4 / 9
Zoeken meer werknemers een andere baan?
De overheid vindt het belangrijk dat mensen langer gezond, productief en met plezier kunnen doorwerken. Daarom stimuleert de overheid werknemers regelmatig van baan te wisselen en in geval van dreigende werkloosheid actiever op zoek te gaan naar een andere baan (zie ook kaart Veranderen werkenden vaker van positie op de arbeidsmarkt?). In 2020, tijdens de coronapandemie, nam het aandeel werknemers in loondienst op zoek naar een andere baan af. Ook werknemers die hun baan dreigden te verliezen, zochten minder vaak naar ander werk. De motieven van werknemers die wel van baan wilden veranderen, verschoven ook: het aandeel werknemers dat zich gedwongen voelde om een andere baan te zoeken, bijvoorbeeld vanwege verlies van de huidige baan, was in 2018 en 2020 duidelijk lager dan voorheen. In 2018 had dat mogelijk te maken met het feit dat het economisch beter ging in Nederland. In 2020 had deze daling vermoedelijk te maken met de coronasteunmaatregelen van de overheid, waardoor bedrijven overeind bleven, dat wil zeggen ook bedrijven die het vóór de uitbraak van het coronavirus al lastig hadden.
Duurzame inzetbaarheid vergroten door regelmatig en tijdig op zoek te gaan naar een nieuwe baan
Geregeld wisselen van baan kan voordelen hebben voor werknemers. Zij doen nieuwe kennis en vaardigheden op, zodat ze langer, productiever en gezonder kunnen blijven werken en gemakkelijker kunnen doorstromen naar beter passende functies. Ook kunnen werknemers daarmee voorkomen dat zij vastlopen in hun huidige functie. De overheid wil daarom stimuleren dat werkenden regelmatig van baan veranderen en dat werknemers die hun baan dreigen te verliezen actiever op zoek gaan naar nieuw werk. De gedachte is dat zulke werknemers gemakkelijker in staat zijn om zich aan te passen aan veranderingen in hun werk en op de arbeidsmarkt. Daarnaast zouden zij beter bestand zijn tegen dreigende werkloosheid en flexibeler in tijden van economische crises. Dat betekent niet dat er geen goede redenen kunnen zijn voor immobiliteit: het behouden van specifieke kennis en ervaring in de organisatie en de tevredenheid van werknemers kunnen goede redenen zijn om niet van baan te wisselen. Het gaat dus veeleer om een optimaal niveau van mobiliteit (Dekker 2018; SER 2011).
Deze kaart laat zien hoe vaak werknemers ander werk zoeken en met welke motieven. We laten ook zien of werknemers die hun baan dreigen te verliezen actiever naar ander werk zoeken in vergelijking met vroeger, zoals de overheid wenst.
Daling aandeel werknemers dat van baan wil veranderen
Het aandeel werknemers dat van baan wil veranderen, is lange tijd vrij constant gebleven: in de periode 2004-2016 zocht tussen 12% en 15% van de werknemers ander werk. In 2018 begon het aandeel werknemers dat een nieuwe baan zocht iets te dalen en in 2020, tijdens de coronapandemie, zette deze daling verder door naar 10% (zie figuur 1). In 2018 kwam de afname vermoedelijk doordat het economisch beter ging en minder mensen hun baan kwijtraakten of kwijt dreigden te raken. In 2020 houdt de afname waarschijnlijk verband met het gekrompen aantal vacatures, waardoor er minder baanopeningen waren waarop werknemers konden solliciteren. Ook spelen de coronasteunmaatregelen van de overheid een rol, die erop gericht waren om zo veel mogelijk banen te behouden en te voorkomen dat mensen werkloos raakten.
Vrouwen en mannen zochten in 2020, net als in 2018, even vaak naar ander werk als mannen. In 2016 zochten vrouwen wel iets vaker een nieuwe baan dan mannen. Jongeren van 16-24 jaar en 25-34 jaar zochten in vergelijking met andere leeftijdsgroepen het vaakst naar ander werk, 55-plussers het minst vaak (niet in figuur). Deze uitkomsten komen in grote lijnen overeen met de feitelijke baanveranderingen (zie kaart Veranderen werkenden vaker van positie op de arbeidsmarkt?): jongeren veranderden het meest en ouderen het minst van baan. Dat jongeren mobieler zijn dan ouderen komt vermoedelijk doordat jongeren vaker kortdurende contracten hebben en daardoor vaker genoodzaakt zijn naar ander werk te zoeken. Ook veranderen jongeren de eerste jaren regelmatiger van werkgever omdat zij nog op zoek zijn naar een baan die bij hen past. Het zoekgedrag van werknemers verschilde verder naar opleidingsniveau (zie figuur 1). Lageropgeleiden (vmbo/basisonderwijs) zochten minder vaak naar ander werk (5%) dan middelbaaropgeleiden (mbo/havo/vwo) (9%) en hogeropgeleiden (hbo/wo) (11%), ook al waren lageropgeleiden minder vaak tevreden met hun baan. In het najaar van 2020, tijdens de coronapandemie, daalde het aandeel werknemers dat een nieuwe baan zocht bovendien sterker onder lageropgeleiden dan onder hogeropgeleiden en middelbaaropgeleiden.
Figuur 1Aandeel werknemers dat naar andere baan zoekt
aPersonen van 16-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
Bron:SCP (AAP’04-’20)
Ook werknemers die hun baan dreigden te verliezen, zochten in 2020 minder naar nieuw werk
De overheid wil werknemers die hun baan dreigen te verliezen, stimuleren om actiever op zoek te gaan naar nieuw werk. Dit om te voorkomen dat zij werkloos raken. Het zoekgedrag van werknemers die hun baan dreigen te verliezen bleef over de tijd heen min of meer stabiel: tussen 2004 en 2018 zocht ongeveer de helft van deze groep actief naar nieuw werk (figuur 2). In 2020 daalde dat aandeel echter: werknemers die hun baan dreigden kwijt te raken, zochten minder vaak actief naar ander werk dan in andere perioden van laagconjunctuur. Mogelijk ligt dit aan het kleinere aantal vacatures in die periode of waren sommigen onder hen minder actief op dit vlak uit vrees voor besmetting met het coronavirus.
Figuur 2Aandeel baanzoekers onder werknemers die verwachten werkloos te worden
aPersonen van 16-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
Bron:SCP (AAP’04-’20)
Zoeken naar andere baan vooral om jezelf verder te ontwikkelen
Werknemers kunnen om verschillende redenen op zoek gaan naar een andere baan. Op die redenen zijn verschillende factoren van toepassing:
- dwingende factoren of push-factoren, zoals (dreigend) baanverlies of ontevredenheid met werk;
- aantrekkelijke aspecten van een andere baan of pull-factoren, zoals interessanter werk (werkinhoud), meer ontwikkelmogelijkheden, meer zekerheid of een beter salaris; of
- privéredenen, zoals gezondheid, meer zorgtaken thuis of reistijd.
In de periode 2004-2020 zijn wel wat verschuivingen in deze motieven zichtbaar (zie figuur 3), maar deze zijn niet groot. Tot 2010 was een baan waarmee men beter vooruit kon komen veruit het belangrijkste motief voor werknemers om nieuw werk te zoeken. In de periode 2010-2016 zochten werknemers vaker dan voorheen naar ander werk omdat zij hun baan kwijtraakten. Het aandeel werknemers dat gedwongen op zoek moest naar ander werk lag toen tussen de 14%-17%. Dit is veel hoger dan in 2004-2008, toen dit aandeel ongeveer 9% was (Vlasblom et al. 2015). Het hoge percentage in 2010-2016 had te maken met de economische crisis in die periode en de naweeën ervan. Door de verbetering van de economische situatie daalde het aandeel werknemers dat gedwongen op zoek moest naar ander werk in de periode 2016-2018 vervolgens van 16% naar 6%. In 2020 lag het aandeel op 8%. In 2020 bleef de wens om jezelf verder te ontwikkelen een van de belangrijkste redenen om op zoek te gaan naar een nieuwe baan: 16% gaf dit als reden. De coronacrisis en het thuiswerken verminderden de behoefte en ambitie van mensen om zichzelf te ontwikkelen dus niet. Privéredenen om van baan te veranderen, zoals gezondheid en reistijd, werden in 2020, net zoals in andere jaren, relatief weinig genoemd vergeleken met de andere motieven (respectievelijk 1% en 4% noemde dit als reden).
Vrouwen en mannen hadden wel andere motieven voor hun zoekgedrag: vrouwen wilden in 2020 vaker van baan veranderen omdat zij hun baan kwijt gingen raken (12% tegen 4% van de mannen) of omdat zij interessanter werk wilden (9% tegen 2% van de mannen). Mannen gingen vaker op zoek omdat zij meer wilden verdienen (19% tegen 6% van de vrouwen) of omdat zij zich verder wilden ontwikkelen (18% tegen 14% van de vrouwen).
Figuur 3Belangrijkste reden om naar ander werk te zoeken
aPersonen van 16-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
bDe antwoordoptie ‘vanwege mijn gezondheid’ bestaat sinds 2012, de antwoordopties ‘ik wil mij verder ontwikkelen’ en ‘interessanter werk’ bestaan sinds 2014.
Bron:SCP (AAP’04-’20)
Reageren op advertenties blijft belangrijkste manier om ander werk te zoeken
Welke concrete stappen namen werknemers als zij op het moment van de enquête of in de voorafgaande 12 maanden naar een andere baan zochten? De meeste werkzoekenden ondernamen verschillende activiteiten (gemiddeld 3 verschillende). Driekwart van de werkzoekenden keek naar advertenties (zie figuur 4) en ruim de helft (58%) solliciteerde op een vacature. Minder vaak zochten werknemers (ongeveer een kwart) via sociale media naar een andere baan, schakelden ze familie of vrienden in of benaderden ze zelf een werkgever. Andere zoekkanalen werden (nog) veel minder gebruikt. Dit was in 2020 niet anders dan in 2018. In 2016, toen de economie nog iets ongunstiger was, schakelden ze iets vaker familie en vrienden in (33%).
Figuur 4Zoekactiviteiten van werknemers
aPersonen van 16-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
bActiviteiten van werknemers die op het moment van de enquête of in de voorafgaande 12 maanden ander werk zochten.
Bron:SCP (AAP’20)
Literatuur
Dekker, F. (2018). Arbeidsmobiliteit in Nederland. Probleem of oplossing? Amsterdam: De Burcht.
Dorenbosch, L., R. Huiskamp en P. Smulders (2011). De relatie tussen baanontevredenheid en vertrekintenties: maakt opleiding een verschil? In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jg. 27, nr. 1, p. 77-93.
Gesthuizen, M. en J. Dagevos (2005). Arbeidsmobiliteit in goede banen. Oorzaken van baan- en functiewisselingen en gevolgen voor de kenmerken van het werk. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Schaper, J.C., A.M. Wennekers en J. de Haan (2019). Communiceren. In: Trends in Media: Tijd. Geraadpleegd 13 maart 2020 via https://digitaal.scp.nl/trends-in-mediatijd/communiceren.
SER (2011). Werk maken van baan-baanmobiliteit. Den Haag: Sociaal-Economische Raad.
Vandenberg, R.J. en J.B. Nelson (1999). Disaggregating the motives underlying turnover: when do intentions predict turnover behavior? In: Human Relations, jg. 52, nr. 10, p. 1313-1336.
Vlasblom, J.D., P. van Echtelt en M. de Voogd-Hamelink (2015). Aanbod van Arbeid 2014. Arbeidsdeelname, flexibilisering en duurzame inzetbaarheid. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Wennekers, A.M., J. de Haan en F. Huysmans (2016). Communicatie via (sociale) media. In: Media: Tijd in kaart. Geraadpleegd 22 maart 2019 via https://digitaal.scp.nl/mediatijd/communicatie_via_media.
Deze kaart citeren
Pouwels, B. (2022). Zoeken meer werknemers een andere baan?. In: Arbeidsmarkt in kaart: Wel- en niet-werkenden – editie 3. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-wel-en-niet-werkenden-editie-3/zoeken-meer-werknemers-een-andere-baan.
Informatie noten
De cijfers in deze kaart gaan alleen over werknemers in loondienst, dus exclusief zelfstandigen.
Het is niet bekend hoelang mensen al op zoek zijn naar ander werk.