8 / 15
Neemt een leven lang leren onder werkenden toe?
Door toenemende globalisering, robotisering en tal van technologische ontwikkelingen verandert de arbeidsmarkt. Een leven lang leren is nodig om bij te blijven met de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Het verhogen van de scholingsdeelname van werkenden is dan ook al jaren speerpunt van opeenvolgende kabinetten (TK 2014/2015; TK 2017/2018). Tot een daadwerkelijke verhoging heeft dit echter nog niet geleid. 4 op de 10 werkenden hadden in 2017-2018 een opleiding of een cursus gevolgd; evenveel als in de jaren ervoor. De scholingsdeelname van 55-plussers en vrouwelijke zelfstandigen is wel toegenomen. Bij middelbaar opgeleiden en vrouwen in loondienst nam die juist wat af. Meestal wordt de scholing volledig door de werkgever betaald. Vooral werknemers met een sterke positie op de arbeidsmarkt (vast contract, voltijd dienstverband) volgen scholing vaak op kosten van de werkgever.
Aandeel werkenden dat scholing volgt, neemt niet toe
Vergeleken met andere EU-landen ligt de scholingsdeelname in Nederland relatief hoog (Maslowski 2019). Figuur 1 geeft cijfers voor Nederland, uitgesplitst naar werkenden (dat zijn werknemers en zelfstandigen samen) en niet-werkenden. Van de werkenden uit 2018 had 39% in de 2 jaar voorafgaand aan de meting scholing gevolgd. Het ging daarbij om opleidingen of cursussen die van belang zijn voor hun werk of beroep, dus niet om cursussen die men puur uit hobby of interesse heeft gevolgd. Het aandeel dat dit in 2017-2018 heeft gedaan, week niet af van dat in voorafgaande jaren, met uitzondering van 2003-2004: toen lag dit aandeel 6 procentpunten hoger. Werkenden scholen zich vaker dan werkzoekenden, en die doen dat weer vaker dan niet-werkenden die geen werk zoeken.
Figuur 1Scholingsdeelname
aPersonen van 25-65 jaar in peiljaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers, evenals de 25-minners, om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.
Bron:SCP (AAP’04-’18)
Scholingsdeelname jonge werkenden afgenomen
Oudere werkenden (55-plussers) volgen minder vaak scholing dan jongere werkenden. Dit verschil wordt wel kleiner. In de jongste leeftijdscategorie nam het aandeel dat zich heeft bijgeschoold af, terwijl dit bij de 55-plussers juist is toegenomen: in 2018 had 1 op de 3 oudere werkenden een opleiding of cursus gevolgd. Dat zijn er significant meer dan in 2004 en 2006, en nog maar iets minder dan jongere werkenden. Mogelijk speelt de verhoging van de gemiddelde pensioenleeftijd hierbij mee. Oudere werkenden hebben daardoor meer werkzame jaren voor de boeg dan in 2004. Dat maakt scholing voor henzelf én (als ze in loondienst werken) voor hun werkgever meer lonend. De scholingsdeelname van ouderen groeide dan ook vanaf 2007-2008, toen de leeftijd waarop mensen stoppen met werken begon te stijgen.
Figuur 2Scholingsdeelname van werkenden
aPersonen van 25-65 jaar in peiljaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers, evenals de 25-minners, om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.
Bron:SCP (AAP’04-’18)
Scholingsdeelname zelfstandigen toegenomen
In 2004 had minder dan 1 op de 3 zelfstandigen zich in de voorafgaande 2 jaren laten scholen; dat was beduidend minder vaak dan werkenden in loondienst. Sindsdien is het aandeel zelfstandigen dat scholing volgt toegenomen, terwijl dit bij werkenden in loondienst juist is afgenomen. Vooral vrouwen in loondienst scholen in 2018 minder dan in 2004, terwijl dit bij vrouwen met een eigen bedrijf juist toenam. Dit laatste hangt samen met een veranderde samenstelling van de groep vrouwelijke zelfstandigen. Vergeleken met de beginjaren 2004-2006 waren vrouwelijke zelfstandigen in 2017-2018 vaker werkzaam in de zakelijke dienstverlening (een stijging van 15% naar 26%) en de sector zorg en welzijn (van 22% naar 28%); dit zijn sectoren waar relatief veel geschoold wordt. Ook het opleidingsniveau van vrouwelijke zelfstandigen is gestegen (39% was hoogopgeleid in 2004-2006, in 2016-2018 was dat toegenomen tot 58%) en ook dat hangt samen met een hogere scholingsgraad. Waarom de scholingsdeelname van vrouwen in loondienst is afgenomen, is niet duidelijk.
Verschillen tussen opleidingsniveaus blijft groot
Laagopgeleide werkenden scholen zich minder vaak dan hogeropgeleiden. Het verschil komt onder andere doordat hoogopgeleiden vaker zelf het initiatief nemen tot scholing (Künn-Nelen et al. 2018). Mogelijk zijn ook werkgevers minder geneigd om te investeren in scholing van laagopgeleiden; diverse onderzoeken daarover spreken elkaar tegen (Desjardins 2017; Künn-Nelen et al. 2018). Deze ongelijke toegang tot een leven lang leren tussen hoog- en laagopgeleiden blijkt een belemmering voor economische groei (Cabus 2019) en vermindert mogelijk ook de kansen van laagopgeleiden op de arbeidsmarkt. De overheid zou dan ook graag zien dat lageropgeleiden vaker deelnemen aan scholing (TK 2017/2018). Vooralsnog is dat niet het geval. In 2017-2018 heeft 28% van de laagopgeleide werkenden een opleiding of cursus gevolgd, evenveel als in voorgaande jaren. Bij werkenden met een diploma op middelbaar niveau was dit aandeel zelfs lager dan in de periode 2004-2012. Hoogopgeleide werknemers of zelfstandigen scholen het vaakst: in 2017-2018 evenals in de meeste voorgaande meetjaren ongeveer de helft. Het verschil tussen laag- en hoogopgeleiden is dus niet afgenomen. Laagopgeleiden blijken het nut van om- en bijscholing minder in te zien en zich meer te laten afschrikken door de kosten van scholing dan hogeropgeleiden (Cabus 2019).
Scholing meest gangbaar in onderwijs, overheid, en zorg en welzijn
Er is een duidelijk verschil tussen sectoren wat betreft het aandeel werkenden dat een opleiding of cursus heeft gevolgd. Van de mensen die werkzaam zijn in het onderwijs, bij de overheid of in de sector zorg en welzijn had in 2017-2018 ongeveer de helft een cursus of opleiding gevolgd. In de handel/horeca/landbouw/industrie/reparatie deed net 1 op de 5 dat. In geen enkele sector nam de scholingsdeelname significant toe tussen 2003-2004 en 2017-2018 (zie bijlage B).
Het verschil in scholingsniveau tussen de sectoren hangt onder andere samen met het gemiddelde opleidingsniveau van werkenden. In sectoren waar het scholingsaandeel hoog is, is ook het gemiddelde opleidingsniveau relatief hoog. Ook de mate waarin het werk verandert, lijkt van belang. Uit een tweejaarlijks SCP-onderzoek onder werkgevers blijkt dat werkgevers in de zakelijke dienstverlening, bij de overheid en vooral in het onderwijs veel vaker dan in andere sectoren zeggen dat de kennis en vaardigheden die mensen in hun organisatie nodig hebben snel veranderen. Ten slotte zal meespelen dat voor bijvoorbeeld mensen met een medisch beroep regelmatige bijscholing verplicht is om hun registratie te behouden.
Figuur 3Scholingsdeelname van werkenden naar bedrijfssector
aPersonen van 25-65 jaar in 2018. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers, evenals de 25-minners, om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.
Bron:SCP (AAP’18)
In sommige sectoren volgen vrouwen minder vaak scholing dan mannen
Vrouwen zijn veel vaker dan mannen werkzaam in het onderwijs en in de sector zorg en welzijn. In deze sectoren is de scholingsdeelname relatief hoog. Toch volgen vrouwen gemiddeld niet meer scholing dan mannen. Dat komt doordat zij binnen een aantal sectoren minder vaak een opleiding of cursus hebben gevolgd dan hun mannelijke collega’s. Zo had in de sector zorg en welzijn 57% van de mannen in 2015-2018 scholing gevolgd, tegenover 45% van de vrouwen. Ook vrouwen werkzaam in de landbouw/ industrie, de bouw en de transportsector hebben in die periode minder vaak cursussen of opleidingen gevolgd dan hun mannelijke collega’s (zie bijlage B). Als we rekening houden met de (ongelijke) verdeling van vrouwen en mannen over de sectoren, hun leeftijd, opleidingsniveau en arbeidsduur, zien we dat vrouwen significant minder vaak een cursus of opleiding hebben gevolgd dan mannen.
Werknemers in grote vestigingen hebben vaker opleiding gevolgd
Werknemers in grotere bedrijfsvestigingen hebben vaker scholing gevolgd dan werkenden in kleinere bedrijven of vestigingen. Mogelijk heeft dat te maken met de kosten. Grote bedrijven maken vaker gebruik van subsidieregelingen voor scholing (zie https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-werkgevers-editie-2/investeren-werkgevers-in-scholing-van-werknemers/). Werknemers in kleine vestigingen scholen inderdaad wat vaker op eigen kosten (21%, tegenover minder dan 10% in de grotere vestigingen. Ook hangt het samen met de sector. Kleine vestigingen vinden we vooral in de bouw, de handel/horeca en reparatie en de overige dienstverlening, sectoren waar de scholingsgraad relatief laag is. Grote vestigingen vinden we relatief vaak bij de overheid en in de sector zorg en welzijn, waar de scholingsgraad relatief hoog is. Het verschil in aandeel scholenden tussen kleine en grote vestigingen is kleiner, maar nog steeds significant als we corrigeren voor sector.
Figuur 4Scholingsdeelname van werknemers in loondienst naar grootte bedrijfsvestiging
aPersonen van 25-65 jaar in peiljaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers, evenals de 25-minners, om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.
Bron:SCP (AAP’18)
Scholing meestal volledig op kosten van werkgever
Werkgevers blijken een hoge prioriteit te geven aan de scholing van hun werknemers (zie https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-werkgevers-editie-2/investeren-werkgevers-in-scholing-van-werknemers/), en vaak (een deel van) de kosten hiervan voor hun rekening te nemen. Van de werknemers in loondienst die in 2017-2018 een opleiding of cursus hebben gevolgd, nam hun werkgever in 4 van de 5 gevallen de volledige kosten daarvan voor hun rekening, even vaak als in voorgaande jaren. Vooral werknemers in vaste dienst, voltijds werkenden en 55-plussers hoefden vaak geen eigen geld in hun scholing te steken (zie bijlage B). Mensen werkzaam in kleine vestigingen (1-20 medewerkers) deden dat relatief vaak wel. Overigens blijken de kosten van een opleiding niet de belangrijkste reden voor werknemers om af te zien van een opleiding. Veel vaker deden ze dat omdat ze daar vanwege drukte thuis of op het werk geen tijd voor hadden (Maslowski 2019). In 2015-2016 bleek dat werknemers in vaste dienst en 55-plussers ook relatief vaak hun scholing volledig in werktijd kunnen volgen. Mensen in het onderwijs daarentegen steken relatief vaak eigen tijd in hun bij- of nascholing (zie bijlage B).
Wilt u meer weten?
Meer lezen over scholingsdeelname werkenden: Maslowski, R., m.m.v. R. Vogels (2019). Grenzen aan een leven lang leren. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Meer lezen over belang dat werkgevers hechten aan scholing: https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-werkgevers-editie-2/investeren-werkgevers-in-scholing-van-werknemers/
Literatuur
Cabus, S. (2019). Toegang tot leven lang leren versnelt economische groei. In: ESB, jg. 104, nr. 4770, p. 130-133.
Desjardins, R. (2017). Political economy of adult learning systems; comparative study of strategies, policies and constraints. New York: Bloomsbury Publishing.
Künn-Nelen, A., D. Poulissen, P. van Eldert, D. Fouarge en A. de Grip (2018). Leren onder werkenden met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) (ROA Rapport 2018/5).
Maslowski, R., m.m.v. R. Vogels (2019). Grenzen aan een leven lang leren. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
TK (2014/2015). Leven lang leren.Kamerbrief van de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Tweede Kamer, vergaderjaar 2014/2014, 30012, nr. 41.
TK (2017/2018). Vertrouwen in de toekomst. Regeerakkoord 2017-2021 VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. 10 oktober 2017.
Deze kaart citeren
Portegijs, W.J. (2020). Neemt een leven lang leren onder werkenden toe?. In: Arbeidsmarkt in kaart: Wel- en niet-werkenden – editie 2. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-wel-en-niet-werkenden-editie-2/neemt-een-leven-lang-leren-onder-werkenden-toe.
Informatie noten
Deze afname blijft significant als gecorrigeerd wordt voor dienstverband (vaker tijdelijk), sekse, opleidingsniveau, omvang arbeidsduur, sector en vestigingsgrootte. Het is onduidelijk wat de afname van scholing bij de jongeren verklaart.
Dit verschil verdwijnt helemaal als rekening wordt gehouden met andere factoren, zoals het lagere opleidingsniveau van ouderen (zie ook Künn-Nelen et. al 2018).
Deze verschuiving komt overigens niet doordat vrouwen in 2014-2016 vaker in deze sectoren werkten. Dat deden zij nog evenveel als in 2004-2006, zij deden dit echter vaker als zelfstandige (zie bijlage B). Mannen werkzaam in de zakelijke dienstverlening en het onderwijs deden dat in 2016-2018 net als de vrouwen ook vaker als zelfstandige, maar ook nam het aandeel dat als zelfstandige in de landbouw/industrie, de bouwnijverheid en de handel/horeca/reparatie werkzaam was toe.
De verdeling over sectoren is niet veranderd: ze zijn wel iets ouder, maar ook hogeropgeleid dan in de eerste meetjaren. En ook als we hiermee rekening houden, blijft staan dat ze in 2016-2018 significant minder vaak een cursus of opleiding hebben gevolgd dan in 2004-2006.
In 2018 werkte 49% van de vrouwen en 15% van de mannen in een van deze twee sectoren.
Twee meetjaren samengenomen vanwege kleine aantallen.