5 / 9
Scholing: in wiens tijd en op wiens kosten?
In 2015/’16 volgde 4 op de 10 werkenden enige vorm van scholing, ongeveer evenveel als in de jaren ervoor. Meestal ging het om een (of meer) cursussen. Bijna driekwart deed dat geheel of deels in werktijd, dus ‘in de tijd van de baas’. De kosten nam de werkgever nog vaker voor zijn rekening. Werkgevers faciliteren de gevolgde scholing dus meestal. Dat doen ze iets vaker dan gemiddeld voor oudere werknemers, mannelijke werknemers en voor werknemers met een vast contract.
Helft van de werkenden die aan scholing deed, volgde 2 of meer trajecten
Zo’n 40% van de werkenden uit 2016 (dat zijn werknemers en zelfstandigen samen) had de voorafgaande 2 jaren enige vorm van scholing gevolgd. De helft van hen deed mee aan 1 opleiding of cursus. Een kwart volgde 2 verschillende trajecten en nog een kwart 3 of meer. In de metingen daarvoor was dat ook zo. Laagopgeleiden en ouderen volgden minder vaak scholing dan hoogopgeleiden en jongeren (zie Hebben werkenden behoefte aan scholing?). Maar áls ze dat deden, dan was het aantal gevolgde cursussen/opleidingen even groot als dat van anderen. Ook verschilde het aantal scholingsactiviteiten niet tussen vrouwen en mannen, sectoren, en mensen in loondienst of zelfstandigen. Voor zover er verschillen tussen groepen waren, betrof het verschillen in het aandeel dat scholing volgt, en niet het aantal gevolgde activiteiten van degenen die aan scholing deden.
In het vervolg van deze kaart richten we ons op de opleiding of cursus die mensen als eerste hebben genoemd bij de vraag naar hun scholingsdeelname. Voor de meesten bleek dit de enige of de meest intensieve scholing die ze hebben gevolgd. Vrijwel iedereen had deze eerstgenoemde opleiding afgerond of was daar nog mee bezig. Slechts 2% was voortijdig gestopt.
Meest gevolgde scholing: cursus
Meestal betrof het volgens eigen zeggen een cursus. Volgens driekwart van de cursisten besloeg deze een aantal dagen (gemiddeld 4). Dat gold ook voor de dagopleiding; ook dit betrof volgens 3 op de 4 deelnemers een traject van een aantal (gemiddeld 4) dagen. Zo’n 1 op de 10 werkenden volgde een deeltijdopleiding of een werkendlerentraject. Volgens de overgrote meerderheid van de deelnemers aan zo’n opleiding ging het om een scholingstraject van maanden (gemiddeld 10) of zelfs jaren (gemiddeld 2).
Figuur 1Scholingsdeelname naar type opleiding
aWerkenden van 25-64 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers. De 25-minners zijn niet meegerekend om ook mensen die de twee jaren ervoor nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.
Bron:SCP (AAP’04-’16)
Wat het type scholing betreft, zien we geen verschil tussen deelnemers met een hoog of lager opleidingsniveau. Laagopgeleiden namen minder vaak deel aan scholing dan hogeropgeleiden (zie Hebben werkenden behoefte aan scholing?), maar als ze dat doen, ging het bij hen – net als bij de hoogopgeleiden – in 1 op de 5 gevallen om een deeltijdopleiding of een (in elk geval wat betreft doorlooptijd) vergelijkbaar werkendlerentraject. Ook leeftijd of sekse maakte geen verschil.
Meeste werknemers volgden hun scholing (deels) in werktijd
Het vervolg van deze kaart gaat over de grootste groep werkenden: de werknemers in loondienst. Aan hen is gevraagd in hoeverre hun werkgever scholingsdeelname faciliteert. Dat kan deze doen door tijd en/of geld daarvoor ter beschikking te stellen. Meestal blijkt dat het geval. Van de werknemers die in 2015/’16 scholing volgden, deed driekwart dat geheel of deels in werktijd. Dat is iets hoger dan in 2003/’06.
Figuur 2Volgde scholing (deels) in werktijd
aWerknemers van 25-64 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers. De 25-minners zijn niet meegerekend om ook mensen die de twee jaren ervoor nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.
Bron:SCP (AAP’04-’16)
Werknemers zonder vast contract volgen vaak in eigen tijd scholing
Werkgevers blijken minder bereid om in scholing van tijdelijk personeel te investeren (Künn-Nelen et al. 2018). Zij krijgen minder vaak de ruimte om hun opleiding (deels) in werktijd te doen. Van de werknemers met een vast contract die in 2015/’16 een opleiding of cursus volgden, deden 4 op de 5 dat (deels) in werktijd. Werknemers met een tijdelijk contract die in 2015/’16 scholing volgden, deden dat vaker buiten werktijd, zeker degenen zonder perspectief op een vaste aanstelling. Dat gold in nog sterkere mate voor de werknemers die bij de vraag naar het type contract voor de optie ‘anders’ hebben gekozen. Voor zover deze werknemers (waarschijnlijk met bijvoorbeeld een oproepcontract of werkzaam via een uitzendbureau) scholing hadden gevolgd, deden 6 op de 10 dat volledig in eigen tijd (cijfers 2014/’16).
Figuur 3Volgde scholing (deels) in werktijd
aWerknemers van 25-64 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegeteld in de cijfers. De 25-minners zijn niet meegerekend om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.
Bron:SCP (AAP’16)
Hoogopgeleide en oudere werknemers volgen relatief vaak scholing in tijd van de baas
Van de laagopgeleide werknemers die in 2015/’16 een opleiding of cursus volgden, deed 68% dat (deels) in werktijd. Onder middelbaar en hogeropgeleide deelnemers lag dit aandeel iets hoger (resp. 72% en 77%) (zie ook Maslowski 2019). Ook leeftijd maakte uit. Van de 55-plussers die een opleiding of cursus volgden, deden 4 op de 5 dat geheel of deels in werktijd, tegenover 2 op de 3 jongere werknemers (zie bijlage).
Vrouwelijke werknemers volgen vaker scholing in eigen tijd
Vrouwen in loondienst die een opleiding hadden gevolgd, bleken die in 2015/’16, evenals in de jaren ervoor, vaker geheel in eigen tijd te hebben gevolgd dan mannen. Dat klinkt logisch, omdat mannen doorgaans een voltijdsbaan hebben en daardoor minder vrije tijd hebben om aan scholing te besteden. Werknemers met een deeltijdbaan – doorgaans vrouwen – die een opleiding/cursus volgden, deden dat inderdaad vaker in eigen tijd dan degenen met een voltijds baan (resp. 32% en 22%). Echter, ook voltijds werkende vrouwen die in 2015/’16 een cursus of opleiding hadden gevolgd, deden dat vaker dan mannen in hun eigen tijd. Ook als we corrigeren voor opleidingsniveau, leeftijd en sector blijft dit sekseverschil bestaan (zie bijlage). Het is onduidelijk waarom vrouwelijke werknemers, als ze scholing volgen, dat minder vaak dan mannen (deels) in werktijd doen.
Werknemers in overheidsdienst volgen het vaakst (deels) in werktijd scholing
Werknemers bij de overheid volgden relatief vaak een opleiding of cursus (zie Hebben werkenden behoefte aan scholing?). Bovendien blijken ze dat vrijwel altijd geheel of gedeeltelijk in werktijd te doen. Slechts 7% van de mensen die in dienst zijn bij de overheid en scholing hadden gevolgd, deed dat volledig in eigen tijd. Deelnemers aan scholing uit de sectoren onderwijs en handel/horeca/reparatie deden dat juist relatief vaak buiten werktijd. De scholingsgraad in het onderwijs was in 2015/’16 hoog (zelfs nog wat hoger dan bij de overheid), in de sector handel, horeca en reparatie juist het laagst van alle sectoren. Dit suggereert dat het al dan niet ruimte krijgen van de werkgever om scholing (deels) in werktijd te doen geen verklaring biedt voor verschillen in scholingsdeelname tussen sectoren.
Werkgever betaalt meestal de kosten
Bij 84% van de werknemers die in 2015/’16 een opleiding volgden, nam de werkgever de kosten van die opleiding volledig voor zijn/haar rekening. In nog eens 5% van de gevallen deelden werkgever en werknemer de kosten. Een enkeling kreeg de kosten vergoed door een andere instantie (UWV, sociale dienst, studiebeurs of anders). Blijft over 9% die de kosten van de opleiding zelf heeft betaald. In de voorgaande jaren is het beeld vrijwel identiek: de meeste opleidingen worden betaald door de werkgever, slechts een heel klein deel van de werknemers draagt de kosten zelf. Ook wat de kosten betreft krijgen oudere werknemers, mannen en werknemers in vaste dienst die vaker geheel of gedeeltelijk door de werkgever vergoed dan anderen (zie bijlage).
Figuur 4Door wie is opleiding/cursus betaald?
aWerknemers van 25-64 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers. De 25-minners zijn niet meegerekend om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.
Bron:SCP (AAP’04-’16)
Literatuur
Künn-Nelen, A., D. Poulissen, P. van Eldert, D. Fouarge en A. de Grip (2018). Leren onder werkenden met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) (ROA Rapport 2018/5).
Maslowski, R., m.m.v. R. Vogels (2019). Grenzen aan een leven lang leren. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Deze kaart citeren
Portegijs, W. (2019). Scholing: in wiens tijd en op wiens kosten?. In: Arbeidsmarkt in kaart : Wel- en niet-werkenden – editie 1. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-wel-en-niet-werkenden-1/scholing-in-wiens-tijd-en-op-wiens-kosten.
Informatie noten
Voor de helft van de deelnemers aan scholing was dit de enige opleiding. De andere helft bleek, op enkele uitzonderingen na, het wat betreft doorlooptijd en tijdsinvestering per week meest intensieve traject als eerste te hebben opgegeven.
De respondenten konden zelf aangeven om wat voor soort opleiding het ging. Ze konden kiezen uit de volgende opties: dagopleiding, deeltijdopleiding, een werkendlerentraject of een cursus.
Deelnemers aan scholing konden de duur van de opleiding naar keuze aangeven in dagen, weken, maanden of jaren. Deelnemers die ervoor kozen de duur in weken, maanden of jaren aan te geven, doelen daarbij waarschijnlijk op de doorlooptijd.
Uit deze relatief bescheiden tijdsinvestering blijkt dat het hier niet ging om voltijds dagopleidingen. Waarschijnlijk hebben de respondenten, allemaal werkend, voor deze typering gekozen als de scholing naar hun gevoel meer inhield dan een cursus, en overdag plaatsvond.
Jaren samengevoegd in verband met kleine aantallen.
Van de voltijds werkende vrouwen in loondienst die een cursus/opleiding hebben gevolgd, deed 32% dat volledig in eigen tijd, tegenover 19% van de voltijds werkende mannen.