7 / 9
Zorgen werkenden vaker voor hulpbehoevende naasten?
De overheid wil graag dat meer mensen een hulpbehoevende naaste helpen. Het aandeel werkenden dat zulke zorg geeft, bleef tussen 2012 en 2016 vrijwel gelijk. In de jaren daarvoor werd deze groep steeds groter, maar de groei is tot stilstand gekomen. Wel geeft een steeds groter deel van de werkende mantelzorgers langdurig hulp.
Wat verstaan we in deze kaart onder zorg voor hulpbehoevende naasten?
Een bejaarde ouder helpen met het huishouden. Een ziek familielid verzorgen. Zulke hulp noemen we ook wel mantelzorg: zorg voor zieke of hulpbehoevende naasten. De cijfers over het aantal mantelzorgers in Nederland lopen uiteen, omdat er verschillende afbakeningen van het begrip bestaan. In dit onderzoek gaat het om onbetaalde hulp bij persoonlijke verzorging en/of huishoudelijke taken aan naasten die ziek, gehandicapt en/of oud zijn.
Veel werkende mantelzorgers zorgen al lange tijd voor een naaste
Deze kaart laat zien welk deel van de werkenden (dat zijn werknemers en zelfstandigen samen) tijd besteedt aan de hiervoor gedefinieerde vorm van hulp. In 2016 deed 17% van de werkenden dat (zie figuur 1). In iets meer dan de helft van de gevallen was de ontvanger ervan een vader of moeder (zie figuur 3). Vaak zorgen werkende mantelzorgers een beperkt aantal uren per week, maar doen ze dat al wel een lange tijd. In 2016 hielp zo’n twee derde van hen 4 uur of minder per week (zie figuur hieronder). Eveneens ongeveer twee derde deel gaf 2 jaar eerder ook al zorg (zie figuur 2).
Figuur 1Mantelzorgers onder werkenden
aWerkenden van 16-64 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
Bron:SCP (AAP’04-’16)
Figuur 2Mantelzorgers onder werkenden
aWerkenden van 16-64 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
bWe leidden uit hun antwoorden bij de vorige meting af of mensen minstens 2 jaar mantelzorger zijn.
Bron:SCP (AAP’04-’16)
Groei aandeel mantelzorgers stokte na 2012; wel steeds vaker langdurig hulp
Het aantal mantelzorgers onder werkenden was in de jaren 2012-2016 vrijwel constant: rond de 17% à 18%. Daarmee kwam de groei uit de jaren ervoor tot stilstand: tussen 2004 en 2012 steeg het aandeel dat een naaste helpt nog van 13% naar 17%.
Het aandeel dat langdurig helpt, bleef wel toenemen. In 2006 gaf bijna de helft van de werkende mantelzorgers 2 jaar eerder ook al hulp, in 2016 was dat inmiddels ongeveer twee derde (zie figuur 2).
Figuur 3Aan wie geven werkende mantelzorgers hulp?
aWerkenden van 16-64 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
bSommige werkende mantelzorgers helpen meerdere naasten. De cijfers in de figuur tellen daarom op tot meer dan 100%.
Bron:SCP (AAP’16)
Vermoedelijk meerdere oorzaken voor stijging mantelzorg
De toename van het aandeel werkenden met mantelzorgtaken tussen 2004 en 2012 had waarschijnlijk meer dan één oorzaak. Deels ligt de toename aan de gewijzigde samenstelling van de populatie werkenden. Er zijn nu meer ouderen en vrouwen met betaald werk dan aan het begin van deze eeuw, en die geven vaker dan gemiddeld mantelzorg. Andere mogelijke verklaringen zijn de gekrompen omvang van gezinnen (waardoor er minder broers of zussen zijn die een zieke ouder kunnen helpen), het feit dat ouderen langer dan vroeger thuis blijven wonen, de langere levensduur bij verschillende ziekten door medische vooruitgang, en overheidsmaatregelen om mantelzorg te bevorderen (Josten en De Boer 2015a). Mogelijk heeft een deel van deze factoren, zoals langer thuis wonen en een langere levensduur, ook de langdurige hulp doen groeien.
Na 2012 steeg het aandeel ouderen onder werkenden niet meer zo sterk als ervoor (CBS 2019). Misschien is dat een van de oorzaken waardoor het aandeel mantelzorgers onder werkenden toen niet meer groeide.
Sinds 2015 nieuwe overheidsmaatregel om mantelzorg te bevorderen
De overheid wil graag dat burgers zieke of hulpbehoevende naasten helpen. Ze hoopt dat dat de groei van de uitgaven aan professionele zorg beperkt en de samenhang in de maatschappij vergroot. Daarom heeft de overheid de afgelopen jaren verschillende maatregelen genomen om mantelzorg te bevorderen. In 2015 deed ze dat opnieuw, toen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) werd gewijzigd, die de ondersteuning van gemeenten aan inwoners met een beperking regelt. Voortaan moeten gemeenten eerst nagaan welke hulp naasten kunnen bieden voordat zij maatwerkvoorzieningen toekennen aan mensen met een beperking.
De cijfers in deze publicatie laten geen uitspraak toe over het effect van deze maatregel. Daarvoor zouden we moeten weten hoeveel mantelzorgers er waren geweest zonder wijziging van de Wmo. Wel is te zien of hun aantal toenam na invoering. In het eerste jaar na de herziening (2016) lag het aandeel mantelzorgers onder werkenden niet hoger dan ervoor (zie figuur 1). Onder alle 18-plussers (werkend, werkloos, gepensioneerd, enzovoort) steeg het aandeel dat helpt tussen 2014 en 2016 evenmin (De Klerk 2017).
Wilt u meer weten?
Zie voor de kwaliteit van leven van werkende mantelzorgers de publicatie Werk en mantelzorg.
Zie voor arbeidsduurinkorting en verzuim onder werkende mantelzorgers de publicatie Concurrentie tussen mantelzorg en betaald werk.
Literatuur
CBS (2016). Een op zeven mantelzorgers vindt zichzelf zwaarbelast. Geraadpleegd op 2 april 2019 via https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/45/een-op-zeven-mantelzorgers-vindt-zichzelf-zwaarbelast.
CBS (2019). Arbeidsdeelname; kerncijfers. Geraadpleegd op 28 februari 2019 via https://opendata.cbs.nl/statline.
Josten, E., en A. de Boer (2015a). Concurrentie tussen mantelzorg en betaald werk. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Josten, E., en A. de Boer (2015b). Mantelzorg en betaald werk bij vrouwen en mannen. In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jg. 31, nr. 4, p. 414-429.
Klerk, M. de (2017). Aantal informele helpers en verschillen in het geven van hulp. In: M. de Klerk, A. de Boer, I. Plaisier en P. Schyns (red.), Voor elkaar? Stand van de informele hulp in 2016 (p. 31-56). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Klerk, M. de, en A. de Boer (2017). Informele hulp in 2016. In: M. de Klerk, A. de Boer, I. Plaisier en P. Schyns (red.), Voor elkaar? Stand van de informele hulp in 2016 (p. 24-30). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Deze kaart citeren
Josten, E. (2019). Zorgen werkenden vaker voor hulpbehoevende naasten?. In: Arbeidsmarkt in kaart : Wel- en niet-werkenden – editie 1. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-wel-en-niet-werkenden-1/zorgen-werkenden-vaker-voor-hulpbehoevende-naasten.
Informatie noten
Er zijn verschillende definities van mantelzorg in omloop, die elk een ander aantal mantelzorgers opleveren. De gemene deler ervan is dat het gaat om zorg voor naasten die hulpbehoevend zijn (zie bv. CBS 2016; De Klerk en De Boer 2017). In dit onderzoek is gemeten of iemand mantelzorger is met de vraag: ‘Besteedt u een deel van uw tijd aan onbetaalde zorg voor hulpbehoevende personen in uw naaste omgeving? (Het gaat om hulp bij de persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken in verband met ziekte, handicap of ouderdom van familieleden, vrienden, buren en kennissen. De zorg voor gezonde kinderen blijft buiten beschouwing.)’
Dat veel werkenden een vader of moeder helpen, ligt voor de hand. Zeker 45-plussers hebben vaak een nog levende, maar al wat oudere vader of moeder. Die zal eerder kampen met gezondheidsproblemen dan bijvoorbeeld een partner of kind (Josten en De Boer 2015b). Schoonouders zullen door hun hogere leeftijd ook bovengemiddeld vaak gezondheidsklachten hebben, maar meestal hulp van een eigen kind ontvangen.
Werkende vrouwen zijn vaker mantelzorger dan werkende mannen (zie figuur 1). Dat komt vooral doordat dochters vaker dan zonen voor een ouder zorgen: 12% van de werkende vrouwen geeft hulp aan een vader of moeder tegen 7% van de werkende mannen.
Het aandeel werkenden dat mantelzorg geeft, was in 2016 significant hoger dan in 2004-2010 (p = 0,05). Er is geen significant verschil met 2012 en 2014.
Tussen 2004 en 2012 steeg het aantal mantelzorgers onder werkenden van 12,5% naar 17%, dus met 4,5 procentpunten. Bijna 1 procentpunt daarvan is te verklaren door het gestegen aantal ouderen en vrouwen onder werkenden.
De groei van de langdurige hulp ligt voor maar een heel klein deel aan de veranderde samenstelling van de populatie werkenden. Tussen 2006 en 2016 steeg het aandeel langdurig helpenden onder werkende mantelzorgers van 47% naar 65%, dus met 18 procentpunten. Slechts 1 procentpunt daarvan is te verklaren door het toegenomen aandeel ouderen en vrouwen onder werkende mantelzorgers.
Zie voor een beknopt overzicht van het overheidsbeleid tot en met 2012 het rapport Concurrentie tussen mantelzorg en betaald werk, paragraaf 1.1.