Arbeidsmarkt in kaartWel- en niet-werkenden – editie 3

8 / 9

Hebben werkenden behoefte aan scholing?

Auteur: Babette Pouwels

De meeste werkenden vonden in 2020 dat ze goed zijn toegerust voor hun werk, al realiseerden velen zich dat veranderingen op het werk bijleren nodig maakt. 17% van de werkenden gaf aan dat hun kennis en vaardigheden niet optimaal aansluiten bij hun werk. Bij een kleine groep van 5% gaf dat problemen bij de uitvoering van hun werk. Scholing, zowel formeel als informeel, zagen werkenden die hun kennis en vaardigheden niet zo goed vinden aansluiten, als een belangrijke oplossing. Zij volgden echter niet vaker scholing dan werkenden die vonden dat hun kennis en vaardigheden wél goed aansluiten bij hun werk. Een groeiende groep was tevreden met de scholingsmogelijkheden van hun werkgever. Wel waren werknemers met een tijdelijk contract hierover minder positief dan werknemers met een vast contract.

Helft werkenden vindt dat veranderingen op het werk bijleren noodzakelijk maakt

Technologische ontwikkelingen en ontwikkelingen als de klimaat- en energietransitie veranderen het werk van mensen. Functies en taken van mensen wijzigen en vereisen nieuwe kennis en andere vaardigheden. Mensen moeten zich tijdens hun loopbaan doorlopend blijven ontwikkelen en blijven bijleren om de veranderde taken en functies te kunnen blijven doen. De coronacrisis heeft bovendien laten zien hoe belangrijk het is dat werkenden snel kunnen meebewegen met veranderingen in de werkomgeving. De overheid benadrukt daarom het belang van een Leven Lang Ontwikkelen (LLO). Alleen zó kunnen mensen goed inzetbaar blijven en plezier blijven houden in hun werk in een steeds dynamischere arbeidsmarkt (TK 2021/2022; TK 2018/2019). Dat is des te belangrijker omdat de pensioenleeftijd hoger wordt en mensen langer blijven doorwerken. De overheid wil daarom LLO op het werk bevorderen, vooral bij groepen werkenden die daar minder vaak aan deelnemen, zoals lageropgeleiden, ouderen, flexwerkers en werkenden in kleinere bedrijven (zie kaart Neemt een leven lang ontwikkelen onder werkenden toe? en kaart Neemt informeel leren toe?). Ook wil de overheid stimuleren dat een sterke leercultuur ontstaat binnen organisaties, waarin leren en ontwikkelen vanzelfsprekend zijn en geïntegreerd worden in het dagelijkse werk (TK 2020/2021). Eigen regie is daarbij de komende jaren een belangrijke pijler van het overheidsbeleid rond LLO. Het kabinet wil werkenden stimuleren om zelf de regie te nemen bij het leren en ontwikkelen tijdens hun loopbaan en werkgevers stimuleren dit te ondersteunen. Eigen regie betekent dat werkenden zelf keuzes maken, verantwoordelijkheid nemen en tijdig actie ondernemen (SER 2020). Het kabinet stelt hiervoor de komende jaren persoonlijke ontwikkelbudgetten beschikbaar voor alle werkenden. Daarnaast wil de ministerraad via fiscale regelingen sociale partners en werkgevers stimuleren hetzelfde te doen.

De helft van de werkenden in 2020 vond dat de veranderingen op het werk het noodzakelijk maken om bij te leren. Dat percentage is stabiel gebleven sinds 2014. Het belang van leven lang ontwikkelen wordt dus wel gevoeld door een groot deel van de werkenden, maar is de afgelopen tijd niet toegenomen. Mannen, hogeropgeleiden en voltijds werkenden bevestigen vaker dat leren en ontwikkelen noodzakelijk is dan vrouwen, lageropgeleiden en deeltijders. Ook achten werknemers in grote vestigingen het vaker noodzakelijk om bij te blijven leren dan werknemers in kleinere bedrijven. Werknemers in loondienst en zelfstandigen verschilden niet in de ervaren noodzaak om bij te leren. Werkenden bij de overheid, in de zakelijke dienstverlening, het onderwijs en de zorg- en welzijnssector vonden ook vaker dan werkenden in andere sectoren dat de ontwikkelingen op hun werk hard gaan en zagen vaker de noodzaak tot bijleren (zie bijlage B).

Meeste werkenden vonden zichzelf goed toegerust voor hun werk

Ondanks de veranderingen in het werk vond 83% van de werkenden in 2020 dat hun kennis en vaardigheden goed aansloten bij het werk dat ze deden. De afgelopen 10 jaar waren meer werkenden positief over de aansluiting van hun kennis en vaardigheden bij hun werk dan in de periode 2004-2010, toen 76%-79% vond dat hun kennis en vaardigheden goed aansloten bij hun werk. Een kleine groep van 5% van alle werkenden ervoer in 2020 problemen in hun werk door tekortschietende kennis en vaardigheden. Dat was ongeveer evenveel als in voorgaande meetjaren.

Van de groep werkenden (17%) die vond dat hun kwaliteiten en vaardigheden niet optimaal aansluiten bij hun werk, was een derde naar eigen zeggen overgekwalificeerd voor het werk dat ze deden (34%). 9% vond zichzelf ondergekwalificeerd en achtte de eigen kennis en vaardigheden te laag of verouderd voor hun huidige werk. 15% ervoer een mismatch omdat zij waren opgeleid voor een ander vak en 2% vond hun kennis en vaardigheden niet praktijkgericht genoeg. De meeste werkenden vonden evenwel dat ze ondanks deze mismatch hun werk goed konden doen.

Figuur 1Oordeel werkenden over eigen kennis/vaardigheden

aWerkenden van 25-65 jaar oud. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers, evenals 25-minners, om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.

Bron:SCP (AAP’04-’20)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Mismatch vooral bij nieuwe werksituatie

Vrouwen en mannen vonden even vaak dat hun kennis en vaardigheden niet goed aansluiten bij het werk dat ze doen. Wel ondervonden vrouwen daardoor vaker problemen. Tussen lager- en hogeropgeleide werkenden waren geen verschillen. Jongere werkenden waren wel minder tevreden over hun geschiktheid dan oudere werkenden: van de 25-34-jarigen vond in 2020 23% dat hun kennis en vaardigheden niet optimaal aansluiten bij hun werk, tegenover 15% van de ouderen (zie bijlage B). Ook werkenden die in de voorafgaande 2 jaar van werksituatie zijn veranderd (vaak gaat het om een andere baan/functie, soms om een overstap van loondienst naar zelfstandig ondernemerschap) meldden vaker dan gemiddeld enige mismatch en problemen bij de uitvoering van hun werk. Bij zowel jongeren als degenen die recent een overstap hebben gemaakt vond een deel dat ze nog wel wat bij te leren hebben. Beide groepen blijken dat ook relatief vaak te doen (zowel formeel als informeel) (zie kaart Neemt een leven lang ontwikkelen onder werkenden toe? en Neemt informeel leren toe?). Meestal zal het dus gaan om slechts een tijdelijke ervaren mismatch.

Figuur 2Oordeel werkenden over eigen kennis/vaardigheden

aWerkenden van 25-65 jaar oud. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers, evenals 25-minners, om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.

Bron:SCP (AAP’20)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Scholing helpt bij mismatch

Ruim de helft van de werkenden die aangaven vanwege hun kennis/vaardigheden problemen te hebben bij de uitvoering van hun werk, dacht dat extra opleiding of scholing zou kunnen helpen (53%). Ongeveer evenveel werkenden (57%) dachten dat extra begeleiding of werkervaring (informeel leren dus) de oplossing is (25% dacht dat alleen werkervaring genoeg is, 13% dacht dat uitsluitend extra begeleiding helpt en 19% ging ervan uit dat beide nodig zijn). 19% zag vooral een overstap naar een andere functie, een ander bedrijf of beide als de oplossing.

Extra opleiding en scholing kan mogelijk helpen bij het verminderen van de mismatch. Van de werknemers die in 2018 aangaven niet goed toegerust te zijn voor hun werk en die in 2020 weer meededen aan het onderzoek, vonden degenen die in 2019-2020 scholing hadden gevolgd, dat hun kennis/vaardigheden nu wel goed aansluiten op hun werk. Dit was vaker het geval dan bij degenen die geen scholing volgden (respectievelijk 66% tegenover 56%, verschil is significant).

Werkenden die zich niet optimaal toegerust voelden, volgden niet vaker scholing

Werknemers die niet optimaal toegerust zijn voor hun werk en ervaren dat zij ondergekwalificeerd zijn, kunnen baat hebben bij scholing. Zij volgen deze echter niet vaker dan werknemers waarvan de kennis en vaardigheden wel goed aansloten bij hun werk en die geen problemen ondervonden bij de uitvoering van het werk. Van de werkenden die zich in 2018 niet optimaal toegerust voelden én die in 2020 weer meededen met het onderzoek, had 37% in 2019-2020 een opleiding of cursus gevolgd. Dat zijn er evenveel als van de werkenden die in 2018 positief waren over hun geschiktheid voor het werk (35%, verschil is niet significant). Van de werknemers die zich in 2018 niet optimaal toegerust voelden voor hun werk, was slechts 46% in 2020 tevreden over de scholings­mogelijk­heden die hun werkgever hen bood. Dit stond tegenover 59% van de mensen die 2 jaar daarvoor positief waren over hun eigen geschiktheid voor het werk. Ook vonden zij minder vaak dat zij zich konden ontplooien en ontwikkelen in hun werk (42% tegenover 56%). Blijkbaar voelen de eerstgenoemden vaker de behoefte om via scholing hun werk beter te kunnen doen, maar lukt het hun niet vaker om dit ook te realiseren.

Figuur 3Formeel en informeel bijleren in 2019-2020, naar wel/geen goede aansluiting kennis/vaardigheden op werk in 2018

aWerkenden van 25-65 jaar oud. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers, evenals 25-minners, om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.

Bron:SCP (AAP ’20)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Groeiende groep werknemers tevreden met scholingsmogelijkheden werkgever

Van alle werknemers in loondienst was ruim de helft (56%) in 2020 tevreden met de scholingsmogelijkheden die hun werkgever hun bood. De tevredenheid bleef, na een daling in 2006, lange tijd min of meer stabiel, maar nam in 2020 weer toe (zie figuur 4).

Tijdelijke werknemers minder tevreden over scholingsmogelijkheden dan gemiddeld

Werknemers die in de voorafgaande 2 jaren een cursus of opleiding hadden gevolgd, waren vaak tevreden over de scholingsmogelijkheden bij hun werkgever (70%). Van de werkenden die in 2019-2020 geen opleiding hadden gevolgd, was overigens nog altijd 41% tevreden over de mogelijkheden. Het zou kunnen zijn dat er wel scholingsmogelijkheden waren, maar dat zij daar om allerlei redenen op dat moment geen gebruik van hebben gemaakt.

Werknemers met een tijdelijke aanstelling waren minder positief dan gemiddeld (zie bijlage B). Zij volgden in 2019-2020 relatief weinig scholing, maar hadden dat blijkbaar wel vaker gewild. Zij nemen even vaak als vast personeel het initiatief om scholing te mogen volgen, maar dit verzoek wordt minder vaak door hun werkgever gehonoreerd, zo blijkt uit ander onderzoek (Künn-Nelen et al. 2018). Er waren geen verschillen in tevredenheid tussen vrouwen en mannen, hoog- en laagopgeleiden, ouderen en jongeren. Anders dan in voorgaande jaren waren voltijders en deeltijders in 2020 even tevreden. Wel waren werknemers in grotere organisaties vaker tevreden met de scholingsmogelijkheden op hun werk dan werknemers in kleinere organisaties.

Figuur 4Is tevreden met scholingsmogelijkheden

aWerkenden in loondienst van 25-65 jaar oud. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers, evenals 25-minners, om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.

Bron:SCP (AAP’04-’20)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Literatuur

Grip, A. de (2021). Van een leven lang leren naar een leven lang ontwikkelen. De veranderende betekenis van het post-initieel leren. Afscheidsrede Universiteit Maastricht, 24 juni 2021. Maastricht: Maastricht University.

Künn-Nelen, A., D. Poulissen, P. van Eldert, D. Fouarge en A. de Grip (2018). Leren onder werkenden met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) (ROA Rapport 2018/5).

Künn-Nelen, A., H. Abbink, S. Baumann, S. van Elferen en D. Fouarge (2022). Leven lang ontwikkelen in Nederland. Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) (ROA Rapport 2022/1).

Maslowski, R. en J.D. Vlasblom (2018). Leidt scholing tot ander werk of ander werk tot deelname aan scholing? In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jg. 34, nr. 3, p. 355-369.

Maslowski, R. m.m.v. R. Vogels (2019). Grenzen aan een leven lang leren. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

SER (2020). Kennisdocument Eigen regie op loopbaan en ontwikkeling. Den Haag: Sociaal-Economische Raad.

TK (2018/2019). Leven Lang Ontwikkelen. Kamerbrief ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Tweede Kamer, vergaderjaar 2017/2018, 30012 en 29544, nr. 76.

TK (2020/2021). Leven lang Leren. Brief van de ministers van sociale zaken en werkgelegenheid en van onderwijs, cultuur en wetenschap. Tweede Kamer, vergaderjaar 2020/2021, 30012, nr. 135.

TK (2021/2022). Leven lang Leren. Brief van de ministers van sociale zaken en werkgelegenheid en voor primair en voortgezet onderwijs. Tweede Kamer, vergaderjaar 2021/2022, 30012, nr. 142.

Deze kaart citeren

Pouwels, B. (2022). Hebben werkenden behoefte aan scholing?. In: Arbeidsmarkt in kaart: Wel- en niet-werkenden – editie 3. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-wel-en-niet-werkenden-editie-3/hebben-werkenden-behoefte-aan-scholing.

Informatie noten

Sinds 2014 wordt deze stelling in de enquête aan werkenden voorgelegd. In 2014 was 51% het daarmee eens, in 2016 53%, in 2018 51% en in 2020 50%. Of ze bij dit ‘bijleren’ denken aan opleidingen of cursussen is niet zeker. Ze kunnen ook doelen op informeel bijleren op het werk (al doende of door begeleiding van collega’s).

Overigens vond 39% van de werkenden die een mismatch ervoeren dat hun kennis en vaardigheden wel op niveau waren. Onduidelijk is waar de door hen eveneens genoemde aansluitingsproblemen dan uit bestaan.

Ook hebben werkenden die zich in 2018 niet goed genoeg toegerust voelden voor hun taken niet vaker het gevoel dat zij informeel hebben bijgeleerd (dus hebben geleerd tijdens de uitvoering van het werk of via begeleiding van collega’s en leidinggevenden) (58%, evenveel als werkenden die zich in 2018 wel goed toegerust voelden).

De relatief sterke daling van de tevredenheid tussen 2004 en 2006 kan te maken hebben met de opbouw van de vragenlijst. Sinds 2006 maakt deze vraag deel uit van een bredere vraag over tevredenheid met tal van aspecten van het werk. Mogelijk heeft dat de beoordeling beïnvloed.