Arbeidsmarkt in kaartWel- en niet-werkenden – editie 2

7 / 15

Solliciteren mensen met een werkloosheidsuitkering meer dan vroeger?

Auteur: Edith Josten

De overheid heeft de werkloosheidsuitkeringen de afgelopen decennia meermaals versoberd. Ze wil werklozen zo prikkelen om actiever naar werk te zoeken en de eisen die zij aan nieuw werk stellen te verlagen. Het gemiddelde aantal sollicitaties van mensen met een werkloosheidsuitkering bleef tussen 2004 en 2018 echter vrijwel gelijk. Wel vonden ze een tijdelijke baan in 2018 vaker acceptabel dan vroeger. Waar dat aan ligt is niet zeker: de aanscherping van de werkloosheidsuitkeringen of het feit dat tijdelijk werk nu gangbaarder is dan voorheen.

Overheid versoberde werkloosheidsuitkering meerdere keren

Baanverlies is meestal een vervelende ervaring. Het inkomen van mensen daalt dan vaak flink (Soede et al. 2009), en ook gaat het welbevinden van een deel van hen achteruit (Merens en Josten 2016). Hoe langer mensen werkloos zijn, hoe kleiner hun kans is op nieuw werk (De Jong et al. 2012), en dus op verbetering van hun positie. De overheid vindt het daarom belangrijk dat mensen die hun werk kwijt raken zo snel mogelijk weer aan de slag gaan. Snelle werkhervatting is bovendien gunstig voor de overheidsfinanciën: als mensen korter werkloos zijn, zijn de uitgaven aan uitkeringen immers kleiner.

De overheid verwacht dat werklozen eerder werk vinden als ze vaak solliciteren en ook reageren op vacatures onder hun niveau. Ze versoberde de werkloosheidsuitkeringen (WW) de afgelopen decennia daarom verschillende keren om werklozen tot zulk intensief en breed zoekgedrag aan te sporen.

De meeste maatregelen traden in werking vanaf 2003 en later (Vrooman 2016). Zo verkortte de overheid de maximale duur van de werkloosheidsuitkering in 2003, 2006 en 2015. Verder wijzigde de overheid de berekening van het arbeidsverleden in 2005, waardoor jongere generaties bij hetzelfde arbeidsverleden korter recht krijgen op WW dan oudere generaties Ook de richtlijn over passende vacatures scherpte de overheid verschillende keren aan: in 1996, 2008 en 2015. WW-ontvangers moeten daardoor sneller dan vroeger tevens solliciteren naar functies ver onder hun niveau.

Veel van de maatregelen golden alleen voor mensen die pas daarna in de WW instroomden. Eventuele effecten van deze maatregelen op het zoekgedrag van WW’ers zullen dus geleidelijk zichtbaar worden, wanneer steeds meer mensen die al een uitkering hadden deze verlaten hebben.

Wat zijn de sollicitatie-inspanningen van werklozen met WW-uitkering?

Deze kaart laat zien hoe actief werklozen met een WW-uitkering naar ander werk zoeken. De cijfers zijn exclusief WW’ers die vanwege hun leeftijd geen sollicitatieplicht hebben. Omdat ons databestand in economisch goede jaren weinig WW’ers bevat, zijn de gegevens van telkens 2 peilingen samengevoegd.

Aantal sollicitaties per WW’er bleef tussen 2004-2018 gelijk

Werklozen solliciteerden in 2016-2018 gemiddeld 4,7 keer per 4 weken (zie figuur 1). Dat is vrijwel net zoveel als in de periode ervoor (2004-2014). De herhaalde versobering van de WW ging dus niet gepaard met een continue stijging van het aantal sollicitaties per persoon.

Tussen 1996-1998 en 2004-2006 steeg dat aantal wel, namelijk van gemiddeld 2,3 per 4 weken naar gemiddeld 4,9. De toename in die jaren ligt vermoedelijk aan de invoering destijds van een uniforme richtlijn voor het minimum aantal sollicitatieactiviteiten, namelijk 4 per 4 weken (Lisv 1998). Het aantal sollicitaties steeg immers naar net iets boven dat niveau. De inkorting van de WW-duur droeg waarschijnlijk niet bij aan de toename van het aantal sollicitaties, want daarvoor kwam de groei van het gemiddelde aantal sollicitaties te vroeg tot stilstand.

Figuur 1Aantal sollicitaties per WW’er per 4 weken

aNiet-werkenden van 16-65 jaar. Scholieren en studenten zijn niet meegerekend in de cijfers.

bJaren samengevoegd om voldoende waarnemingen te hebben.

Bron:SCP (AAP’96-’18)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Salaris waartegen WW’ers baan accepteren ongewijzigd

De salarisvoorwaarden van WW’ers bleven tussen 2004-2018 eveneens hetzelfde (zie figuur 2). De kortere duur van de WW en de aanscherping van de richtlijn over passende arbeid gingen dus niet gepaard met een verlaging daarvan. De gemiddelde WW’er wilde in 2016-2018 in een nieuwe baan minstens 90% verdienen van het bedrag dat iemand met een gelijke opleiding en ervaring krijgt (zie figuur 2), net zoals in eerdere jaren. In feite komt dat erop neer dat ze een lager salaris dan in hun vorige functie aanvaardbaar vinden, maar er wel op vooruit willen gaan ten opzichte van hun WW-uitkering. Die bedraagt meestal 70% bruto; netto zal dat iets hoger zijn.

Figuur 2Gemiddelde salariseis van WW’ers, 2004-2006 tot en met 2016-2018

aNiet-werkenden van 16-65 jaar. Scholieren en studenten zijn niet meegerekend in de cijfers.

Bron:SCP (AAP’04-’18)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Minder voorwaarden aan het type contract

Wel stellen WW’ers nu minder voorwaarden aan het type werk dat ze zoeken dan vroeger: tijdelijk of vast (zie figuur 3). In 2016-2018 zei 44% dat het hen niet uitmaakte of het om tijdelijk of vast werk ging. In de jaren daarvoor lag dat aandeel lager, namelijk rond de 30%. Er is op grond van onze gegevens niet te zeggen waar dit aan ligt: de versobering van de werkloosheidsuitkeringen of het feit dat tijdelijk werk nu meer voorkomt dan toen.

Figuur 3Type werk dat WW’ers zoeken

aNiet-werkenden van 16-65 jaar. Scholieren en studenten zijn niet meegerekend in de cijfers.

Bron:SCP (AAP’04-’18)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Literatuur

Jong, W. de, K. Geertjes, M. de Mooi-Schep, A. de Rijk en N. Sluiter (2012). Werkhervattingskansen na instroom in de WW. Leeftijd is niet het enige dat telt. Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Lisv (1998). Besluit sollicitatieplicht WW. In: Staatscourant, nr. 22, p. 5.

Merens, A. en E. Josten (2016). Werkloos toezien. Gevolgen van de crisis voor emancipatie en welbevinden. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Vlasblom, J.D. en J.J. Schippers (2019). Werkloze ouderen weer aan het werk? Het effect van reserveringsloon en zoekintensiteit. In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jg. 35, nr. 1, p. 6-25.

Soede, A., C. Vrooman en J. Wildeboer Schut (2009). De inkomenspositie van werklozen. In: C. Vrooman (red.), Werkloos in crisistijd: Baanverliezers, inkomensveranderingen en sociale gevolgen (p. 30-67). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Vrooman, C. (2016). Meedoen in onzekerheid. Verwachtingen over participatie en protectie (oratie). Utrecht: Universiteit Utrecht.

Deze kaart citeren

Josten, E.J.C. (2020). Solliciteren mensen met een werkloosheidsuitkering meer dan vroeger?. In: Arbeidsmarkt in kaart: Wel- en niet-werkenden – editie 2. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-wel-en-niet-werkenden-editie-2/solliciteren-mensen-met-een-werkloosheidsuitkering-meer-dan-vroeger.

Informatie noten

De maximale WW-duur was 7 jaar in de jaren negentig, en slonk naar achtereenvolgens 5 jaar in 2003 en ongeveer 3 jaar in 2006. Vanaf 2015 is de WW-duur vervolgens stapsgewijs ingekort tot 2 jaar in 2019.

Bij werklozen geboren vóór 1980 wordt aangenomen dat zij alle jaren tussen hun 18e en 1998 gewerkt hebben, ook als dat niet zo is. De reden daarvoor is dat het arbeidsverleden in die periode niet goed geregistreerd is.

Sinds 2015 is voor mensen die een halfjaar of langer in de WW zitten elke functie passend, dus ook functies die veel minder betalen of een lager opleidingsniveau vragen. Het inkomen wordt in dat geval ter compensatie aangevuld met een uitkering.

Tot en met 2003 hoefden WW’ers van 57,5 jaar een ouder niet te solliciteren. Met ingang van 2004 zijn alleen WW’ers die 1 jaar of minder voor hun AOW zitten vrijgesteld van de sollicitatieplicht.

Een sollicitatie op een baan is overigens een smaller begrip dan de verplichting in de WW om minstens 4 sollicitatie-activiteiten in 4 weken te ondernemen, want daarin tellen ook andere handelingen mee. Denk aan inschrijven bij een uitzendbureau en gesprekken om te netwerken.

Uit aparte cijfers over 2004 (niet in figuur), blijkt namelijk dat het aantal sollicitaties per persoon al in 2004 op ruim 4 per 4 weken lag. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat de eerste inkorting van de WW (in 2003), de oorzaak is, want een aanzienlijk deel van de WW’ers uit 2004 (42%) viel nog onder de oude regels. Er zijn aparte cijfers over 2004 mogelijk, omdat er voldoende waarnemingen zijn voor dat jaar door de hoge werkloosheid toen.

Een recent onderzoek vond overigens dat een lagere salariseis de werkhervattingskans van werklozen niet vergrootte (Vlasblom en Schippers 2019).