59,4 48,8 71
werkloos, arbeidsongeschikt of herintreder 9,5 11,3 6,3 15,1 19,6 18,9 11,8 11,3 7,3
schoolverlater, student of scholier 26,1 21,4 12 10,8 26,3 24,2 22,5 37,3 18,4
anders 13,1 6,1 19,2 13 8,2 4,4 6,3 2,6 3,4
overheid
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ander werk 68,4 74,9 79,2 76,5 74,4 82,3 75 71,2 85,8
werkloos, arbeidsongeschikt of herintreder 3,1 6,1 3,7 4,5 7 4,7 7,1 8,8 7,1
schoolverlater, student of scholier 11,2 10,5 9,5 10,4 15,8 4,9 14,1 10,7 6,4
anders 17,3 8,5 7,7 8,7 2,8 8,1 3,8 9,3 0,6
onderwijs
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ander werk 55,6 54,5 34,5 45,5 41,2 49,9 47 60,9 56,4
werkloos, arbeidsongeschikt of herintreder 11,6 12,3 8,1 10 12,1 11,2 8,5 7,6 7,4
schoolverlater, student of scholier 24,4 30,1 55,3 27 38,2 30 25,8 24 31,4
anders 8,3 3,1 2,1 17,6 8,4 8,9 18,7 7,6 4,8
kleine organisaties
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ander werk 46,7 58,2 62,3 43 48,8 38,6 46,8 59,1 53,7
werkloos, arbeidsongeschikt of herintreder 17,6 14,9 10,6 26,3 19,7 23,6 19,3 9,2 8,7
schoolverlater, student of scholier 18,3 16,2 18,4 14,9 26,6 33,3 27,3 27,9 28,8
anders 17,4 10,7 8,7 15,8 4,9 4,4 6,6 3,8 8,8
middelgrote organisaties
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ander werk 54,4 60,8 64,9 62,1 48,2 48,1 49,8 50,6 55,6
werkloos, arbeidsongeschikt of herintreder 13,2 13,3 9,6 15,1 15,9 17,3 11,9 10,3 9
schoolverlater, student of scholier 19,4 14 13,1 12,5 28,9 29,5 33,4 30,9 33,1
anders 12,9 11,9 10,9 10,3 7 5,1 4,9 8,2 2,3
grote organisaties
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ander werk 47,2 56,6 56,7 57,5 46,7 50,4 55,6 63,5 63,9
werkloos, arbeidsongeschikt of herintreder 23,3 14,9 12,8 15,3 17,8 19,6 18,2 14,9 14,1
schoolverlater, student of scholier 14,2 19,9 17,3 18,7 32,1 24,3 21,9 17,3 19,6
anders 15,3 8,6 13,2 8,4 3,3 5,8 4,3 4,3 2,5

aWerkgevers splitsen de nieuw binnengekomen werknemers uit naar herkomstcategorie en kijken terug naar het voorgaande jaar. In de meting van zomer 2021 doen werkgevers dus verslag van het jaar 2020.

bDenk bij de categorie ‘ander dienstverband’ aan: gepensioneerden, overplaatsingen vanuit een andere vestiging van de overkoepelende organisatie of oproepkrachten die weliswaar al in dienst zijn van de organisatie, maar niet van de vestiging. Het kan ook gaan om scholieren of studenten die hun kennis en vaardigheden vooral in de praktijk moeten opdoen en een aanzienlijk deel van hun tijd besteden aan werk, zoals leraren in opleiding. Maar het kan ook zijn dat respondenten niet goed weten wat de herkomst van het nieuwe personeelslid is en daarom ‘anders’ aanvinken. In 2013 is er een nieuwe categorie, namelijk ‘scholier of student met bijbaan’, toegevoegd aan de vragenlijst. Hierdoor is vanaf 2013 de categorie ‘schoolverlater, student of scholier’ groter en de categorie ‘anders’ kleiner.

Noot:Kleine organisaties: < 20 werknemers, middelgrote organisaties: 20-100 werknemers, grote organisaties: > 100 werknemers.

Bron:SCP (AVP’21/’22)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

In figuur 4 is weergegeven om welke redenen werknemers stoppen met een baan bij de ondervraagde organisaties. Wat vooral opvalt is dat na een jarenlange daling (sinds 2013) het aandeel gedwongen ontslagen weer is toegenomen, net als het aflopen van tijdelijke contracten. Toch was vrijwillig ontslag ook in 2021 de meest genoemde reden, maar dit aandeel lag een stuk lager dan in 2019. Opvallend is dat het beeld voor de sector zorg omgekeerd is: daar nam het aandeel vrijwillig ontslag in 2021 verder toe, terwijl het aflopen van tijdelijke contracten minder vaak de uitstroomreden was dan in 2019. Van het personeel dat vrijwillig ontslag nam, blijft het merendeel werkzaam in de zorg, waarvan 6% als zzp’er (Tabak 2022).

Figuur 4Uitstroom van personeela

totaal
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ziekte/arbeidsongeschikt 2 1,6 1,2 1,8 1,8 2,1 1,8 3 2,7
pensioen/overlijden 12,4 9,6 8,1 10,9 9,6 11,9 11,1 9,8 10,4
aflopen tijdelijk contract 27,2 24,7 22 29,4 32,7 32 28 24 30,1
gedwongen ontslag 16,4 12,7 11,6 14,2 21,1 19,4 11,6 5,3 10,1
vrijwillig ontslag 42 51,4 57,1 43,7 34,8 34,7 47,4 57,6 46,6
industrie en landbouw
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ziekte/arbeidsongeschikt 2,8 2,6 2,7 4,9 4,4 5,2 2 4,3 4,8
pensioen/overlijden 16,9 12,6 15,8 19,8 14,1 14,4 17,1 16,2 16
aflopen tijdelijk contract 16,1 12,1 25,1 19,9 15,5 27,1 8,9 26 24,3
gedwongen ontslag 34,8 31,6 6,8 30,9 45,1 27,8 19,2 10 13,7
vrijwillig ontslag 29,4 41 49,3 24,9 20,9 25,4 52,8 43,3 41,1
bouwnijverheid
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ziekte/arbeidsongeschikt 1,7 2,5 1,6 2,7 1,1 3,3 2,3 3,5 6,2
pensioen/overlijden 19,8 11,2 12,9 19,2 11,5 19 12,5 10 15
aflopen tijdelijk contract 15,1 11,7 14,6 11,2 15,5 14 16 10,9 15,8
gedwongen ontslag 35,9 5 6,8 29,5 53,7 42 9,6 3,8 3,5
vrijwillig ontslag 27,5 69,6 64,9 37,4 18,2 21,7 59,6 71 58,2
handel, horeca, reparatie
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ziekte/arbeidsongeschikt 1,2 1,2 0,3 0,7 0,6 0,3 0,9 3,3 0,7
pensioen/overlijden 6,9 5,6 5,1 4,9 4,1 3,9 4,6 4,1 3,4
aflopen tijdelijk contract 29,3 25,1 22,4 33,8 33,3 38,9 34,2 28,7 45
gedwongen ontslag 10,9 17,8 9,9 10,1 13,8 22 6,6 2,7 4,4
vrijwillig ontslag 51,7 50,3 62,4 51 48,2 35 53,7 60,5 46,5
transport
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ziekte/arbeidsongeschikt 2 1 2,2 2,7 2 2,2 2,7 2,9 3,8
pensioen/overlijden 15,1 9,7 8,4 11,3 11,6 15,5 21,2 14,3 12,9
aflopen tijdelijk contract 32,8 23,5 28,5 24,1 34,2 19,6 21,2 20,4 22
gedwongen ontslag 14,5 6,9 7 18,1 24,5 24,1 10 12,5 24,4
vrijwillig ontslag 35,6 58,8 54,9 43,4 27,7 38,7 44,9 49,9 36,9
zakelijke dienstverlening
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ziekte/arbeidsongeschikt 0,8 2,3 1,2 0,7 1,2 1,7 1,2 1,7 3,7
pensioen/overlijden 8 8,2 4,1 8,7 5,4 9 7,9 7,2 5,9
aflopen tijdelijk contract 38,2 17,2 22,2 27,9 31,7 32,7 29,6 23,2 27,5
gedwongen ontslag 12,6 13,6 23,6 13,6 17,8 14,7 18,3 6,4 16,7
vrijwillig ontslag 40,5 58,6 48,8 49,1 43,9 42 43 61,4 46,1
zorg en welzijn
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ziekte/arbeidsongeschikt 4,4 1,2 0,5 1,2 1,8 2,8 3,7 3,7 3
pensioen/overlijden 13,4 8,7 7,7 6,9 8,5 9,4 7,8 10,3 8,3
aflopen tijdelijk contract 22,3 33,1 20,9 33,5 43,8 38,7 38,8 19 18
gedwongen ontslag 7,2 4,9 1,8 7,4 12,4 12,3 8,6 4,2 4,6
vrijwillig ontslag 52,8 52,1 69 49,5 33,5 37 41 62,5 65,8
overige dienstverlening
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ziekte/arbeidsongeschikt 2,1 3,5 0,3 2,5 1,2 1,3 1,6 0,6 1,1
pensioen/overlijden 15,5 7,8 8,3 8,7 6,5 14,1 14,6 10 11,9
aflopen tijdelijk contract 24,9 38,4 17,9 32,8 60,5 32,8 36,7 36,6 34,5
gedwongen ontslag 5,3 7,4 2,7 13,6 7,4 14,6 13,5 3 19,5
vrijwillig ontslag 52,2 42,9 70,7 42,4 24,5 37,2 33,6 49,8 33
overheid
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ziekte/arbeidsongeschikt 5,7 0,9 2,1 2,8 4 3,4 3 2,9 2,6
pensioen/overlijden 27,8 24,9 17,9 26,7 49,7 42 33,6 24,6 35,7
aflopen tijdelijk contract 16,8 11,5 5 19,1 7,4 6,6 10,5 13,3 16,1
gedwongen ontslag 7,4 3,8 3,2 6,5 10,6 20,4 3,2 3,2 2,3
vrijwillig ontslag 42,4 59 71,3 44,8 28,3 27,6 49,8 56,1 43,3
onderwijs
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ziekte/arbeidsongeschikt 2,5 0,6 0,8 1,5 1,9 1,3 2,4 3,5 2,8
pensioen/overlijden 19,4 15 16,6 16,7 16,7 23,8 20,6 15,1 27,1
aflopen tijdelijk contract 33 45,5 29,1 45,3 48,2 36 23,3 24,6 20,2
gedwongen ontslag 8,1 4,7 1,6 6,7 6,6 13 7,2 1,5 2,6
vrijwillig ontslag 37 34,3 52,3 29,9 26,6 26,2 46,5 54,7 46,8
kleine organisaties
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ziekte/arbeidsongeschikt 1,2 3,1 0,6 0,5 1,3 0,8 0,8 2,9 3,3
pensioen/overlijden 6 7 5,1 6,6 6,1 8,3 5,8 8 7,8
aflopen tijdelijk contract 21,9 20,2 19 29,2 28 35,2 27,6 18 22,1
gedwongen ontslag 19,1 10,5 10 18,8 20 20,5 11,2 5 8
vrijwillig ontslag 51,8 59,3 65,5 44,7 44,6 35,5 54,6 65,3 58,6
middelgrote organisaties
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ziekte/arbeidsongeschikt 1,3 1,5 0,9 1,3 1,5 2,2 1,4 2,7 1,6
pensioen/overlijden 11,7 8,9 6,5 11,2 8,2 12,5 9,3 9 8,2
aflopen tijdelijk contract 27,8 19,5 19,9 24,7 34,8 26,4 28,2 24,3 34,1
gedwongen ontslag 18,8 18,3 18,1 15,3 23,3 19 10,5 4,3 11,5
vrijwillig ontslag 40,4 51,9 54,7 47,6 32,1 40 50,6 59,4 44,4
grote organisaties
2005/’06 2007/’08 2009/’10 2011/’12 2013/’14 2015/’16 2017/’18 2019/’20 2021/’22
ziekte/arbeidsongeschikt 3,6 1,2 1,8 2,8 2,2 3,3 3,1 3,5 4,2
pensioen/overlijden 18,3 11,3 11,4 12,8 12,4 14,9 16,9 12,4 15,7
aflopen tijdelijk contract 30 30,7 26,2 33,9 33,5 35,5 28,1 28,8 28,9
gedwongen ontslag 10,6 9,2 4,8 10,7 20 18,8 13,1 6,6 9,1
vrijwillig ontslag 37,6 47,7 55,8 39,4 31,9 27,6 38,8 48,7 42

aWerkgevers splitsen de vertrokken werknemers uit naar vertrekredenen. Werkgevers kijken terug naar het voorgaande jaar. In de meting van zomer 2021 doen werkgevers dus verslag van het jaar 2020.

Noot:Kleine organisaties: < 20 werknemers, middelgrote organisaties: 20-100 werknemers, grote organisaties: > 100 werknemers.

Bron:SCP (AVP’21/’22)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Stijgende lijn in aandeel bedrijven met vrouwelijke leidinggevende zet door, aandeel bedrijven met leidinggevende met een migratieachtergrond stokt

Figuur 5 toont de ontwikkeling door de tijd van het gemiddeld aandeel vrouwelijke leidinggevenden en leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond . In 2021 was bijna een derde van de leidinggevenden vrouw, tegenover de helft van het personeelsbestand (zie Zijn werkgevers bezig met inclusief personeelsbeleid?). Uit onderzoek blijkt dat minder vrouwen dan mannen in top- en managementfuncties werken, doordat zij vaker in deeltijd werken en leidinggeven in deeltijd in veel bedrijven niet gebruikelijk is (SCP 2022). In de sectoren zorg en onderwijs is het aandeel vrouwelijke leidinggevenden het hoogst, wat past bij de bevinding dat het aandeel vrouwelijke werknemers in deze sectoren hoog is (zie Zijn werkgevers bezig met inclusief personeelsbeleid?). Daarnaast is het aandeel vrouwelijke leidinggevenden het hoogst in grote organisaties.

Het aandeel leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond is ten opzichte van 2019 gelijk gebleven. Voor de sector zorg is dat beeld anders. Daar zien we een sterke stijging, namelijk van 4% naar bijna 13%. Bij bedrijven in de sector zakelijke dienstverlening zien we juist een afname van het aandeel leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond. Het lijkt erop dat 2019 voor die sector een afwijkend jaar was, met een uitzonderlijk sterke stijging ten opzichte van eerdere jaren. In grote organisaties is het aandeel leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond het hoogst, namelijk bijna 8% ten opzichte van 4% in kleinere organisaties.

Figuur 5Vrouwelijke leidinggevenden en leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergronda

totaal
2011/'12 2013/'14 2015/'16 2017/'18 2019/'20 2021/'22
vrouwelijke leidinggevenden 28,9 25,8 27 26,6 30,3 32,4
leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond 2,9 3 2,6 3,8 4,3 4,3
industrie en landbouw
2011/'12 2013/'14 2015/'16 2017/'18 2019/'20 2021/'22
vrouwelijke leidinggevenden 10,4 9,7 10,1 12,3 11,3 13,6
leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond 3,7 3 2,5 4,9 3,5 3
bouwnijverheid
2011/'12 2013/'14 2015/'16 2017/'18 2019/'20 2021/'22
vrouwelijke leidinggevenden 5,7 4,7 6 5,8 5,6 7,1
leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond 0,4 1,3 0,7 1,2 1,5 1,1
handel, horeca, reparatie
2011/'12 2013/'14 2015/'16 2017/'18 2019/'20 2021/'22
vrouwelijke leidinggevenden 25,8 27,8 25,7 25,4 28,6 34,2
leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond 4 4 3,7 4,3 3 5,3
transport
2011/'12 2013/'14 2015/'16 2017/'18 2019/'20 2021/'22
vrouwelijke leidinggevenden 14,4 13,3 11,1 22,4 13,3 15,5
leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond 5,7 5,2 5 4,8 3,7 2,3
zakelijke dienstverlening
2011/'12 2013/'14 2015/'16 2017/'18 2019/'20 2021/'22
vrouwelijke leidinggevenden 29,1 25,3 23,3 22,6 30,6 24,6
leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond 2,2 2,7 1,7 3,6 8,2 3,9
zorg en welzijn
2011/'12 2013/'14 2015/'16 2017/'18 2019/'20 2021/'22
vrouwelijke leidinggevenden 65 65 70,8 61,5 66,7 69,2
leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond 3 0,6 1,4 3,2 4 12,7
overige dienstverlening
2011/'12 2013/'14 2015/'16 2017/'18 2019/'20 2021/'22
vrouwelijke leidinggevenden 37,7 40,4 40 44 43 44,4
leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond 2,5 3,5 5,3 3,5 2,7 1,7
overheid
2011/'12 2013/'14 2015/'16 2017/'18 2019/'20 2021/'22
vrouwelijke leidinggevenden 30,4 28,1 25,4 28,8 34,7 34,8
leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond 1,6 2,1 2,2 1,5 2,6 2,2
onderwijs
2011/'12 2013/'14 2015/'16 2017/'18 2019/'20 2021/'22
vrouwelijke leidinggevenden 45,1 44,1 44,9 50,1 58,2 53,3
leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond 0,7 2,2 1,3 3,4 1,9 2,9
kleine organisaties
2011/'12 2013/'14 2015/'16 2017/'18 2019/'20 2021/'22
vrouwelijke leidinggevenden 34,2 30,3 32,4 28,3 33,8 31,3
leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond 2,9 3 3,3 2,4 3 3,7
middelgrote organisaties
2011/'12 2013/'14 2015/'16 2017/'18 2019/'20 2021/'22
vrouwelijke leidinggevenden 26,4 22,4 21,9 24,1 28,6 30,8
leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond 2,9 2,6 1,9 4,3 4 3,5
grote organisaties
2011/'12 2013/'14 2015/'16 2017/'18 2019/'20 2021/'22
vrouwelijke leidinggevenden 27,8 26,1 27,4 28 28,3 36,3
leidinggevenden met een niet-westerse migratieachtergrond 2,8 3,8 2,4 4,6 7,1 7,8

aWe gebruiken hier de ‘oude’ definitie van niet-westerse migratieachtergrond, zoals die in de enquête van het Arbeidsvraagpanel is opgenomen. Hiermee bedoelen we werknemers die zelf zijn geboren of van wie ten minste één ouder is geboren in Turkije, Marokko, Suriname, Nederlandse Antillen, Aruba, voormalig Joegoslavië, of in overige landen in Zuid- en Midden-Amerika, Afrika of Azië, met uitzondering van Japan en voormalig Nederlands-Indië. Tegenwoordig maakt het SCP geen onderscheid meer tussen westerse en niet-westerse achtergrond (zie SCP 2023).

Noot:Kleine organisaties: < 20 werknemers, middelgrote organisaties: 20-100 werknemers, grote organisaties: > 100 werknemers.

Bron:SCP (AVP’21/’22)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Literatuur

SCP (2022). Minder vrouwen aan de top door deeltijdwerk en (bedrijfs)cultuur (nieuwsbericht, 23 september 2022).

SCP (2023). Onderscheid naar migratieachtergrond: werkwijze SCP.

Tabak, L. (2022). Zorgverleners nemen ontslag om ‘normaal’ te werken (nieuwsbericht, 5 juli 2022).

UWV (z.d.), Dashboard Spanningsindicator. Geraadpleegd 6 maart 2023.

Deze kaart citeren

Faber, D., S. van der Laan en N. Bilo (2023). Hoe ontwikkelen in-, uit- en doorstroom van personeel zich?. In: Arbeidsmarkt in kaart: Werkgevers – editie 4. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-werkgevers-editie-4/hoe-ontwikkelen-in-uit-en-doorstroom-van-personeel-zich.

Informatie noten

We gebruiken hier de ‘oude’ definitie van niet-westerse migratieachtergrond, zoals die in de enquête van het Arbeidsvraagpanel is opgenomen. Hiermee bedoelen we werknemers die zelf zijn geboren of van wie ten minste één ouder is geboren in Turkije, Marokko, Suriname, Nederlandse Antillen, Aruba, voormalig Joegoslavië, of in overige landen in Zuid- en Midden-Amerika, Afrika of Azië, met uitzondering van Japan en voormalig Nederlands-Indië. Tegenwoordig maakt het SCP geen onderscheid meer tussen westerse en niet-westerse achtergrond (zie SCP 2023).

Het moment waarop deze vragen werden gesteld (zie Wilt u meer weten?).

We gebruiken hier de ‘oude’ definitie van niet-westerse migratieachtergrond, zoals die in de enquête van het Arbeidsvraagpanel is opgenomen. Hiermee bedoelen we werknemers die zelf zijn geboren of van wie ten minste één ouder is geboren in Turkije, Marokko, Suriname, Nederlandse Antillen, Aruba, voormalig Joegoslavië, of in overige landen in Zuid- en Midden-Amerika, Afrika of Azië, met uitzondering van Japan en voormalig Nederlands-Indië. Tegenwoordig maakt het SCP geen onderscheid meer tussen westerse en niet-westerse achtergrond (zie SCP 2023).