1 / 9
Samenvatting: duurzame inzetbaarheid
De arbeidsmarkt verandert door toenemende globalisering, robotisering en andere maatschappelijke en technologische ontwikkelingen, zoals klimaatverandering en de energietransitie. Hierdoor verdwijnen sommige bestaande banen en ontstaat er nieuw werk. Als gevolg daarvan kunnen ook de kennis en vaardigheden die mensen nodig hebben op de arbeidsmarkt wijzigen (zie bv. Maslowski et al. 2021). Tegelijkertijd stijgt de pensioenleeftijd en moeten mensen langer doorwerken. De overheid wil daarom investeren in de duurzame inzetbaarheid van werkenden, zodat zij goed toegerust blijven op de arbeidsmarkt, en gezond, productief en met plezier kunnen doorwerken. De toenemende krapte op de arbeidsmarkt maakt aandacht voor dit laatste – gezond, productief en met plezier kunnen doorwerken – nog extra urgent.
De overheid moedigt mensen daarom aan te blijven leren en zich te blijven ontwikkelen tijdens hun loopbaan, regelmatig van baan en werkgever te wisselen en – als ze hun baan verloren hebben of dreigen te verliezen – actief op zoek te gaan naar nieuw werk, vanuit de verwachting dat dit goed is voor hun duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt.
Het beleid van de overheid vormt het uitgangspunt voor deze publicatie: gaan de ontwikkelingen in duurzame inzetbaarheid wel of niet in de richting die de overheid wenst? Van 2018 op 2020, het jaar van onze recentste gegevens, was dat niet het geval: mensen waren in 2020 juist minder actief op veel van deze terreinen dan hiervoor. Zo volgden werkenden in 2019-2020 minder vaak scholing dan in de jaren 2003-2004 tot 2015-2016 en zowel werknemers die werkloos dreigden te raken als WW’ers zochten in 2020 minder actief naar (ander) werk dan van 2004 tot 2018. Alleen het aandeel werkenden dat naar eigen zeggen al werkende nieuwe dingen leerde kromp niet. Het ligt in de lijn der verwachting dat de uitbraak van de coronapandemie in 2020 en de daarmee gepaard gaande maatregelen die zowel het contact tussen mensen als het werkgelegenheidsverlies beperkten, daaraan hebben bijgedragen. De afname in deze activiteiten zou daarom wel eens tijdelijk kunnen zijn geweest.
Maar ook als we over een langere periode terugkijken, hadden de ontwikkelingen in duurzame inzetbaarheid niet altijd de richting die de overheid nastreeft. In de jaren vóór de uitbraak van de coronapandemie, tussen 2004 en 2018, was het gedrag van mensen op de meeste van de hiervoor genoemde terreinen vrij stabiel.
Investeren in duurzame inzetbaarheid
Deze digitale publicatie brengt in kaart of de ontwikkelingen in duurzame inzetbaarheid in de richting gaan die de overheid wenst. De publicatie schetst het gedrag van werkenden op de volgende terreinen: pensioenverwachtingen, arbeidsmobiliteit, zoekgedrag bij dreigend en feitelijk baanverlies, en scholing. We kijken naar de ontwikkelingen sinds 2004, omdat veel beleid en maatregelen van de overheid hierna in werking traden. De recentste gegevens zijn uit 2020, het eerste jaar van de coronapandemie. Ze werden verzameld in het najaar van dat jaar, vlak voor de tweede, harde lockdown (in december 2020), maar op een moment dat de oproep om vanuit huis te werken nog steeds van kracht was. Ze dateren dus uit een periode dat er nog geen sprake was van grote personeelstekorten, zoals we die in 2022 zien.
De gegevens komen uit het Arbeidsaanbodpanel, een tweejaarlijks vragenlijstonderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Dit onderzoek wordt afgenomen onder zo’n 4500 werkenden en niet-werkenden in de leeftijd van 16 tot en met 65 jaar, en de gegevens zijn exclusief scholieren en studenten. In deze publicatie maken we een onderscheid tussen ‘werkenden’, dat zijn werknemers en zelfstandigen samen, en ‘werknemers’, degenen die in loondienst zijn bij een werkgever.
Economische situatie in afgelopen decennia
De afgelopen 2 decennia waren er 3 economische neergangen: een recessie aan het begin van het millennium (2002-2004), de kredietcrisis die van 2008-2013 duurde, en de coronarecessie in 2020. Na de kredietcrisis begon het bruto binnenlands product (bbp) vanaf 2013 weer te groeien en vanaf 2015 daalde de werkloosheid flink (zie figuur 1). De uitbraak van het coronavirus in maart 2020 maakte hier een abrupt einde aan. De economie kromp met 3,8% en de situatie op de arbeidsmarkt sloeg om. De werkloosheid steeg in de eerste helft van 2020 razendsnel en het aantal vacatures daalde in recordtempo. De coronasteunmaatregelen van de overheid, zoals de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW), de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers (Tozo), de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) en de mogelijkheid van belastinguitstel, hielden banen en bedrijven overeind en voorkwamen een verdere stijging van de werkloosheid (CPB 2022). De economische neergang bleek van beperkte duur te zijn. Vanaf de tweede helft van 2020 begon de economie wat op te leven, en in 2021 groeide de economie weer. Met het economisch herstel daalde ook de werkloosheid. Eind 2021 bereikte de werkloosheid een nieuw laagterecord en ontstond er flinke krapte op de arbeidsmarkt (niet in de figuur).
Figuur 1Werkloosheidspercentage en groei bbp
Bron:CBS StatLine (werkloosheidspercentage: EBB’96-’20; bbp: Nationale Rekeningen)
Overheidsbeleid om duurzame inzetbaarheid te stimuleren
Het huidige kabinet zet het overheidsbeleid voort om de duurzame inzetbaarheid van mensen te vergroten. In navolging van de adviezen van de commissie Regulering van Werk (commissie-Borstlap) (2020) en de Sociaal-Economische Raad (SER 2021) zijn in het regeerakkoord uit 2021 (zie Rijksoverheid 2021) maatregelen opgenomen om de arbeidsmarkt fundamenteel aan te passen zodat alle werkenden en potentiële werkenden duurzaam actief kunnen zijn op de arbeidsmarkt. Zo wil het kabinet de overgang van werk naar werk, dat wil zeggen de overstap naar ander werk bij dreigend baanverlies, en de overgang van uitkering naar werk stimuleren. Ook benadrukt het kabinet het belang van permanente scholing en wil het om- en bijscholing naar beroepen die kampen met personeelstekort ondersteunen.
Overheid al langere tijd bezig met bevorderen duurzame inzetbaarheid
De vorige kabinetten namen eveneens verschillende maatregelen om de arbeidsdeelname verder te vergroten en de duurzame inzetbaarheid van werkenden te stimuleren. Twee belangrijke maatregelen waren verhoging van de AOW-leeftijd, waardoor werkenden in de praktijk vaak langer moeten doorwerken, en versobering van de sociale zekerheid, waarmee de overheid werklozen wil aansporen actiever naar werk te zoeken en aangeboden werk eerder te accepteren. Ook ondersteunt de overheid leren en ontwikkelen van werkenden al langere tijd met verschillende maatregelen, experimenten en subsidies, en riep ze bedrijven en sociale partners de afgelopen jaren op zich hier eveneens voor in te zetten.
Veranderingen in duurzame inzetbaarheid
Ontwikkelingen in arbeidsmobiliteit en zoekgedrag
In 2020 minder actief baanzoekgedrag onder werklozen en werknemers die werkloos dreigden te raken
In het najaar van 2020 zochten werklozen en werknemers die werkloos verwachtten te worden minder intensief naar ander werk dan in eerdere jaren. Zo solliciteerden mensen met een WW-uitkering minder vaak dan WW’ers uit eerdere perioden en was het aandeel werkzoekenden onder degenen die met werkloosheid werden bedreigd kleiner dan anders. Het baanzoekgedrag van beide groepen ontwikkelde zich in 2020 dus in de omgekeerde richting van wat de overheid wenst. Waarschijnlijk had dit te maken met de afname van het aantal vacatures in de coronapandemie en de coronabeperkende maatregelen zelf. Verder hadden sommige mensen misschien moeite om te solliciteren uit angst en onzekerheid over het coronavirus. Bij de WW’ers speelde daarnaast wellicht ook de verminderde handhaving van de sollicitatieplicht in die periode door UWV een rol.
Tegelijkertijd stelden WW-ontvangers in 2020 hogere eisen aan het type contract (vast werk) en het salaris van een nieuwe baan dan voorheen. Het is niet duidelijk wat de oorzaak van deze laatste verandering is. Misschien hebben mensen in economisch onzekere tijden een grotere behoefte aan meer zekerheid op de arbeidsmarkt.
Baanzoekgedrag was in 2020 ook in andere groepen lager
De afname in het baanzoekgedrag was overigens niet specifiek voor werklozen en werknemers die met werkloosheid werden bedreigd, maar deed zich ook in andere groepen voor: ook de doorsnee werknemer was in 2020 minder actief dan anders op dit vlak. Het feitelijke aantal baanwisselingen lag in die periode eveneens lager, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (Gringhuis en De Vries 2022).
In eerdere jaren min of meer stabiele zoekinspanningen onder werklozen en met werkloosheid bedreigde werknemers
In de jaren vóór de uitbraak van de coronapandemie, tussen 2004-2018, bleven de zoekinspanningen van zowel WW’ers als werknemers die werkloos verwachtten te worden min of meer gelijk. Ook de salariseisen van WW’ers waren toen vrijwel constant. De maatregelen van de overheid – de versobering van de sociale zekerheid en de oproep om tijdig naar ander werk uit te zien bij dreigend baanverlies – gingen in die periode dus niet gepaard met actiever zoekgedrag onder WW’ers of werknemers van wie de baan op de tocht stond. Het aandeel werkgevers met beleid om werkloosheid te voorkomen (van-werk-naar-werkbeleid) is overigens eveneens al jaren gelijk (Van Echtelt et al. 2015; Van Echtelt en De Voogd-Hamelink 2017; Putman 2019).
Ontwikkelingen in een leven lang ontwikkelen
Deelname aan opleidingen en cursussen in 2019-2020 lager, maar geen afname in informeel leren
Het aandeel werkenden dat een opleiding of cursus volgde, lag in 2019-2020 lager dan in de jaren ervoor. Ook dit was waarschijnlijk het gevolg van de uitbraak van de coronapandemie begin 2020, en een tijdelijk effect (Josten et al. 2021). Het volgen van een cursus of opleiding is overigens niet de enige manier waarop werkenden hun kennis en vaardigheden op peil kunnen houden. Kennis en ervaring kunnen ook worden opgedaan door te leren van collega’s en leidinggevenden of door te ‘doen’. Dit noemen we informeel leren. Het aandeel werkenden dat naar eigen zeggen al werkende nieuwe dingen heeft geleerd, daalde niet in 2019-2020 ten opzichte van 2017-2018, maar bleef gelijk.
In de jaren ervoor stabiliteit in scholingsdeelname en informeel leren
In de periode ervoor (2004-2018) bleef de scholingsdeelname van werkenden – ondanks de aandacht en inspanningen van opeenvolgende kabinetten om permanente scholing te stimuleren – vrijwel constant. Uitzondering vormen 55-plussers (zie hierna) en vrouwelijke zelfstandigen, die op de langere termijn wél meer scholing zijn gaan volgen. Ook het aandeel werkenden dat informeel leerde bleef vrijwel gelijk sinds 2013-2014.
Geen toename in leren onder laagopgeleiden; opleidingsniveau blijft belangrijkste voorspeller voor een leven lang ontwikkelen
De meeste werkenden die in 2019-2020 informeel kennis en vaardigheden opdeden op het werk, hadden in datzelfde tijdvak ook een formele cursus of opleiding gevolgd. Waar de overheid informeel leren vooral wil stimuleren bij werkenden die geen formele opleiding of cursussen volgen, blijkt uit onze gegevens dat formeel en informeel leren juist vaak hand in hand gaan.
Het opleidingsniveau blijft dan ook de belangrijkste voorspeller voor een leven lang ontwikkelen. Lageropgeleiden volgen veel minder vaak scholing dan middelbaar- en hogeropgeleiden en doen ook minder aan informeel leren op het werk dan de 2 laatstgenoemde groepen. Hun deelname aan zowel formeel als infomeel leren nam bovendien niet toe tot en met 2020, ondanks het overheidsstreven om die te vergroten.
Inmiddels heeft de overheid extra maatregelen getroffen om de scholingsdeelname onder werkenden te bevorderen, in het bijzonder onder groepen die van oudsher minder actief zijn op dit vlak dan gemiddeld, zoals lageropgeleiden. Het is afwachten of deze maatregelen lageropgeleiden en andere groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt inderdaad weten te bereiken.
Groei in formele scholingsdeelname onder oudere werkenden, maar bij baanverlies nog steeds kwetsbare positie
Oudere werkenden (55+) doen van oudsher ook minder aan een leven lang ontwikkelen dan gemiddeld. Onder hen is een aantal positieve ontwikkelingen te zien, maar hun arbeidspositie vraagt desondanks nog steeds aandacht. In lijn met het overheidsbeleid nam de arbeidsdeelname van 55-plussers toe en steeg de gemiddelde leeftijd waarop ouderen met pensioen gaan. Verder groeide de scholingsdeelname van 55-plussers tussen 2005-2006 tot aan 2013-2014, waarna die, afgezien van de coronaperiode, stabiel bleef. Mogelijk speelt de verhoging van de gemiddelde pensioenleeftijd in die periode daarbij een rol, want scholing rendeert daardoor langer voor henzelf én (als ze in loondienst werken) voor hun werkgever. Hun arbeidsmarktpositie blijft echter ongunstig op het moment dat ze hun baan kwijtraken: ze zijn dan vaak langdurig werkloos.
Duurzame inzetbaarheid na 2020
Inmiddels ziet de situatie op de arbeidsmarkt er heel anders uit dan bij verzameling van deze gegevens, in najaar 2020. Er is een recordaantal vacatures en werkgevers hebben veel moeite om voldoende personeel te vinden. Dat heeft uiteraard gevolgen voor de hiervoor beschreven onderwerpen. Werknemers die werkloos dreigen te worden of dat al zijn geraakt, zijn nu mogelijk actiever met zoeken naar ander werk dan toen, simpelweg omdat er meer openstaande vacatures zijn waarop zij kunnen reageren. Daarnaast zou de scholingsdeelname weer wat kunnen zijn gegroeid richting het oude niveau doordat de contactbeperkende maatregelen zijn opgeheven.
In najaar 2020 was er veel onzekerheid over de toekomstige verspreiding van het coronavirus en de daardoor benodigde maatregelen. Die onzekerheid is nu wat op de achtergrond geraakt, hoewel de vraag voorlopig blijft in welke mate het virus later weer zal oplaaien en welke maatregelen dan nodig zijn. Tegelijkertijd zijn er nieuwe onzekerheden bij gekomen, zoals de inval van Rusland in Oekraïne, de hoge inflatie en energieprijzen, en de verstoring van de toeleveringsketens uit andere landen. Al deze factoren kunnen invloed hebben op het aantal banen en het type werkgelegenheid in Nederland, bijvoorbeeld doordat de behoefte van consumenten en bedrijven aan bepaalde producten of diensten groeit of juist krimpt (bv. meer behoefte aan woningisolatie en minder aan etenswaren die sterk in prijs gestegen zijn), of doordat bedrijven sommige producten of diensten niet of slechts minder kunnen aanbieden door een tekort aan daarvoor noodzakelijke onderdelen of productiemiddelen. Het is daardoor onzeker hoe de economie zich de komende tijd gaat ontwikkelen: blijft de economie groeien of koelt ze af en zal er misschien zelfs opnieuw een recessie gaan ontstaan?
De overheid wil dat mensen hun eigen mogelijkheden op de arbeidsmarkt in de gaten houden, zodat zij tijdig kunnen overstappen naar een andere sector of een ander beroep en zich laten omscholen als hun huidige werk door bijvoorbeeld economische omstandigheden of technologische ontwikkelingen verdwijnt (TK 2017/2018). Mensen vinden het echter lastig om toekomstige veranderingen op de arbeidsmarkt te voorzien (Grijpstra et al. 2019; Maslowski 2019) en met de huidige onzekerheden over onder meer inflatie, energie, corona en economie is het voorzien van veranderingen in het eigen werkveld misschien extra moeilijk. Om- en bijscholing bij of na het overstappen naar een andere sector of beroep in plaats van vooraf kan soms dan wel eens de realistischere optie zijn, ook onder mensen die met enige regelmaat opleidingen of cursussen hebben gevolgd.
Literatuur
Rijksoverheid (2021). Coalitieakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’. Coalitieakkoord tussen VVD, D66, CDA en ChristenUnie, 15 december 2021.
Commissie Regulering van Werk (Commissie-Borstlap) (2020). In wat voor land willen wij werken. Naar een nieuw ontwerp voor de regulering van werk. Eindrapport. Den Haag: Rijksoverheid.
CPB (2022). Van coronasteun naar generiek beleid. Inzichten voor een langetermijnstrategie. Den Haag: Centraal Planbureau.
Echtelt, P. van en M. de Voogd-Hamelink (2017). Van-werk-naar-werkactiviteiten. In P. van Echtelt en M. de Voogd-Hamelink (Red.), Arbeidsmarkt in kaart: werkgevers 2017. Geraadpleegd 23 mei 2022 via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarktinkaart-werkgevers2017/van-werk-naar-werkactiviteiten.
Echtelt, P. van, R. Schellingerhout en M. de Voogd-Hamelink (2015). Vraag naar arbeid 2015. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Grijpstra, D., H. Bolle en T. Driessen (2019). Belemmeringen voor deelname aan Leven lang ontwikkelen. Zoetermeer: Panteia.
Gringhuis, G. en J. de Vries (2022). Minder werknemers veranderden van baan vanaf eerste lockdown. Statistische trends. Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Josten, E., M. Olsthoorn en J. Vlasblom (2021). Werk, inkomen en onderwijs. In: M. de Klerk, M. Olsthoorn, I. Plaisier, J. Schaper en F. Wagemans (red.), Een jaar met corona. Ontwikkelingen in de maatschappelijke gevolgen van corona (p. 75-106). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Maslowski, R. (2019). Grenzen aan een leven lang leren. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Maslowski, R., J.D. Vlasblom, J. Rözer en A. Smit (2021). Robotisering en de kwaliteit van werk. Een kennissynthese. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Putman, L. (2019). Wat doen werkgevers om werkloosheid te voorkomen?. In P. van Echtelt, L. Putman en M. de Voogd-Hamelink (red.), Arbeidsmarkt in kaart: werkgevers - editie 2. Geraadpleegd 23 mei 2022 via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-werkgevers-editie-2/wat-doen-werkgevers-om-werkloosheid-te-voorkomen.
SER (2021). Zekerheid voor mensen, een wendbare economie en herstel van de samenleving. Sociaal-economisch beleid 2021-2025. Den Haag: Sociaal-Economische Raad.
TK (2017/2018). Kamerbrief leven lang ontwikkelen van de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Tweede Kamer, vergaderjaar 2017/2018, 30012, nr. 92.
Deze kaart citeren
Pouwels, B. en E. Josten (2022). Samenvatting: duurzame inzetbaarheid. In: Arbeidsmarkt in kaart: Wel- en niet-werkenden – editie 3. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-wel-en-niet-werkenden-editie-3/samenvatting-duurzame-inzetbaarheid.
Informatie noten
De publicatie gaat niet in op de vraag in welke mate elk van deze activiteiten bijdraagt aan het langdurig goed inzetbaar blijven op de arbeidsmarkt.
In sommige sectoren, zoals de horeca, liet het herstel langer op zich wachten omdat die sectoren langer met maatregelen ter afremming van het coronavirus te maken hadden.
De SER vervult daar eveneens een aanjaagfunctie in, door het stimuleren van een ‘leercultuur’, waarbij leren en ontwikkelen vanzelfsprekend en onderdeel van het dagelijks werk zijn.
Het ligt niet aan het feit dat de WW’ers uit 2020 gemiddeld korter werkloos waren dan de WW’ers uit eerdere jaren, want ook na correctie daarvoor bleven de salarisvoorwaarden van degenen uit 2020 hoger.
Onze gegevens over arbeidsmobiliteit, die een langere periode bestrijken (2018-2020), laten zien dat er over dat hele tijdvak bezien vooral minder gedwongen baanwisselingen waren. Dat zal uiteraard deels te danken zijn aan de bloeiende economie in het eerste deel van dit tijdvak (2018 en 2019), maar waarschijnlijk ook aan de coronasteun aan bedrijven in het tweede deel ervan (2020), wat het verdwijnen van banen beperkte.
De scholingsdeelname van vrouwelijke zelfstandigen groeide van 2007-2008 tot 2015-2016. Dat hangt waarschijnlijk samen met de veranderde samenstelling van deze groep. Vergeleken met 20 jaar geleden zijn zij nu hoger opgeleid en werken zij vaker in de zakelijke dienstverlening en in zorg en welzijn.