De kwaliteit van leven in Nederland op hoofdlijnen

Crétien van Campen, Annemarie Wennekers, Jeroen Boelhouwer en Jeanet Kullberg

De sociale staat van Nederland 2019 (SSN) beschrijft, duidt en volgt voor een tijdsspanne van tien jaar van verschillende bevolkingsgroepen de ontwikkelingen in de kwaliteit van leven. Hoe gaat het feitelijk met mensen (objectieve kwaliteit van leven) en hoe tevreden zijn zijzelf met (verschillende aspecten van) hun leven (de subjectieve kwaliteit van leven)?

Gemiddeld een hoge kwaliteit van leven, maar geen verbetering tussen 2008 en 2018

In Europees perspectief is de Nederlandse kwaliteit van leven hoog. In een aantal internationale ranglijsten van objectieve indicatoren, zoals opleidingsniveau, inkomen, arbeidsparticipatie, gezondheid en vrijwilligerswerk, staat Nederland in de hoogste regionen. Ook op subjectieve indicatoren, zoals de tevredenheid met het eigen leven, maar ook met de samenleving, is het algemene beeld positief. Het vertrouwen is relatief hoog, zowel in medeburgers als in de politiek, instituties, regering en de democratie.

De conclusie van de SSN van 2017 was dat de kwaliteit van leven in Nederland over een langere periode van 25 jaar op veel terreinen is verbeterd. In deze editie van 2019 – waarin we naar de periode 2008-2018 kijken – valt echter op dat de kwaliteit van leven niet is toegenomen. Deze periode was economisch roerig te noemen. De inkomens zijn inmiddels hersteld van de crisis, maar de economische opleving van de afgelopen jaren heeft zich (nog) niet vertaald in een verbetering van de algemene objectieve leefsituatie van burgers (gemeten via de Leefsituatie-index, zie Lopend onderzoek). Subjectief gezien zijn Nederlanders gemiddeld behoorlijk tevreden met het eigen leven. Deze tevredenheid laat weinig verandering zien over de tijd: ze leed niet sterk onder de crisis en reageert nu niet op het economisch herstel.

Grote verschillen tussen bevolkingsgroepen

Er zijn grote verschillen tussen bevolkingsgroepen in de kwaliteit van leven. Dit is over een reeks van jaren het geval en er kan dan ook gesproken worden van een aantal hardnekkige verschillen in de kwaliteit van leven. De kwaliteit van leven hangt samen met opleiding, inkomen en het al dan niet hebben van werk, een aandoening of ziekte. Er waren in de afgelopen tien jaar ook bevolkingsgroepen en levensterreinen die wel verbetering zagen in de objectieve kwaliteit van leven. Zo steeg de arbeidsparticipatie van vrouwen (hoewel veelal in deeltijd), verbeterde de algemene kwaliteit van leven van 65-plussers, en steeg de levensverwachting en het opleidingsniveau van zowel mannen als vrouwen. Bij de subjectieve kwaliteit van leven is er zowel een stijging van het aandeel mensen met een lage levenstevredenheid als (in beperktere mate) een stijging van het aandeel met een hoge levenstevredenheid.

Met mensen die ontevreden zijn gaat het vaak ook feitelijk slechter

In deze SSN is specifiek gekeken naar de samenhang tussen de objectieve en subjectieve kwaliteit van leven. Over het algemeen is er veel samenhang: slechts heel kleine delen van de bevolking zijn objectief gezien goed af, maar toch ontevreden met het leven. Dit geldt ook andersom, mensen die objectief slecht af zijn, zijn zelden erg tevreden met het leven. Positief is dat de groep die een goede leefsituatie combineert met een grote tevredenheid met het leven groter is dan de groep die op allebei slecht scoort (respectievelijk 9% en 3% van de bevolking). Bij een kleine groep achterblijvers zien we zowel objectieve als subjectieve achterstanden in de kwaliteit van leven. Deze groep is in omvang en samenstelling stabiel over de jaren en betreft mensen die over het algemeen over weinig hulpbronnen beschikken en pessimistisch zijn over hun kansen en mogelijkheden om hun situatie te verbeteren.