8 / 9
Kunnen werknemers vaker zelf hun werktijden en -plek bepalen?
De overheid wil de zeggenschap van mensen over hun werktijden en -plek vergroten om de combinatie van werk en privéleven te vergemakkelijken. Daarbij richt ze zich op de mogelijkheden van werknemers in loondienst; zelfstandigen zijn zelf verantwoordelijk voor wat ze op dit terrein doen.
Het aandeel werknemers dat zelf de werktijden kan bepalen, bleef tussen 2004 en 2016 gelijk. En juist deze vorm van zeggenschap vinden mensen de belangrijkste van de twee. Wel kregen werknemers steeds meer te zeggen over wáár ze werken en gingen ze steeds vaker thuiswerken. Na 2014 stokte de groei daarin.
Werknemers kunnen vaker werktijden dan werkplek zelf bepalen
Minder dan de helft van de werknemers kan zelf besluiten wanneer en/of waar ze werken. Invloed op de werktijden komt het meest voor: 40% van de mensen in loondienst zei in 2016 dat ze grotendeels of helemaal zelf kunnen bepalen hoe laat ze met werken beginnen of stoppen. Ter vergelijking: 26% kon dat jaar zelf uitmaken wáár ze werken (bij werkgever, opdrachtgever of thuis). 20% van de werknemers werkte minstens 1 dag per week thuis.
Zeggenschap over werktijden belangrijker dan over werkplek
Hoewel minder dan de helft van de werknemers zelf de begin- en eindtijden kan bepalen, vond in 2016 70% dat ze hun werktijden goed kunnen laten aansluiten op hun thuissituatie. Zeggenschap over de begin- en eindtijden is dus niet per se nodig voor een goede werk-privébalans. Andere baankenmerken, zoals een parttime werkweek en een korte reistijd woning-werk, dragen daar ook aan bij. Maar de tevredenheid van werknemers met de afstemming tussen werk en privé groeit wel als ze zeggenschap krijgen over hun begin- eindtijden (zie bijlage). En deze vorm van zeggenschap is belangrijker dan invloed op de werkplek, zo blijkt uit verschillende studies.
Figuur 1Werknemers met zeggenschap over werktijden en -plek
aWerknemers van 16-64 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
Bron:SCP (AAP’04-’16)
Zeggenschap werknemers over werktijden bleef constant, die over werkplek steeg
De overheid wil, zoals gezegd, dat werknemers meer zeggenschap krijgen over hun werktijden en -plek. De feitelijke ontwikkelingen waren deels anders: het percentage werknemers dat zelf kan bepalen hoe laat ze met werken beginnen, bleef tussen 2004 en 2016 min of meer constant. De belangrijkste vorm van zeggenschap steeg dus niet.
De invloed die werknemers ervaren op wáár ze werken, is pas vanaf 2012 in kaart gebracht. Deze groeide wel, maar alleen in de jaren 2012-2014. Daarna stokte de toename. Cijfers over het aandeel mensen dat regelmatig thuiswerkt, geven hetzelfde beeld: dat nam toe tot 2014 en bleef daarna gelijk.
Het aandeel werkgevers dat het personeel mogelijkheden biedt om thuis te werken, is al sinds 2012 stabiel, na een groei vanaf 2004 (zie Van Echtelt en De Voogd-Hamelink 2017). Mogelijk hebben de meeste grote werkgevers nu thuiswerkfaciliteiten voor functies die zich daarvoor lenen. Als dat inderdaad zo is, roept dit de vraag op of de zeggenschap van werknemers over wáár ze werken nog sterk zal toenemen.
Nieuwe wet voor verzoeken van werknemers tot aanpassing werktijden en -plek
Sinds januari 2016 bestaat er een wettelijke regeling die de zeggenschap van werknemers over hun werktijden en -plek moet vergroten (Wet flexibel werken). Volgens deze regeling mogen werkgevers verzoeken van werknemers om andere werktijden alleen nog afwijzen bij zwaarwegend bedrijfsbelang. Bij verzoeken voor wijziging van de werkplek volstaat het als de werkgever het verzoek overwogen heeft.
De cijfers in deze kaart laten geen uitspraak toe over het effect van deze wet. Daarvoor zouden we moeten weten wat de zeggenschap van werknemers was geweest zonder de wet. Wel is te zien of hun invloed na invoering toenam.
De recentste cijfers in de figuur hierboven gaan over 2016. Ze zijn verzameld in het najaar, dus driekwart jaar nadat de wet in werking was getreden. Op dat moment was nog geen sprake van een grotere invloed van werknemers op hun werktijden en -plek. Daarvoor kan het natuurlijk nog te vroeg zijn geweest. Het kan ook zijn dat maar een klein deel van de werknemers van de wet profiteert, en dat dat niet zichtbaar is in de totaalcijfers. Een alternatieve verklaring is dat de directe effecten van zo’n regeling misschien beperkt zijn. Zo concludeerde de evaluatie van een oudere, vergelijkbare wet – over verzoeken om meer of minder uren te mogen werken – dat de bekendheid van werknemers ermee beperkt was. De betreffende wet zou eerder als algemene norm vastleggen wat in de praktijk vaak al gebeurde: onderling overleg tussen werknemer en werkgever over zulke verzoeken (zie Bureau Bartels 2008). Iets soortgelijks kan misschien ook bij de Wet flexibel werken aan de hand zijn.
Aansluiting werktijden en privé werd iets slechter
Ondanks de stabiele zeggenschap van werknemers over hun werktijden kromp het aandeel werknemers dat de aansluiting tussen arbeidstijden en thuissituatie goed vindt de afgelopen jaren licht: het daalde tussen 2010 en 2012 met 3 procentpunten, en bleef daarna liggen op dat lagere niveau. Dat komt deels door de groei van het aandeel werknemers dat buiten kantooruren werkt (weekend, nacht) of onregelmatige, door de werkgever bepaalde werktijden heeft. Zulke werktijden beperken de mogelijkheden voor contact met familie en vrienden, en kunnen bovendien tot gezondheidsklachten leiden (Costa 2003).
Werknemers in loondienst werken vooral thuis vanwege hun werk, en niet vanwege zorgtaken
Een specifieke vorm van zeggenschap over de werkplek is de mogelijkheid om thuis te werken. De meeste werknemers die in 2016 minstens 1 dag per week thuiswerkten, kozen daarvoor vanwege hun werk: ze wilden (over)werk afmaken, vonden thuiswerken beter voor hun concentratie/efficiëntie, of hadden administratieve werkzaamheden te doen. Deze 3 redenen bij elkaar waren in 2016 voor zo’n 61% van de thuiswerkers het belangrijkste motief. Slechts 7% koos hoofdzakelijk voor thuiswerken vanwege een gemakkelijker combinatie van arbeid en zorg. Ook werknemers met zorgtaken gaven dit maar soms als hoofdmotief op. We weten niet bij welk aandeel van de werkenden de balans tussen arbeid en zorg een tweede, bijkomende reden is.
Figuur 2Hoofdmotief van werknemers voor thuiswerken
aWerknemers van 16-64 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
bHet gaat hier alleen om werknemers die minstens 1 dag per week thuiswerken
cWerknemers met thuiswonende kinderen ≤ 12 jaar én mantelzorgtaken zijn ondergebracht in de categorie ‘heeft thuiswonende kinderen’.
Bron:SCP (AAP’16)
Zelfstandigen hebben meer zeggenschap over werktijden en -plek dan werknemers
Zelfstandigen kunnen vaker zelf hun werktijden en -plek bepalen dan werknemers. In 2016 zei 79% van hen het eerste te kunnen, en 55% het tweede. Van de werknemers had respectievelijk 40% en 26% die mogelijkheid.
Door groei aantal zelfstandigen wel in totaal meer mensen met zeggenschap over werktijden
Het aandeel zelfstandigen met zeggenschap over de werktijden groeide de afgelopen jaren niet, net zomin als onder werknemers. Maar doordat er steeds meer zelfstandigen zijn (CBS 2019), steeg het totale aantal mensen met invloed op dit terrein wel.
Figuur 3Werkenden (inclusief zelfstandigen) met zeggenschap over werktijden en -plek
aWerkenden van 16-64 jaar. Scholieren en studenten met een bijbaan zijn niet meegerekend in de cijfers.
Bron:SCP (AAP’04-’16)
Literatuur
Allen, T.D., R.C. Johnson, K.M. Kiburz en K.M. Shockley (2013). Work-family conflict and flexible work arrangements: Deconstructing flexibility. In: Personnel psychology, jg. 66, nr. 2, p. 345-376.
Boer, A. de, I. Plaisier en M. de Klerk (2019). Werk en mantelzorg. Kwaliteit van leven en het gebruik van ondersteuning op het werk. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Bureau Bartels (2008). Effectiviteit van de Wet aanpassing arbeidsduur. Amersfoort: Bureau Bartels.
CBS (2019). Arbeidsdeelname; kerncijfers. Geraadpleegd op 28 februari 2019 via https://opendata.cbs.nl/statline.
Cloïn, M., M. Schols, A. van den Broek en M. Koutamanis (2010). Tijd op orde? Een analyse van de tijdsorde vanuit het perspectief van de burger. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Costa, G. (2003). Shift work and occupational medicine: an overview. In: Occupational Medicine, jg. 53, nr. 2, p. 83-88.
Echtelt, P. van, en M. de Voogd-Hamelink (2017). Faciliteren balans werk en zorg. Arbeidsmarkt in kaart. Geraadpleegd op 18 mei 2019 via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarktinkaart-werkgevers2017/faciliteren-balans-werk-en-zorg.
Peursem, N. van (2016). Mantelzorgers en werk. Geraadpleegd op 9 januari 2018 via https://www.fnv.nl/site/nieuws/webassistent/HarrieLindelauff/mantelzorger-houdt-het-beter-vol-met-baan/fnvmantelzorgrapport2016.pdf.
Werk&Mantelzorg (2017). Benchmark Werk&Mantelzorg onderzoek. Geraadpleegd op 9 januari 2019 via https://www.werkenmantelzorg.nl/wp-content/uploads/2017/10/Analyse-maart-2017.pdf.
Deze kaart citeren
Josten, E. (2019). Kunnen werknemers vaker zelf hun werktijden en -plek bepalen?. In: Arbeidsmarkt in kaart : Wel- en niet-werkenden – editie 1. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarkt-in-kaart-wel-en-niet-werkenden-1/kunnen-werknemers-vaker-zelf-hun-werktijden-en--plek-bepalen.
Informatie noten
Dit is getoetst met een fixed-effects regressieanalyse. Daarmee gingen we na of de tevredenheid van werknemers met de afstemming tussen werktijden en thuissituatie verandert als hun baankenmerken veranderen.
Een overzicht van internationaal onderzoek laat zien dat zeggenschap over de werktijden sterker samenhangt met een goede balans tussen werk en privé dan zeggenschap over de werkplek (Allen et al. 2013). Dat komt overeen met de voorkeur van werkenden zelf (zie bv. De Boer et al. 2019; Cloïn et al. 2010; Van Peursem 2016; Werk&Mantelzorg 2017).
Het aandeel werknemers dat zelf kan bepalen wáár ze werken, was in 2016 significant hoger dan in 2012 (p = 0,05).
Het aandeel werknemers dat tevreden is met de aansluiting tussen arbeidstijden en thuissituatie was in 2016 significant lager dan in 2006, 2008 en 2010 (p = 0,05). Bij een p-waarde van 0,10 is ook het verschil met 2004 significant.
Cijfers uit het hier gebruikte databestand laten zien dat het percentage werknemers met onregelmatige, door de werkgever bepaalde werktijden, nachtdiensten en ploegendiensten de laatste jaren groeide. Uit een Oaxaca-regressieanalyse blijkt dat bijna een derde van de afname in het percentage werknemers dat tevreden is over de aansluiting tussen werktijden en thuissituatie verklaard kan worden uit het gestegen aandeel werknemers met zulke werktijden.
Een Oaxaca-analyse laat zien dat de groei in het percentage werkenden dat de begin- en eindtijden van het werk zelf kan bepalen volledig verklaard kan worden uit de stijging van het aandeel zelfstandigen onder hen.