5 / 9
Solliciteren mensen met een werkloosheidsuitkering meer dan vroeger?
De overheid versoberde de werkloosheidsuitkeringen (WW) de afgelopen decennia meermaals. Ze wil werklozen zo prikkelen om actiever naar werk te zoeken en de eisen die zij aan nieuw werk stellen te verlagen in de verwachting dat werklozen dan sneller nieuw werk vinden. Het gemiddelde aantal sollicitaties van mensen met een werkloosheidsuitkering is echter op de langere termijn, tussen 2004 en 2018, niet veranderd. In 2020, met de coronapandemie, contactbeperkende maatregelen en de daarmee gepaard gaande afname van vacatures, nam het aantal sollicitaties van WW'ers af. Misschien gaf een deel van de mensen die toen werkloos waren de voorkeur aan solliciteren op het – beperkte – aantal vacatures in hun oude beroep en/of sector. Mogelijk speelde ook de verminderde handhaving van de sollicitatieplicht een rol. Verder stelden WW’ers in 2020 meer voorwaarden aan het type contract (vast werk) en het salaris van een nieuwe baan dan voorheen. Het is niet zeker wat hier de oorzaak van is. Mogelijk hebben mensen in economisch onzekere tijden een grotere behoefte aan meer zekerheid op de arbeidsmarkt.
Overheid versoberde werkloosheidsuitkering meerdere keren
Baanverlies is meestal een vervelende ervaring. Het inkomen van mensen daalt dan vaak flink (Soede et al. 2009; Caminada et al. 2021) en hun welbevinden gaat, gemiddeld genomen, achteruit (Merens en Josten 2016). Hoe langer mensen werkloos zijn, hoe kleiner hun kans op werk (De Jong et al. 2012) en dus op verbetering van hun positie. De overheid vindt het daarom belangrijk dat mensen die hun werk kwijtraken zo snel mogelijk een nieuwe baan vinden. Snelle werkhervatting is bovendien gunstig voor de overheidsfinanciën: als mensen korter werkloos zijn, zijn de uitgaven aan uitkeringen immers kleiner.
De overheid verwacht dat werklozen eerder werk vinden als ze vaak solliciteren en ook reageren op vacatures onder hun niveau. Ze versoberde de werkloosheidsuitkeringen de afgelopen decennia daarom verschillende keren en hoopte daarmee werklozen aan te sporen tot zulk intensief en breed zoekgedrag.
De meeste maatregelen traden in werking vanaf 2003 en later (Vrooman 2016). Zo verkortte de overheid de maximale duur van de werkloosheidsuitkering in 2003, 2006 en 2015. Verder wijzigde de overheid de berekening van het arbeidsverleden in 2005, waardoor jongere generaties bij hetzelfde arbeidsverleden korter recht krijgen op WW dan oudere generaties. Ook paste de overheid de richtlijn over passend werk verschillende keren aan: in 1996, 2008 en 2015. WW-ontvangers moeten daardoor sneller dan vroeger solliciteren naar functies ver onder hun niveau.
Veel van de maatregelen golden alleen voor mensen die pas na inwerkingtreding ervan in de WW instroomden. Eventuele effecten van deze maatregelen op het zoekgedrag van WW’ers worden dus geleidelijk zichtbaar, wanneer steeds meer mensen die voorheen al een uitkering hadden uitstromen uit de WW.
Wat zijn de sollicitatie-inspanningen van werklozen met WW-uitkering?
Deze kaart laat zien hoe actief werklozen met een WW-uitkering naar ander werk zoeken. De cijfers zijn exclusief WW’ers die vanwege hun leeftijd geen sollicitatieplicht hebben. Omdat ons databestand in economisch goede jaren weinig WW’ers bevat, zijn de gegevens van telkens 2 peilingen samengevoegd. 2020 is wel als apart jaar in de analyses meegenomen, omdat dat jaar de coronapandemie begon.
Aantal sollicitaties per WW’er daalde licht in 2020
Werklozen solliciteerden in 2020 naar eigen zeggen gemiddeld 3,5 keer per 4 weken (zie figuur 1). Dat is iets minder dan in de periode ervoor (2004-2018), toen het aantal sollicitaties vrij constant bleef (tussen 4,1 en 4,9). Het aantal is ook minder dan de gebruikelijke eis van het UWV van 4 sollicitaties per 4 weken. De herhaalde versobering van de WW ging de afgelopen jaren dus niet gepaard met een stijging van het aantal sollicitaties per persoon. In het najaar van 2020, tijdens de coronapandemie, solliciteerden werkzoekenden zonder betaalde baan naar eigen zeggen minder vaak dan werkzoekenden uit eerdere jaren. Hetzelfde patroon zien we onder werknemers die inschatten dat zij binnen afzienbare tijd werkloos raken (zie kaart Zoeken meer werknemers een andere baan?). Het kleinere aantal sollicitaties van werklozen in 2020 heeft mogelijk te maken met de snelle afname van het aantal banen en vacatures in die periode (CBS 2022). Misschien waren er daardoor minder geschikte vacatures waarop werklozen konden solliciteren. Mogelijk wilde een deel van hen graag weer in hun eerdere bedrijfssector of beroep aan de slag en solliciteerden zij vooral op het – gekrompen – aantal baanopeningen in die sectoren en beroepen. Ook waren werkzoekenden tijdens de pandemie misschien terughoudender met solliciteren uit angst besmet te raken met het coronavirus. Daarnaast handhaafde het UWV in 2020 tijdelijk minder scherp wanneer WW’ers niet aan hun sollicitatieplicht voldeden, wat eveneens kan hebben bijgedragen aan het verminderde zoekgedrag van WW’ers.
Figuur 1Aantal sollicitaties per WW’er per 4 weken
aNiet-werkenden van 16-65 jaar. Scholieren en studenten zijn niet meegerekend in de cijfers.
bJaren samengevoegd om voldoende waarnemingen te hebben.
Bron:SCP (AAP’96-’20)
Salaris waartegen WW’ers baan accepteren in 2020 hoger geworden
De salarisvoorwaarden van WW’ers bleven lange tijd ongeveer hetzelfde, maar stegen in 2020 tijdens de coronapandemie (zie figuur 2). De gemiddelde WW’er wilde in 2020 in een nieuwe baan minstens 94% verdienen van het bedrag dat iemand krijgt met een gelijke opleiding en mate van ervaring (zie figuur 2). In eerdere jaren lag dit percentage vrij constant op 88% tot 90%. De kortere duur van de WW en de verruiming van wat als ‘passende arbeid’ geldt, gingen dus niet gepaard met een verlaging van de salariseisen van WW’ers. Waarom de salariseisen in najaar 2020 hoger lagen dan in eerdere jaren is niet bekend. Het aandeel recent werklozen was in 2020 weliswaar hoger, maar dit lijkt niet de oorzaak te zijn van het verschil. Ook aan de inflatie lijkt het niet te liggen, want die was in 2020 betrekkelijk laag. De inflatie bedroeg in 2020 gemiddeld 1,3%. Wel stegen de cao-lonen in 2020 sterk, ondanks de coronapandemie, dus misschien speelde dat mee. Voor het overgrote deel van de cao's was al een akkoord afgesloten voor 2020 voordat de coronacrisis uitbrak in maart van dat jaar (CBS 2021). Daarnaast speelde misschien eenzelfde soort beweegreden als bij het aantal sollicitaties en wilde een deel van de WW’ers graag weer in hun eerdere bedrijfssector of beroep aan de slag, en dan tegen hun oude arbeidsvoorwaarden.
Figuur 2Gemiddelde salariseis van WW’ers, 2004-2006 tot en met 2020
aNiet-werkenden van 16-65 jaar.
Bron:SCP (AAP’04-’20)
Meer voorwaarden aan het type contract in 2020
Ook stelden WW’ers in 2020 meer voorwaarden aan het type dienstverband dat ze zochten dan vroeger: tijdelijk of vast (zie figuur 3). In 2020 zei bijna driekwart (73%) dat zij vast werk in loondienst ambieerden. In de jaren daarvoor lag dat aandeel lager op ongeveer de helft tot twee derde van de WW’ers. De hogere eis in 2020 ligt niet aan de kortere werkloosheidsduur van de groep die toen werkloos was.
Met name in perioden van economische voorspoed zoals in de periode 2016-2018, waarin werkloosheid laag is en er veel vacatures zijn, ambieerden WW’ers minder vaak een vast contract. Mogelijk hebben mensen in onzekere economische tijden een grotere behoefte aan meer zekerheid op de arbeidsmarkt. In zulke perioden zijn de risico’s groter bij een tijdelijk contract, zoals het risico op niet-verlengen of niet-omzetten naar een vast contract (zie kaart Veranderen werkenden vaker van positie op de arbeidsmarkt?).
Literatuur
Caminada, K., E. Jongen, W. Bos, M. Brakel en F. van den en Otten, F. (2021). Inkomen verdeeld. Trends 1979-2019. Leiden/Den Haag: Universiteit Leiden / Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021). De Nederlandse economie in 2020. De belangrijkste economische ontwikkelingen in het coronajaar 2020. Geraadpleegd 3 juni 2022 via https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/de-nederlandse-economie/2021/de-nederlandse-economie-in-2020?onepage=true.
CBS (2022). Dashboard Arbeidsmarkt. Geraadpleegd 25 april 2022 via https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/dashboard-arbeidsmarkt.
De Jong, W., K. Geertjes, M. de Mooi-Schep, A. de Rijk en N. Sluiter (2012). Werkhervattingskansen na instroom in de WW. Leeftijd is niet het enige dat telt. Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Lisv (1998). Besluit sollicitatieplicht WW. In: Staatscourant, nr. 22, p. 5.
Merens, A. en E. Josten (2016). Werkloos toezien. Gevolgen van de crisis voor emancipatie en welbevinden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Vlasblom, J.D. en J.J. Schippers (2019). Werkloze ouderen weer aan het werk? Het effect van reserveringsloon en zoekintensiteit. In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jg. 35, nr. 1, p. 6-25.
Soede, A., C. Vrooman en J. Wildeboer Schut (2009). De inkomenspositie van werklozen. In: C. Vrooman (red.), Werkloos in crisistijd: Baanverliezers, inkomensveranderingen en sociale gevolgen (p. 30-67). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
SZW (2020). Stand van de uitvoering sociale zekerheid. Bijlage bij Kamerbrief SZW Stand van uitvoering, 29 juni 2020. Den Haag: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Vrooman, C. (2016). Meedoen in onzekerheid. Verwachtingen over participatie en protectie (oratie). Utrecht: Universiteit Utrecht.
Deze kaart citeren
Pouwels, B. en E. Josten (2022). Solliciteren mensen met een werkloosheidsuitkering meer dan vroeger?. In: Arbeidsmarkt in kaart: Wel- en niet-werkenden – editie 3. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-wel-en-niet-werkenden-editie-3/solliciteren-mensen-met-een-werkloosheidsuitkering-meer-dan-vroeger.
Informatie noten
De maximale WW-duur was 7 jaar in de jaren negentig, en slonk achtereenvolgens naar 5 jaar in 2003 en ongeveer 3 jaar in 2006. Vanaf 2015 is de WW-duur vervolgens stapsgewijs ingekort tot 2 jaar in 2019.
Bij werklozen geboren vóór 1980 is er de aanname dat zij alle jaren tussen hun 18e levensjaar en 1998 gewerkt hebben, ook als dat niet zo is. De reden daarvoor is dat het arbeidsverleden in die periode niet goed is geregistreerd.
Sinds 2015 is voor mensen die een halfjaar of langer in de WW zitten elke functie passend, dus ook functies die veel minder betalen of een lager opleidingsniveau vragen. Als zij zo’n functie accepteren, vult een uitkering het inkomen in het begin aan.
Tot en met 2003 gold er voor WW’ers van 57,5 jaar en ouder geen sollicitatieplicht. Met ingang van 2004 geldt de sollicitatieplicht voor alle WW’ers die minstens 1 jaar voor hun AOW zitten.
Als het economisch goed gaat, daalt het aantal WW’ers. Daardoor daalt ook het aantal WW’ers in ons databestand. Wanneer het aantal WW’ers in het databestand in een bepaald jaar te klein is, is het niet mogelijk om verantwoorde conclusies te trekken over de groep WW’ers. Als we alle WW’ers uit twee jaar samenvoegen, is het aantal waarnemingen wel groot genoeg voor betrouwbare conclusies.
Een sollicitatie op een baan is overigens een smaller begrip dan de verplichting in de WW om minstens 4 sollicitatieactiviteiten in 4 weken te ondernemen. Daarin tellen namelijk ook andere handelingen mee. Denk aan inschrijven bij een uitzendbureau en gesprekken om te netwerken. Verder hoeven WW’ers soms tijdelijk niet te solliciteren, bijvoorbeeld vanwege vakantie, opleiding, mantelzorg, het starten van een onderneming of een crisis in de privésituatie.
Tussen 1996-1998 enerzijds en 2004-2006 anderzijds steeg het aantal sollicitaties wel, van gemiddeld 2,3 per 4 weken naar gemiddeld 4,9. Dat komt vermoedelijk door de invoering van een uniforme richtlijn voor het minimumaantal sollicitatieactiviteiten, namelijk 4 per 4 weken (Lisv 1998). De inkorting van de WW-duur destijds droeg waarschijnlijk niet bij aan de toename van het aantal activiteiten, want daarvoor stopte de groei te vroeg. Uit extra analyses blijkt namelijk dat het aantal sollicitaties per persoon in 2004 al op ruim 4 per 4 weken lag. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat de eerste inkorting van de WW (in 2003) de oorzaak is, want een aanzienlijk deel van de WW’ers uit 2004 (42%) viel nog onder de oude regels.
Voor elke 100 werklozen waren er in het derde kwartaal 2020 nog 41 vacatures, terwijl dat er een jaar eerder nog 66 waren. Vooral in de handel, het vervoer, de horeca, de zakelijke dienstverlening en in cultuur en recreatie nam het aantal vacatures in recordtempo af (CBS 2022).
Tijdens de coronapandemie nam het aantal aanvragen voor WW-uitkeringen snel toe en moest het UWV bovendien in hoog tempo grootschalige nieuwe regelingen invoeren, zoals de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) en de Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten (TOFA). Dat legde druk op de capaciteit van het UWV. Tegelijkertijd moest het UWV, net als andere organisaties in Nederland, de bedrijfsvoering aanpassen aan de anderhalvemetersamenleving en het thuiswerkadvies. Om dit aan te kunnen paste het UWV de uitvoering aan. Daardoor deed het UWV onder andere tijdelijk minder aan handhaving (SZW 2020).
Recent onderzoek vond overigens dat een lagere salariseis de werkhervattingskans van werklozen niet vergrootte (Vlasblom en Schippers 2019).
In 2020 was 55% van de werklozen hoogstens een half jaar werkloos, tegen 49% in de periode 2016-2018 en 44% in 2012-2014. Maar ook na correctie daarvoor blijven de salarisvoorwaarden in 2020 nog steeds hoger (zie bijlage B).
De inflatie bedroeg in 2020 gemiddeld 1,3%.
Voor het overgrote deel van de cao's was al een akkoord afgesloten voor 2020 voordat de coronacrisis uitbrak in maart van dat jaar (CBS 2021).
Na correctie daarvoor wensten werklozen uit 2020 nog steeds vaker een vast contract dan werklozen uit 2016-2018 (zie bijlage B)