6 / 15
Zoeken meer werknemers een andere baan?
Sinds 2004 is het aandeel werknemers in loondienst dat op zoek is naar een andere baan ongeveer gelijk gebleven (11%-14%). Het belang van motieven om van baan te willen veranderen, is in de periode 2004-2018 wel verschoven: het aandeel werknemers dat zich gedwongen voelde om een andere baan te zoeken (vanwege verlies van de huidige baan), was in 2018 duidelijk lager dan van 2010-2016 (ten tijde van de economische crisis). Inhoudelijke motieven waren en blijven veruit de belangrijkste drijfveer om ander werk te zoeken. Ten opzichte van 2016 zijn zulke motieven nog belangrijker geworden, vooral carrièregerichte motieven zoals positie- of inkomensverbetering. Werkzoekenden ondernemen diverse activiteiten om aan ander werk te komen. Solliciteren naar aanleiding van advertenties is en blijft de belangrijkste zoekactiviteit. Solliciteren via sociale media (zoals LinkedIn) is vooral als aanvullende activiteit van belang.
Aandeel werknemers dat van baan wil veranderen gelijk gebleven
Het aandeel werknemers in loondienst dat op het moment van invullen van onze enquête naar een andere baan zocht, is vrij constant over de tijd. In 2018 gold dat voor 11% van de werknemers. In de periode 2004-2016 lag het min of meer op hetzelfde niveau: 12%-14% (zie figuur 1). Het aandeel werknemers dat niet op het moment van de enquête naar ander werk zocht, maar alleen in de voorafgaande 12 maanden, was in 2018 ongeveer even groot, namelijk 14%. Dit betekent wél een significante stijging ten opzichte van de periode 2004-2016; toen was dat aandeel 8%-12% (niet in figuur).
Vrouwen zochten in 2018 even vaak naar ander werk als mannen (in 2016 zochten vrouwen wel vaker dan mannen). Van de verschillende leeftijdsgroepen gaven jongeren van 16-24 jaar en 25-34 jaar het vaakst aan dat zij ander werk zochten en 55-plussers het minst vaak (niet in figuur). Deze uitkomsten stemmen in grote lijnen overeen met de feitelijke baanveranderingen (zie kaart Veranderen werkenden vaker van positie op de arbeidsmarkt?): jongeren veranderden het meest en ouderen het minst van baan. Dit komt onder meer doordat jongeren vaker een tijdelijk contract hebben en daardoor vaker genoodzaakt zijn om naar ander werk te zoeken (zie meer hierover in figuur 2).
Verder zijn er substantiële verschillen in zoekgedrag naar opleidingsniveau (zie figuur 1). Hogeropgeleiden (hbo/wo) zochten vaker naar ander werk (12%-19%) dan mbo’ers (9%-13%) en lageropgeleiden (vmbo/basisonderwijs) (8%-10%). Het lagere aandeel werkzoekenden onder lageropgeleiden komt niet door een grotere baantevredenheid; die is min of meer gelijk voor alle opleidingsgroepen. Ook uit ander onderzoek is dit naar voren gekomen (Dorenbosch et al. 2011; Gesthuizen en Dagevos 2005). Maar als werknemers tevreden zijn over hun baan, zoeken de hogeropgeleiden onder hen wél vaker naar ander werk dan mbo’ers of vmbo’ers, misschien omdat zij meer kansen zien op een nóg betere baan.
Figuur 1Aandeel werknemers dat naar andere baan zoekt
aPersonen van 16-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
Bron:SCP (AAP’04-’18)
Zoeken naar andere baan vanwege inhoud toegenomen, gedwongen zoeken afgenomen
Werknemers kunnen om verschillende redenen op zoek gaan naar een andere baan. Die redenen kunnen onderscheiden worden in dwingende factoren (push-factoren), aantrekkelijke aspecten van een andere baan (pull-factoren, zoals interessanter werk, meer ontwikkelmogelijkheden of een beter salaris) of privéredenen (gezondheid, meer zorgtaken thuis, reistijd). Het gros van degenen die ander werk zocht, deed dat om inhoudelijke redenen. In 2018 zijn deze redenen voor baanzoekers veel belangrijker dan in de jaren daarvoor. Vooral carrièregerichte redenen zoals meer inkomen of beter vooruitkomen zijn gestegen van 12% in 2016 tot 24% in 2018.
Gedwongen zoeken naar ander werk omdat men de huidige baan kwijtraakt, is in 2018 flink afgenomen: voor 6% van de werknemers was dit de belangrijkste reden om ander werk te zoeken. In de periode 2010-2016 bedroeg dat aandeel nog 14%-17%, veel hoger dan van 2004-2008 (zie ook Vlasblom et al. 2015). Dit hoge niveau had met de economische crisis en de naweeën daarvan te maken. De gunstige economische situatie van 2016-2018 werkte in 2018 door in een daling van het aandeel werknemers dat gedwongen op zoek gaat, ten gunste van een stijging van het aandeel werknemers dat om carrière- of andere inhoudelijke redenen ander werk probeert te krijgen. Privéredenen om van baan te veranderen, zoals gezondheid en reistijd, werden relatief weinig genoemd vergeleken met de andere motieven.
Figuur 2Belangrijkste reden om naar ander werk te zoeken
aPersonen van 16-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
bDe antwoordoptie ‘vanwege mijn gezondheid’ bestaat pas sinds 2012, de antwoordopties ‘ik wil mij verder ontwikkelen’ en ‘interessanter werk’ sinds 2014.
Bron:SCP (AAP’04-’18)
Reageren op advertenties belangrijkste manier om ander werk te zoeken
Wat hebben werknemers die op het moment van de enquête of in de voorafgaande 12 maanden naar een andere baan hebben gezocht concreet ondernomen om dit te realiseren? De meeste werkzoekenden hebben verschillende activiteiten ondernomen (gemiddeld 3). De overgrote meerderheid (bijna driekwart) van de werkzoekenden kijkt wel eens naar een advertentie (zie figuur 3). Dit is de eerste en gemakkelijkste stap in het zoekproces, dus het ligt voor de hand dat dit veel wordt gedaan. Ruim de helft van degenen die naar een andere baan zoeken, solliciteert daadwerkelijk naar aanleiding van een advertentie. Minder vaak (ruim een kwart) hebben werkzoekenden sociale media gebruikt of zelf een werkgever benaderd. Andere zoekkanalen worden (nog) veel minder gebruikt.
Figuur 3Zoekactiviteiten van werknemers
aPersonen van 16-65 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
bActiviteiten van werknemers die op het moment van de enquête of in de voorafgaande 12 maanden ander werk zochten.
Bron:SCP (AAP’18)
Sociale media als aanvulling op advertenties om andere baan te zoeken
Het gebruik van sociale media is, net als andere zoekkanalen, afgenomen van 2016 naar 2018, namelijk van 33% naar 28%. Van 2014 (toen hiernaar voor het eerst werd gevraagd in de enquête) tot 2016 was het gebruik van sociale media juist toegenomen (was 26% in 2014). Het kan om allerlei sociale media gaan, bijvoorbeeld LinkedIn, Twitter of Facebook. We weten op basis van dit onderzoek niet precies wélke sociale media worden gebruikt voor sollicitaties. Bij de open antwoorden op de vraag naar andere zoekactiviteiten (dus anders dan de gegeven categorieën in de vragenlijst) vermeldden enkele respondenten LinkedIn te gebruiken of via LinkedIn benaderd te zijn door een recruiter; andere sociale media worden niet genoemd. Het ligt voor de hand dat het bij sollicitaties via sociale media vooral om LinkedIn gaat, ook vanwege de speciale functies om aan te geven dat men beschikbaar is voor werk en om meldingen van vacatures te ontvangen.
Terwijl 28% van de werkzoekenden wel eens zoekt via sociale media, is dat voor slechts 6% van hen de belangrijkste zoekactiviteit (zie figuur 3). Sociale media worden dus blijkbaar veel in combinatie met andere activiteiten gebruikt.
Wie zijn degenen die sociale media inzetten op zoek naar ander werk? Gezien het hoge gebruik van sociale media onder jongeren (20-34 jaar) (Schaper et al. 2019; Wennekers et al. 2016) kan worden verwacht dat vooral deze groep sociale media inzet voor sollicitaties. Dat blijkt niet het geval te zijn. Uit dit onderzoek komen geen significante verschillen tussen de leeftijdsgroepen naar voren in het gebruik van sociale media om ander werk te zoeken. Ook zijn er geen verschillen naar geslacht en de sector waarin mensen werkzaam zijn. Wel gebruiken hogeropgeleiden (hbo/wo) sociale media iets vaker dan lageropgeleiden.
Literatuur
Dorenbosch, L., R. Huiskamp en P. Smulders (2011). De relatie tussen baanontevredenheid en vertrekintenties: maakt opleiding een verschil? In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jg. 27, nr. 1, p. 77-93.
Gesthuizen, M. en J. Dagevos (2005). Arbeidsmobiliteit in goede banen. Oorzaken van baan- en functiewisselingen en gevolgen voor de kenmerken van het werk. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Schaper, J.C., A.M. Wennekers en J. de Haan (2019). Communiceren. In: Trends in Media:Tijd. Geraadpleegd op 13 maart 2020 via https://digitaal.scp.nl/trends-in-mediatijd/communiceren.
Vandenberg, R.J. en J.B. Nelson (1999). Disaggregating the motives underlying turnover: when do intentions predict turnover behavior? In: Human Relations, jg. 52, nr. 10, p. 1313-1336.
Vlasblom, J.D., P. van Echtelt en M. de Voogd-Hamelink (2015). Aanbod van Arbeid 2014. Arbeidsdeelname, flexibilisering en duurzame inzetbaarheid. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Wennekers, A.M., J. de Haan en F. Huysmans (2016). Communicatie via (sociale) media. In: Media:Tijd in kaart. Geraadpleegd op 22 maart 2019 via https://digitaal.scp.nl/mediatijd/communicatie_via_media.
Deze kaart citeren
Merens, J.G.F. (2020). Zoeken meer werknemers een andere baan?. In: Arbeidsmarkt in kaart: Wel- en niet-werkenden – editie 2. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-wel-en-niet-werkenden-editie-2/zoeken-meer-werknemers-een-andere-baan.
Informatie noten
De cijfers in deze kaart gaan alleen over werknemers in loondienst, dus exclusief zelfstandigen.
Het is niet bekend hoe lang mensen al op zoek zijn naar ander werk.
Mogelijke verklaringen voor minder zoekgedrag bij lager- dan bij hogeropgeleiden zijn minder loopbaanvaardigheden en lagere verwachtingen over de kans om daadwerkelijk een andere baan te krijgen (Dorenbosch et al. 2011; Vandenberg en Nelson 1999).