11 / 15
Zorgen werkenden vaker voor hulpbehoevende naasten?
De overheid wil graag dat meer mensen een hulpbehoevende naaste helpen. Het aandeel werkenden dat zulke zorg geeft, bleef in de jaren 2012-2018 vrijwel gelijk. Tussen 2004 en 2012 werd deze groep steeds groter, maar daarna kwam de groei tot stilstand.
Vooral werkenden met een kleine arbeidsduur, in de leeftijd 55-plus en uit de sector zorg en welzijn geven vaker hulp aan naasten dan in 2004. Zij waren al meer dan andere werkenden actief op dit vlak, en het verschil is nu nog groter.
Wat verstaan we in deze kaart onder zorg voor hulpbehoevende naasten?
Een bejaarde ouder helpen met het huishouden. Een ziek familielid verzorgen. Zulke hulp noemen we ook wel mantelzorg: zorg voor zieke of hulpbehoevende naasten. De cijfers over het aantal mantelzorgers in Nederland lopen uiteen, omdat er verschillende afbakeningen van het begrip bestaan. In dit onderzoek gaat het om onbetaalde hulp bij persoonlijke verzorging en/of huishoudelijke taken aan naasten die ziek, gehandicapt en/of oud zijn.
Veel werkende mantelzorgers zorgen al lange tijd voor een naaste
In 2018 besteedde 18% van de werkenden (dat zijn werknemers en zelfstandigen samen) tijd aan de hiervoor beschreven vorm van hulp (zie figuur 1). In 56% van de gevallen was de ontvanger ervan de eigen vader of moeder. Vaak zorgen werkende mantelzorgers een beperkt aantal uren per week, maar doen ze dat al wel een lange tijd. In 2018 hielp 69% van hen 4 uur of minder per week (zie figuur 1). Een iets kleiner deel (59%) gaf 2 jaar eerder ook al zorg (zie eveneens figuur 1).
Figuur 1Mantelzorgers onder werkenden
aWerkenden van 16-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
Bron:SCP (AAP’04-’18)
Aandeel mantelzorgers groeide tussen 2004 en 2012; daarna niet meer
De overheid wil graag dat een groter deel van de burgers mantelzorg geeft. Ze hoopt dat dat de groei van de uitgaven aan professionele zorg beperkt en de betrokkenheid in de samenleving vergroot (Van der Ham 2018). De overheid nam de afgelopen decennia daarom verschillende maatregelen die dit moeten bevorderen. Zo stimuleert de overheid ouderen en hulpbehoevenden om langer thuis te wonen. Ook heeft ze een richtlijn opgesteld over hulp die van gezonde huisgenoten verwacht mag worden en spoort ze hulpbehoevenden aan om mensen uit hun eigen netwerk in te schakelen.
Het aantal mantelzorgers onder werkenden bleef de laatste jaren echter constant: het lag tussen 2012 en 2018 rond de 17% à 18%. In de periode daarvoor nam het wel toe, van 13% in 2004 naar 17% in 2012.
Ook het aandeel dat langdurig helpt, is inmiddels stabiel, na een groei in eerdere jaren. In de jaren 2010-2018 gaf rond de 60% van de werkende mantelzorgers 2 jaar ervoor ook al hulp, in 2006 lag dat nog op 47% (zie figuur 2). Het aandeel dat intensief helpt (d.w.z. meer dan 4 uur per week), lijkt vanaf 2016 iets hoger te liggen (zie figuur 2), maar het is te vroeg om te zeggen dat het inderdaad stijgt.
Vooral meer hulp dan in 2004 door werkenden met kleine arbeidsduur, in de leeftijd 55-plus en uit zorg- en welzijnssector
Het aantal mantelzorgers groeide ten opzichte van 2004 het sterkst onder mensen met een kleine deeltijdbaan van hooguit 19 uur per week, 55-plussers en personeel uit de sector zorg en welzijn (zie figuur 2). Deze 3 groepen boden in 2004 al vaker hulp dan de doorsnee werkende en het verschil werd zo nog groter.
Sekseverschillen in geven van zorg bleven gelijk
Veel mensen met een kleine arbeidsduur en uit de sector zorg en welzijn zijn vrouw. Werkenden in de leeftijdsklasse 55-plus zijn daarentegen juist vaak man. Het aandeel dat een naaste helpt, steeg daardoor evenveel onder mannen als vrouwen (zie figuur 2). Vrouwen waren al vaker dan mannen actief op dit vlak en dat bleef dus zo.
Figuur 2Mantelzorgers onder werkenden
aWerkenden van 16-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
Bron:SCP (AAP’04 en ’18)
Vaak zorg aan ouders onder groepen die het meest mantelzorg geven
Dat 55-plussers, mensen met een kleine arbeidsduur, uit de sector zorg en welzijn, en vrouwen verhoudingsgewijs vaak mantelzorger zijn, komt vooral doordat zij meer dan anderen hulp bieden aan een vader of moeder (zie figuur 3). 55-plussers hebben vaker dan jongere leeftijdsgroepen een ouder die op leeftijd en hulpbehoevend is (vgl. De Klerk 2017). Mensen met een kleine deeltijdbaan, werkenden uit de sector zorg en welzijn en vrouwen voelen zich vermoedelijk eerder aangesproken als een van hun ouders zorg nodig heeft (vgl. De Boer et al. 2019). Ook verwachten zowel hun ouders als eventuele broers of zussen mogelijk dat zij het meest zullen bijspringen.
Figuur 3Aan wie geven werkende mantelzorgers hulp?
aWerkende mantelzorgers van 16-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
Bron:SCP (AAP’18)
Wilt u meer weten?
Zie voor een raming van het aantal mantelzorgers in 2040 (werkenden en niet-werkenden samen) de publicatie Toekomstverkenning mantelzorg aan ouderen in 2040.
Zie voor inkorting van de werkweek en welbevinden onder werkende mantelzorgers kaart Zit zorg voor hulpbehoevende naasten betaald werk in de weg?.
Literatuur
Boer, A. de, I. Plaisier en M. de Klerk (2019). Werk en mantelzorg. Kwaliteit van leven en het gebruik van ondersteuning op het werk. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.
CBS (2016). Een op zeven mantelzorgers vindt zichzelf zwaarbelast. Geraadpleegd op 2 april 2019 via https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/45/een-op-zeven-mantelzorgers-vindt-zichzelf-zwaarbelast.
Ham, L. van der (2018). Bedoelingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. In: M. Kromhout, N. Kornalijnslijper en M. de Klerk (red.), Veranderde zorg en ondersteuning. Landelijke evaluatie van de Hervorming Langdurige Zorg (p. 77-90). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Josten, E., en A. de Boer (2015). Mantelzorg en betaald werk bij vrouwen en mannen. In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jg. 31, nr. 4, p. 414-429.
Klerk, M. de (2017). Aantal informele helpers en verschillen in het geven van hulp. In: M. de Klerk, A. de Boer, I. Plaisier en P. Schyns (red.), Voor elkaar? Stand van de informele hulp in 2016 (p. 31-56). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Klerk, M. de, en A. de Boer (2017). Informele hulp in 2016. In: M. de Klerk, A. de Boer, I. Plaisier en P. Schyns (red.), Voor elkaar? Stand van de informele hulp in 2016 (p. 24-30). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Deze kaart citeren
Josten, E.J.C. (2020). Zorgen werkenden vaker voor hulpbehoevende naasten?. In: Arbeidsmarkt in kaart: Wel- en niet-werkenden – editie 2. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-wel-en-niet-werkenden-editie-2/zorgen-werkenden-vaker-voor-hulpbehoevende-naasten.
Informatie noten
Er zijn verschillende definities van mantelzorg in omloop, die elk een ander aantal mantelzorgers opleveren. De gemene deler ervan is dat het gaat om zorg voor naasten die hulpbehoevend zijn (zie bv. CBS 2016; De Klerk en De Boer 2017). Hier gebruikten we de volgende vraag om vast te stellen of mensen mantelzorger zijn: ‘Besteedt u een deel van uw tijd aan onbetaalde zorg voor hulpbehoevende personen in uw naaste omgeving? (Het gaat om hulp bij de persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken in verband met ziekte, handicap of ouderdom van familieleden, vrienden, buren en kennissen. De zorg voor gezonde kinderen blijft buiten beschouwing.)’
Dat veel werkenden een vader of moeder helpen, ligt voor de hand. Zeker 45-plussers hebben vaak een nog levende, maar al wat oudere vader of moeder. Die zal eerder kampen met gezondheidsproblemen dan bijvoorbeeld een partner of kind (Josten en De Boer 2015). Schoonouders zullen door hun hogere leeftijd ook bovengemiddeld vaak gezondheidsklachten hebben, maar meestal hulp van een eigen kind ontvangen.
De richtlijn gebruikelijke zorg.
Het aandeel werkenden dat mantelzorg geeft, was in de jaren 2012-2018 significant hoger dan in 2004-2010 (p < 0,05). De stijging van 4 procentpunten tussen 2004 en 2012 is voor bijna 1 procentpunt te verklaren uit het grotere aandeel ouderen en vrouwen onder werkenden dan in 2004; deze groepen verlenen meer mantelzorg dan gemiddeld. Andere mogelijke oorzaken zijn de kleinere gezinnen van tegenwoordig (waardoor er minder familieleden zijn die ook kunnen helpen), de langere levensduur van hulpbehoevenden door medische vooruitgang, het feit dat ouderen langer thuis wonen en beleidsmaatregelen van de overheid.
Het aandeel werkende mantelzorgers dat 2 jaar eerder ook hulp gaf, was in 2018 significant hoger dan in 2006-2008 (p < 0,05). Er is geen significant verschil met 2010-2016.
Het grotere aandeel mantelzorgers onder mensen met een kleine deeltijdbaan komt doordat zij vaker dan anderen zulke zorg oppakken. Het ligt niet aan grootschalige inkorting van de arbeidsduur onder werkende mantelzorgers. Inkorting van de werkweek komt onder mantelzorgers namelijk maar beperkt voor (zie Josten en De Boer 2015).