2 / 9
Wanneer denken werkenden te zullen stoppen met werken?
De AOW-leeftijd wordt sinds 2013 hoger. Werkenden hebben hun verwachtingen over de leeftijd waarop ze stoppen met werken daar maar deels op aangepast. Zowel ouderen als jongeren gingen in 2020 uit van een pensioenleeftijd van gemiddeld zo’n 66 jaar. De pensioenleeftijd van jongeren zal echter hoger uitvallen wanneer de AOW-leeftijd de komende jaren stijgt met de levensverwachting.
AOW-leeftijd schuift sinds 2013 naar achteren
De overheid wil bevorderen dat mensen langer blijven werken. Daarom neemt ze sinds halverwege de jaren negentig maatregelen om de pensioenleeftijd te verhogen. De belangrijkste reden daarvoor is dat de overheid op deze manier de overheidsfinanciën wil verbeteren: als mensen tot op hogere leeftijd werken, zijn de belastinginkomsten groter en de uitgaven aan uitkeringen kleiner. Ook wil de overheid zo voorkomen dat de vergrijzing tot een tekort aan arbeidskrachten leidt (TK 2006/2007, 2011/2012).
De ingrijpendste maatregelen gingen in na de eeuwwisseling. In 2006 schrapte de overheid de fiscale voordelen van prepensioenregelingen. Dat maakte vervroegd stoppen met werken – dat wil zeggen vóór de AOW-leeftijd – flink duurder. Met ingang van 2013 schoof ze vervolgens de AOW-leeftijd naar achteren. Vervolgens is in het pensioenakkoord uit 2019 besloten het tempo waarin de AOW-leeftijd wordt opgeschoven te vertragen. De AOW-leeftijd stijgt nu stapsgewijs naar 67 jaar in 2024, om in de jaren daarna voor twee derde mee te groeien met de levensverwachting van de bevolking: bij een stijging van de levensverwachting met 1 jaar, wordt de AOW-leeftijd 8 maanden hoger. Jongeren van nu krijgen daardoor op latere leeftijd AOW dan ouderen van nu, want het ziet ernaar uit dat de levensverwachting blijft toenemen (CBS 2021).
Maatwerkafspraken voor huidige groep ouderen over eerder stoppen met zwaar werk
In het pensioenakkoord uit 2019 is verder afgesproken dat er tijdelijk financiering beschikbaar is voor vervroegd uittreden door ouder personeel voor wie doorwerken tot de AOW-leeftijd te zwaar is, bijvoorbeeld vanwege hun gezondheid of vanwege zware fysieke of mentale belasting van hun werk. Deze regeling geldt alleen voor de huidige groep oudere werknemers.
Op welke leeftijd verwachten werkenden op te houden met betaald werk?
Deze kaart laat zien op welke leeftijd werkenden verwachten te stoppen met werken en op welke leeftijd ze dat het liefst zouden doen. De gegevens lopen tot en met 2020. We zetten de verwachtingen van werkenden af tegen de huidige regels.
De gegevens gaan over werkenden, dat wil zeggen werknemers en zelfstandigen, in de leeftijd vanaf 25 jaar tot aan de AOW-leeftijd.
Werkenden uit 2020 verwachtten met gemiddeld 66 jaar te stoppen met werken
Werkenden hebben hun verwachtingen deels aangepast aan de veranderde pensioenregels. Figuur 1 laat zien op welke leeftijd werkenden denken te stoppen met werken, uitgesplitst naar het jaar waarin ze hun antwoord gaven. In 1999 verwachtten werkenden gemiddeld met 60,9 jaar te stoppen met werken (niet in figuur). Toen de regelgeving voor vroegpensioen in 2006 werd aangepast, werd dat 63,1 jaar. In 2010 klom de verwachte pensioenleeftijd vervolgens op naar 64,4 jaar, dus dicht bij de toenmalige AOW-leeftijd van 65 jaar.
Ook na de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar met ingang van 2013, stelden werkenden deels hun verwachtingen bij: 1,5 jaar na invoering van deze maatregel, in het najaar van 2014, gingen werkenden al uit van een pensioenleeftijd van 66,1 jaar. Daarna hielden ze vast aan nagenoeg diezelfde leeftijd: in 2020 was de verwachte uittredeleeftijd 66,2 jaar.
Bij de snelle aanpassing van het verwachtingspatroon speelt vermoedelijk een rol dat mensen oudere collega’s steeds later zien uittreden. In 15 jaar tijd is de gemiddelde pensioenleeftijd met 4 jaar gestegen. Mensen realiseren zich daardoor goed dat de pensioenleeftijd stijgt.
Figuur 1Verwachte leeftijd bij stoppen met werk, naar huidige leeftijd
aWerkenden van 25-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
bEr zijn geen cijfers over werkenden van 62 jaar of ouder in 2006 vanwege een te klein aantal waarnemingen.
Bron:SCP (AAP’06-’20)
Werkenden houden geen rekening met verdere stijging AOW-leeftijd
Als de AOW-leeftijd eenmaal 67 jaar is, gaat die meegroeien met de levensverwachting (zie figuur 2). Jongeren van nu moeten daardoor waarschijnlijk langer doorwerken dan de ouderen van nu, want de levensverwachting blijft vermoedelijk stijgen (CBS 2021). Toch gingen ook jongeren in 2020 uit van een pensioenleeftijd van ongeveer 66 jaar, dus duidelijk onder hun geschatte AOW-leeftijd (zie figuur 2). Om een voorbeeld te geven: de verwachting is dat de huidige 30-jarigen vanaf ongeveer 69,5 jaar AOW krijgen (Rijksoverheid 2019).
Misschien zijn werkenden niet bekend met dit onderdeel van de veranderde pensioenregels, omdat het nog niet zichtbaar is in de uittredeleeftijd van hun huidige, oudere collega’s. Of misschien weten ze het wel, maar denken ze dat de regels te zijner tijd anders kunnen liggen, dan wel dat de levensverwachting niet veel gaat stijgen.
Figuur 2Verwachte leeftijd bij stoppen met werk en AOW-leeftijd, 2020
aWerkenden van 25-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
bDe AOW-leeftijd staat vast tot en met 2027, dus voor mensen die in 2020 60 jaar of ouder waren. Wanneer 60-minners AOW ontvangen, hangt af van de stijging van de resterende levensverwachting na 65 jaar. De AOW-leeftijd van 60-minners is geschat met CBS-prognoses tot en met 2060 over de resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd (CBS 2019). De AOW-leeftijd van deze groep is dus een verwachting, geen vaststaand gegeven.
Bron:SCP (AAP’20)
Voorkeur werkenden gaat uit naar uittreden rond 61,5 jaar
Als het aan werkenden zelf lag, stopten ze het liefst veel eerder met werken. In 2020 ging hun voorkeur uit naar ophouden met gemiddeld 61,5 jaar, waar ze 66,2 jaar verwachten. Hun wensen op dit vlak zijn vrijwel hetzelfde als in 2010 (zie figuur 3), toen ze deze vraag voor het eerst kregen en de AOW-leeftijd nog 65 jaar was. Hun voorkeuren zijn dus niet of nauwelijks veranderd toen de feitelijke pensioenleeftijd hoger werd. Werkenden willen dus iets anders dan wat het pensioensysteem biedt (zie ook Henkens et al. 2016 en Olsthoorn 2019). De aanleiding voor de pensioenwijzigingen ligt dan ook op een ander terrein: het betaalbaar houden van deze voorziening.
Figuur 3Gewenste leeftijd om te stoppen met werken
aWerkenden van 25-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
Bron:SCP (AAP’10-’20)
Gezondheid is vaakst genoemde overweging bij leeftijd waarop werkenden denken te stoppen
Aan eerder of juist later stoppen met werken zitten voor- en nadelen. Figuur 4 laat zien welke voor- en nadelen werkenden belangrijk vinden voor de leeftijd waarop ze denken uit te treden. De cijfers gaan alleen over 45-plussers, omdat jongeren mogelijk minder over dit onderwerp hebben nagedacht. De eigen gezondheid blijkt de belangrijkste rol te spelen. In 2020 gaven bijna alle (98%) werkenden van 45 jaar en ouder aan dat hun gezondheid een (heel) belangrijke overweging vormt bij de beslissing om wel of niet langer door te werken (figuur 4). Andere veelgenoemde overwegingen waren de gevolgen voor hun inkomen (91%), de voldoening die zij uit het werk halen (89%) en tijd voor familie en vrienden (84%).
Aandeel werkenden dat inkomen als overweging noemt gestegen sinds 2006
Een aantal overwegingen werd vaker genoemd dan in 2006, toen de AOW-leeftijd nog lager lag. Het sterkst groeide het aandeel werkende 45-plussers dat de gevolgen voor het inkomen een belangrijke overweging vindt bij de leeftijd waarop ze denken te stoppen: in 2020 noemde 91% dat, tegen 84% in 2006. Mogelijk komt dit doordat werkenden eerder stoppen met werken nu sterker in hun portemonnee voelen dan toen. Andere overwegingen die werkende 45-plussers vaker als belangrijk noemen dan destijds zijn gezondheid, voldoening van het werk, en tijd voor familie en vrienden.
Meer tijd voor reizen werd in 2020 door minder 45-plussers belangrijk gevonden dan in alle eerdere jaren (59% in 2020 tegen bv. 65% in 2010). Vermoedelijk speelden de contactbeperkende maatregelen tijdens de coronacrisis hierbij een rol, waardoor er minder mogelijkheden waren voor reizen, want het belang van dit motief was de jaren ervoor vrij stabiel.
Figuur 4Overwegingen van werkenden (45 tot 65 jaar) om wel of niet langer door te werken
aWerkenden van 45-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
Bron:SCP (AAP’10-’20)
Literatuur
CBS (2019). Prognose bevolking; kerncijfers, 2019-2060. Geraadpleegd 29 januari 2020 via https://opendata.cbs.nl.
CBS (2021). Prognose levensverwachting 65-jarigen: 20,93 jaar in 2027. Geraadpleegd 13 mei 2022 via https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2021/44/prognose-levensverwachting-65-jarigen-20-93-jaar-in-2027.
CBS (2022). Pensioenleeftijd 2001-2022. Geraadpleegd 13 mei 2022 via https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2022/16/pensioenleeftijd-2001-2022.
Henkens, K., H. van Solinge, M. Damman en E. Dingemans (2016). Langer doorwerken valt nog niet mee. In: Demos: bulletin over bevolking en samenleving, jg. 32, nr. 2, p. 1-4.
Olsthoorn, M. (2019). Legitimiteit en pensioenhervormingen. Vignettenstudie naar voorkeuren voor het pensioenstelsel van zelfstandigen en werknemers. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Rijksoverheid (2019). AOW-leeftijd op basis van principeakkoord juni 2019. Geraadpleegd 29 januari 2020 via https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2019/06/05/tabel-aow-leeftijden-obv-principeakkoord.
TK (2006/2007). Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector. Tweede Kamer, vergaderjaar 2006/2007, nr. 29282.
TK (2011/2012). Voorjaarsnota 2012. Tweede Kamer, vergaderjaar 2011/2012, 33280, nr. 1.
TK (2018/2019). Toekomst pensioenstelsel. Tweede Kamer, vergaderjaar 2018/2019, 32043, nr. 457.
Deze kaart citeren
Pouwels, B. en E. Josten (2022). Wanneer denken werkenden te zullen stoppen met werken?. In: Arbeidsmarkt in kaart: Wel- en niet-werkenden – editie 3. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-wel-en-niet-werkenden-editie-3/wanneer-denken-werkenden-te-zullen-stoppen-met-werken.
Informatie noten
Er wordt gekeken naar de resterende levensverwachting van de bevolking op 65-jarige leeftijd.
In 2020 daalde de levensverwachting weliswaar door de coronapandemie, maar het CBS verwacht dat de levensverwachting op langere termijn blijft stijgen (CBS 2021).
Hiertoe zijn de fiscale regels rond vervroegd uittreden tijdelijk versoepeld. Verder is er een tijdelijke subsidieregeling Maatwerk Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) ingevoerd waar sociale partners een beroep op kunnen doen. Voorwaarde voor de subsidie is dat er tevens maatregelen worden getroffen ter bevordering van de duurzame inzetbaarheid van werkenden. Beide regelingen lopen van 2021-2025.
We splitsen de verwachte pensioenleeftijd uit naar de huidige leeftijd van mensen, omdat de AOW-leeftijd door de koppeling aan de levensverwachting zal verschillen naar geboortejaar. Vanwege het kleine aantal respondenten per leeftijdsjaar onder 16-24-jarigen, laten we die groep buiten beschouwing. Bovendien hebben de meesten van hen waarschijnlijk toch nog niet over hun pensioenleeftijd nagedacht, omdat zij nog niet of nog maar net werken.
Bron: OSA Toekomst van de Arbeid Survey 1999, bewerking SCP.
In 2005-2006 bedroeg de gemiddelde leeftijd waarop werkenden de arbeidsmarkt verlieten 61,7 jaar, in 2018-2019 was dat inmiddels 65,6 jaar (CBS 2022).
De inkomensgevolgen van eerder stoppen met werken zijn groter dan toen door zowel de gewijzigde regels rond AOW en pensioen, als door het niet meegroeien met de inflatie van veel pensioenuitkeringen de afgelopen jaren.
De overweging ‘meer tijd voor reizen’ staat pas sinds 2010 in de vragenlijst.