Arbeidsmarkt in kaart Wel‍-‍ ‍en niet‍-‍werkenden –‍ editie 1

4 / 9

Neemt een leven lang leren onder werkenden toe?

Auteur: Wil Portegijs

‘Scholing’ is al decennialang het toverwoord als het gaat over modernisering van de arbeidsmarkt. Een leven lang leren is nodig om bij te blijven met de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. In 2016 zeiden 4 op de 10 werkenden recent een opleiding of een cursus te hebben gevolgd; evenveel als in de jaren ervoor. Van de toename die de overheid beoogt, was dus geen sprake. Werkenden met een zwakke positie op de arbeidsmarkt (lageropgeleiden, tijdelijke aanstelling, 55-plussers) nemen relatief weinig deel aan scholing. De scholingsdeelname van oudere werkenden is wel toegenomen, maar die van lageropgeleiden en tijdelijk personeel niet.

Aandeel werkenden dat scholing volgt neemt niet toe

Vergeleken met andere EU-landen ligt de scholingsdeelname in Nederland relatief hoog (Maslowski 2019). De figuur hieronder geeft cijfers voor Nederland, uitgesplitst naar werkenden (dat zijn werknemers en zelfstandigen samen) en niet-werkenden. Van de werkenden uit 2016 had 40% in de voorafgaande 2 jaren scholing gevolgd. Het ging daarbij om opleidingen of cursussen die van belang zijn voor hun werk of beroep, dus niet om cursussen die men puur uit hobby of interesse heeft gevolgd. Het aandeel dat dit in 2015/’16 heeft gedaan, week niet af van dat in voorafgaande jaren, met uitzondering van 2003/’04: toen lag dit aandeel 5 procentpunten hoger. Werkenden scholen zich vaker dan werkzoekenden, en die doen dat weer vaker dan niet-werkenden die geen werk zoeken.

Figuur 1Scholingsdeelname

aPersonen van 25-64 jaar in peiljaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers. De 25-minners zijn niet meegerekend om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.

Bron:SCP (AAP’04-’16)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Wel toename bij oudere werkenden

Jonge werkenden volgden vaker een opleiding of cursus dan oudere. Deze verschillen namen wel af: in de jongere leeftijdscategorieën nam het aandeel dat zich heeft bijgeschoold niet toe of zelfs iets af, bij de 55-plussers is wel sprake van een stijging: in 2016 had 1 op de 3 oudere werkenden een opleiding of cursus gevolgd. Dat zijn er significant meer dan in 2004 en 2006, en nog maar iets minder dan jongere werkenden (zie ook Künn-Nelen et. al 2018). Ongetwijfeld speelt de verhoging van de gemiddelde pensioenleeftijd hierbij mee. Oudere werkenden hebben daardoor meer werkzame jaren voor de boeg dan in 2004. Dat maakt scholing voor henzelf én (als ze in loondienst werken) voor hun werkgever meer lonend. De scholingsdeelname van ouderen groeide dan ook vanaf 2007/’08, toen de leeftijd waarop mensen stoppen met werken begon te stijgen. Ook het gestegen opleidingsniveau van oudere werkenden verklaart een deel van de toename.

Figuur 2Scholingsdeelname van werkenden

aWerkenden van 25-64 jaar in peiljaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers. De 25-minners zijn niet meegerekend om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.

Bron:SCP (AAP’04-’16)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Werknemers met vast contract scholen zich het vaakst

Werknemers met een vast contract scholen zich even vaak als werknemers die een tijdelijk contract met uitzicht op een vaste aanstelling hebben. Tijdelijke krachten zonder perspectief op een vast contract volgen daarna (43% versus 37%, gemiddelde over 2004-2016). Werknemers die bij de vraag naar hun dienstverband hebben gekozen voor de optie ‘anders’ nemen het minst vaak deel aan scholing (24%). Vermoedelijk zijn dit onder andere mensen met een oproep- of nulurencontract, of die werkzaam zijn via een uitzendbureau. De scholingsdeelname van deze groep ligt de laatste meetjaren (2012-2016) niet hoger dan in de beginjaren (2004-2008). Dat geldt ook voor werkenden met een tijdelijk contract.

Scholingsdeelname zelfstandigen toegenomen

In 2004 had minder dan 1 op de 3 zelfstandigen zich in de voorafgaande 2 jaren laten scholen; dat is beduidend minder vaak dan werkenden in loondienst. Sindsdien is het aandeel zelfstandigen dat scholing volgt sterk toegenomen en was hun aandeel in 2016 vergelijkbaar met dat onder werknemers. Vooral bij vrouwen blijkt sprake van een flinke stijging. Dit hangt samen met een veranderde samenstelling van de groep vrouwelijke zelfstandigen. Vergeleken met de beginjaren 2004/’06 waren vrouwelijke zelfstandigen in 2014/’16 vaker werkzaam in de zakelijke dienstverlening (een stijging van 15% naar 27%) en de sector zorg en welzijn (van 22% naar 30%); dit zijn sectoren waar relatief veel geschoold wordt.

Verschillen tussen opleidingsniveaus bleven gelijk

Laagopgeleide werkenden scholen zich minder vaak dan hogeropgeleiden. Deze ongelijke toegang tot een leven lang leren tussen hoog- en laagopgeleiden blijkt een belemmering voor economische groei (Cabus 2019) en vermindert mogelijk ook de kansen van laagopgeleiden op de arbeidsmarkt. De overheid zou dan ook graag zien dat lageropgeleiden vaker deelnemen aan scholing (TK 2017/2018). In 2016 bleek daarvan nog geen sprake. Hoogopgeleide werkenden hadden in 2015/’16 twee keer zo vaak een opleiding of cursus gevolgd als laagopgeleide werkenden. De middelbaar opgeleiden zaten daartussenin. Voor alle drie de groepen was het aandeel dat in 2015/’16 een cursus of opleiding volgde kleiner dan in 2003/’04, maar vergelijkbaar met dat in de andere meetjaren. Het verschil tussen laag- en hoogopgeleiden is dus niet gekrompen.

Scholing meest gangbaar in onderwijs, overheid, en zorg en welzijn

Er is een duidelijk verschil tussen sectoren wat betreft het aandeel werkenden dat een opleiding of cursus heeft gevolgd. Van de mensen die werkzaam zijn in het onderwijs, bij de overheid of in de sector zorg en welzijn had in 2015/’16 ongeveer de helft een cursus of opleiding gevolgd. In de landbouw/industrie en bouwnijverheid waren dat er 3 op de 10. In geen enkele sector nam de scholingsdeelname significant toe of af tussen 2003/’04 en 2015/’16 (zie bijlage).

Het verschil in scholingsniveau tussen de sectoren hangt onder andere samen met het gemiddelde opleidingsniveau van werkenden. In sectoren waar het scholingsaandeel hoog is, is ook het gemiddelde opleidingsniveau relatief hoog. Ook de mate waarin het werk verandert, lijkt van belang. Uit een tweejaarlijks SCP-onderzoek onder werkgevers blijkt dat werkgevers in de zakelijke dienstverlening, bij de overheid en vooral in het onderwijs veel vaker dan in andere sectoren, zeggen dat de kennis en vaardigheden die mensen in hun organisatie nodig hebben snel veranderen. Ten slotte zal meespelen dat voor bijvoorbeeld mensen met een medisch beroep regelmatige bijscholing verplicht is om hun registratie te behouden.

Figuur 3Scholingsdeelname van werkenden naar bedrijfssector

aWerkenden van 25-64 jaar in peiljaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers. De 25-minners zijn niet meegerekend om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.

Bron:SCP (AAP’16)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

In sommige sectoren volgen vrouwen minder vaak scholing dan mannen

Vrouwen zijn veel vaker dan mannen werkzaam in het onderwijs, zorg en welzijn en bij de overheid. In deze sectoren is de scholingsdeelname relatief hoog. Toch volgen vrouwen gemiddeld niet meer scholing dan mannen. Dat komt doordat zij binnen een aantal sectoren minder aan dit soort activiteiten doen. Zo had in de sector zorg en welzijn 62% van de mannen in 2013/’16 scholing gevolgd, tegenover 46% van de vrouwen. Ook vrouwen werkzaam in de landbouw/industrie en de transportsector hadden minder vaak cursussen of opleidingen gevolgd dan hun mannelijke collega’s (zie bijlage). Als we rekening houden met de (verschillende) verdeling van vrouwen en mannen over de sectoren, zien we dat vrouwen significant minder vaak een cursus of opleiding hebben gevolgd dan mannen.

Werkenden met deeltijdaanstelling volgen minder vaak scholing

Als we vervolgens ook de arbeidsduur meenemen, valt het verschil tussen vrouwen en mannen weer weg. Vrouwen werken veel vaker dan mannen in deeltijd. En werkenden met een kleinere deeltijdaanstelling scholen zich minder dan vrouwen en mannen die 4 of 5 dagen per week werken. Mogelijk schatten werknemer en/of werkgever de baten van de scholing lager in bij een deeltijdaanstelling.

Formeel en informeel leren gaan vaak samen

Van de werkenden die in 2015/’16 een formele cursus of opleiding volgden, heeft het merendeel in dezelfde periode ook al doende vaardigheden bijgeleerd, dus tijdens het werken. Deze vorm van leren noemen we ook wel informeel leren. Al met al zeggen 7 op de 10 werkenden dat ze gedurende de voorafgaande 2 jaar hun kennis en vaardigheden hebben bijgespijkerd, via formele scholing, informeel bijleren of beide. Vooral hoogopgeleide en jonge werkenden leren vaak zowel formeel als informeel bij.

Figuur 4Leerde formeel/informeel bij

aWerkenden van 25-64 jaar in peiljaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers. De 25-minners zijn niet meegerekend om ook mensen die de voorafgaande 2 jaren nog met hun opleiding bezig waren zoveel mogelijk uit te sluiten.

Bron:SCP (AAP’16)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Meer lezen?

Maslowski, R., m.m.v. R. Vogels (2019). Grenzen aan een leven lang leren. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Literatuur

Cabus, S. (2019). Toegang tot leven lang leren versnelt economische groei. In: ESB, jg. 104, nr. 4770, p. 130-133.

Künn-Nelen, A., D. Poulissen, P. van Eldert, D. Fouarge en A. de Grip (2018). Leren onder werkenden met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Maastricht: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) (ROA Rapport 2018/5).

Maslowski, R., m.m.v. R. Vogels (2019). Grenzen aan een leven lang leren. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

TK (2017/2018). Leven lang leren. Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Tweede Kamer, vergaderjaar 2017/2018, 30012 en 29544, nr. 76.

Deze kaart citeren

Portegijs, W. (2019). Neemt een leven lang leren onder werkenden toe?. In: Arbeidsmarkt in kaart : Wel‍-‍ ‍en niet‍-‍werkenden –‍ editie 1. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-wel-en-niet-werkenden-1/neemt-een-leven-lang-leren-onder-werkenden-toe.

Informatie noten

Deze toename bij de 55-plussers vertaalt zich niet in een hoger totaalcijfer. Dit komt doordat deze groep door de vergrijzing een groter gewicht in de schaal legt dan vroeger, én een iets lagere scholingsdeelname heeft dan gemiddeld.

In 2004 was 37% van de werkenden van 55-64 jaar hoogopgeleid, in 2016 is dat toegenomen tot 41%. Werkenden met een hoog opleidingsniveau volgen vaker dan gemiddeld cursussen of opleidingen gedurende hun werkzame leven.

Deze verschuiving komt overigens niet doordat vrouwen in 2014/’16 vaker in deze sectoren werkten. Dat deden zij nog evenveel als in 2004/’06, echter ze waren vaker actief als zelfstandige (zie bijlage). Ook waren vrouwelijke zelfstandigen in 2014/’16 vaker hoogopgeleid dan in 2004/’06 (van 39% naar 54% van de vrouwelijke zelfstandigen), en ook dat hangt samen met een hogere scholingsdeelname.

In 2016 werkte 55% van de vrouwen en 21% van de mannen in een van deze drie sectoren.

Van de werkenden die 28 uur per week of meer werken, had 43% in 2015/’16 een opleiding of cursus gevolgd, tegenover 38% van de werkenden die minder dan 28 uur per week aan betaald werk besteden.

Het gaat dan om ambachtelijke, sociale of cognitieve vaardigheden. Werkenden hebben in de enquête zelf aangegeven in hoeverre ze op die vlakken de voorafgaande 2 jaar veel/weinig hebben bijgeleerd.