De sociale staat van Nederland 2018

2 / 12

Publieke opinie

Auteurs: Josje den Ridder en Paul Dekker

Hoe kijken Nederlanders in de periode 2008-2018 aan tegen de richting waarin het land zich ontwikkelt, de maatschappelijke problemen en het vertrouwen in democratie, politiek en elkaar? In het begin van 2018 is de stemming over Nederland en de politiek positiever dan de voorbije jaren. Toch zijn er ook zorgen: vooral over de wederzijdse bejegening, immigratie, de zorg en inkomensverschillen.

Positiever over Nederland

Sinds begin 2018 zijn Nederlanders positiever over de richting die het land op gaat. Waar voorheen steeds een meerderheid vond dat het met Nederland de verkeerde kant op gaat, vindt in april 2018 50% dat het de goede kant op gaat; 40% vindt dat het de verkeerde kant op gaat, 10% weet het niet. Er zijn grote verschillen naar opleidingsniveau: 62% van de hogeropgeleiden vindt het de goede kant op gaan, tegenover 47% van de middelbaar opgeleiden en 40% van de lageropgeleiden. Mannen zijn positiever dan vrouwen (53% versus 47%).

Mensen die optimistisch zijn, wijzen op de hoge welvaart en (betere) economische situatie. Veel optimisten zien overigens niet alleen positieve ontwikkelingen, maar noemen ook dingen die verkeerd gaan, zoals de sociale cohesie (zie ook Den Ridder et al. 2017, 2018). Veel optimisten zien dus zowel positieve als negatieve ontwikkelingen en vinden dat de balans nu net doorslaat naar de goede kant.
Mensen die pessimistisch zijn, wijzen op een aantal negatieve ontwikkelingen, zoals de problemen met vluchtelingen, de hoge kosten in de zorg, grotere inkomensverschillen, het gebrek aan respect in de samenleving en de manier waarop politici deze problemen aanpakken (zie Dekker et al. 2017 voor een uitgebreide analyse).

De mening over Nederland

2008 kw1 2008 kw2 2008 kw3 2008 kw4 2009 kw1 2009 kw2 2009 kw3 2009 kw4 2010 kw1 2010 kw2 2010 kw3 2010 kw4 2011 kw1 2011 kw2 2011 kw3 2011 kw4 2012 kw1 2012 kw2 2012 kw3 2012 kw4 2013 kw1 2013 kw2 2013 kw3 2013 kw4 2014 kw1 2014 kw2 2014 kw3 2014 kw4 2015 kw1 2015 kw2 2015 kw3 2015 kw4 2016 kw1 2016 kw2 2016 kw3 2016 kw4 2017 kw1 2017 kw2 2017 kw3 2017 kw4 2018 kw1 2018 kw2
totaal
vindt het meer de goede kant opgaan 27 25 25 25 25 24 24 25 25 26 25 27 32 32 26 24 20 21 21 32 29 23 21 29 37 35 34 33 31 34 30 31 25 28 28 37 25 38 40 35 49 50
vindt het meer de verkeerde kant opgaan 64 64 64 65 62 63 64 63 65 63 61 61 56 58 62 65 67 67 71 57 63 69 68 62 54 53 54 55 58 56 57 60 63 60 61 52 64 50 49 57 38 40
weet niet 9 11 11 10 13 13 12 12 9 11 15 12 12 9 12 11 12 12 9 11 8 8 11 9 9 12 11 11 10 11 12 9 12 12 11 10 11 12 11 8 12 10
geslacht
vrouw 25 22 24 23 19 22 22 21 23 26 21 22 28 27 19 21 19 15 18 26 26 22 19 28 32 31 30 31 30 29 25 27 19 24 25 34 22 36 35 31 44 47
man 28 28 27 27 30 26 26 30 28 26 29 32 37 37 34 28 22 27 24 38 31 24 22 30 42 39 38 37 33 39 35 36 32 32 30 41 29 40 45 40 54 53
leeftijd
18-34 jaar 28 22 22 25 26 24 28 28 29 20 23 24 32 34 27 24 23 29 25 39 33 29 24 37 41 37 38 38 36 35 33 34 28 29 28 42 32 45 41 39 51 51
35-64 jaar 24 25 26 23 23 23 21 22 23 24 24 27 30 30 24 25 19 17 19 28 28 20 20 27 33 33 33 29 29 33 28 29 24 26 27 33 20 35 38 33 49 50
≥ 65 jaar 33 31 27 31 28 28 28 32 26 39 29 31 37 38 32 24 23 18 21 33 25 24 18 24 41 40 31 39 31 35 33 34 25 33 30 42 30 38 44 38 46 50
opleiding
lager opgeleid 23 22 19 21 17 22 20 16 18 25 17 23 25 28 21 16 13 12 12 22 18 12 10 21 30 27 24 25 18 27 22 23 16 21 20 29 19 27 29 26 36 40
middelbaar opgeleid 24 20 21 22 19 22 22 26 24 21 22 25 30 31 26 24 21 21 20 27 24 19 22 24 32 30 32 29 32 29 26 27 23 26 27 35 23 38 36 34 48 47
hoger opgeleid 34 35 36 34 41 29 32 33 34 34 37 33 41 38 32 33 28 30 29 46 44 36 29 42 48 48 45 46 43 44 42 43 36 38 35 48 34 49 52 45 63 62
gezinsinkomen
benedenmodaal gezinsinkomen 15 17 17 23 21 18 11 22 31 27 27 25 21 25 20 20 17 23 21 29 22 30 30 28 40 35
modaal gezinsinkomen 19 16 16 27 24 19 16 27 35 30 27 33 28 29 31 31 24 26 26 35 28 40 37 32 45 47
bovenmodaal gezinsinkomen 27 26 27 41 39 29 28 36 43 49 46 42 42 49 39 42 34 38 39 49 30 46 54 50 61 65

aAntwoorden op de vraag: ‘In dit onderzoek zijn allerlei onderwerpen aan de orde geweest. We willen nog graag weten hoe u al met al vindt dat het gaat met Nederland. Vindt u dat het over het algemeen de verkeerde kant of de goede kant op gaat in Nederland?’

bGeen gegevens beschikbaar voor 2008-2011.

Bron:SCP (COB 2008|1-2018|2)

Zorgen over samenleven, immigratie en armoede

De belangrijkste maatschappelijke zorgen van Nederlanders gaan over de manier waarop we met elkaar samenleven, immigratie en integratie en inkomen en economie. In april 2018 worden zorgen over het samenleven met afstand het meest genoemd. In 2009 en 2013 waren zorgen over de economische situatie belangrijker. In 2015-2016 was er door de vluchtelingencrisis een piek in de zorgen over immigratie; die zorgen namen daarna af, maar het onderwerp blijft actueler dan ervoor. Andere belangrijke zorgen betreffen de gezondheidszorg en criminaliteit en veiligheid.
In de top drie zijn er weinig grote verschillen tussen groepen burgers. Vrouwen zien iets vaker problemen in de zorg; hogeropgeleiden wijzen vaker op problemen met samenleven; lageropgeleiden noemen vaker problemen over immigratie en integratie (zie ook Dekker en Van Houwelingen 2017).

Het blijkt gemakkelijker om aan te geven wat er fout gaat, dan wat er goed gaat in Nederland. Waar 84% ten minste één probleem kan noemen, noemt slechts 65% één of meer sterke punten. Sterke punten van Nederland zijn de manier van samenleven (naast alles wat er misgaat, is er toch ook veel hulpbereidheid en saamhorigheid), dat we in een vrij en democratisch land leven, de goed draaiende economie, hoge welvaart, en de goede kwaliteit van de gezondheidszorg en het onderwijs (Den Ridder et al. 2018).

Maatschappelijke problemen

2008 kw1 2008 kw2 2008 kw3 2008 kw4 2009 kw1 2009 kw2 2009 kw3 2009 kw4 2010 kw1 2010 kw2 2010 kw3 2010 kw4 2011 kw1 2011 kw2 2011 kw3 2011 kw4 2012 kw1 2012 kw2 2012 kw3 2012 kw4 2013 kw1 2013 kw2 2013 kw3 2013 kw4 2014 kw1 2014 kw2 2014 kw3 2014 kw4 2015 kw1 2015 kw2 2015 kw3 2015 kw4 2016 kw1 2016 kw2 2016 kw3 2016 kw4 2017 kw1 2017 kw2 2017 kw3 2017 kw4 2018 kw1 2018 kw2
samenleven 41,5 40,8 40,3 37 37,7 42,2 42,8 37,7 44,9 42,1 36,7 45 41,2 38,4 34,1 36,3 42,8 36,9 35,2 34,9 40,8 36,7 32,1 33,3 36,1 36,8 31,8 30 34,8 31,5 32,7 25,7 29,5 29,7 34,7 34,4 37,1 38,8 35,1 34,1 36 37,7
immigratie en integratie 28,1 26,8 22,6 28 23,7 22,6 23,7 27,3 28,6 24 25,8 25,4 26,8 26,3 26,3 21,8 19,5 21,1 14,8 15 14,5 19,9 20 17 21,5 25,2 27,8 31,8 30,7 33,7 32,5 63,9 65 56,4 45,7 46,2 42 42,4 43 35,5 29,8 29,1
zorg 19 18,2 23,9 20,8 14,7 15,8 16,1 18,7 15,1 17,4 24,2 20 21,3 18,9 28,9 27,6 21,7 22,5 30,5 27,6 24,7 28,3 26,7 26,8 25,9 33,2 36 35,5 40,2 37,5 34,2 35,6 30,6 26,5 34,4 33,9 31,4 30,3 27,7 33 24 28,1
inkomen en economie 26,4 28,9 33,8 42,6 40,6 40,5 33,2 39,8 29,7 34,6 29 27,4 30,4 28,3 27,6 38,2 38,4 40,1 38,1 37,1 40,4 43 45,4 39,7 41,9 32,8 32,8 30,6 31 36,8 29,7 26,4 28,4 25,4 23,8 22,6 22 21,5 21,2 22,4 27,7 21,7
politiek en bestuur 38,9 30,4 26,3 23,2 24,1 27,2 31,1 28,2 28,1 34 36 33,5 26,3 26,4 25,2 27,7 26,1 32,7 32,8 24,2 22,4 23,5 27,3 33 25,7 26,6 20,4 19,3 22,5 22,8 22 23,8 25,2 25,1 21 19,7 23,6 17,6 24,5 20,1 17,4 19
criminaliteit en veiligheid 25,2 25,4 26,8 28,5 25 26,8 24,8 22,7 29,3 32,4 23,6 27,9 27,7 29,6 25,9 21,2 23,3 20,5 15,5 19,9 25,3 20,6 15,7 15,2 18,2 20,8 13,3 12,7 16,7 15,5 15,8 11,1 12,6 13,2 13,8 15,1 19,8 16,8 16,3 22,4 17,5 18,5
verkeer 15 19,4 18,8 16,9 11,5 11,4 11,2 10,5 14,8 13,2 11,9 12,8 12,8 13,5 12,3 9,3 10,1 12 10,4 12,3 12,9 11,4 11,5 9,4 7,6 7,5 7,8 5,6 6,2 8,6 5,4 8,7 6,8 7,3 8,3 8,3 8,9 10,3 10,3 10,6 12,2 16,2
natuur 8,4 9,9 9,6 7,4 7,9 8,1 7,5 7,9 7,5 7,8 6,2 4,7 5,4 6,1 6,1 5,1 5,6 4,9 4,2 4,8 4,3 3,8 4,4 3,9 4,7 5,8 3,7 4,1 5,4 5,4 4,7 5,5 6,7 4,8 4 6,2 7,3 8,9 8,8 9,4 11,7 12,8
sociaal stelsel 7 11,4 16,1 10,7 10,4 10,6 12,6 8,4 12,3 10 10,7 11,5 13,5 11,2 9,1 11 9,5 9,8 10,4 11 10,3 11,5 11,1 11,1 11,1 9,3 9,9 9,4 8,7 10,7 8,6 8,5 9,1 10,4 9,5 9,4 13,6 10,6 15,3 11,2 15,8 12,5
onderwijs en cultuur 8,7 8,6 7,5 6,4 4,9 5,9 5,6 6,4 5,2 7,3 8,4 6,6 10,4 10,3 11,5 7,8 9,8 10,7 9,8 11,3 9,4 8,3 9,9 9,4 7 9 12,2 8,6 9 8,3 7,9 8,1 5,4 6,4 6,4 7 6,8 7,7 6,8 9,4 8 10,4
geslacht
vrouw samenleven (38%) zorg (30%) immigratie en integratie (29%)
man samenleven (36%) immigratie en integratie (30%) inkomen en economie (26%)
leeftijd
18-34 jaar samenleven (33%) immigratie en integratie (28%) inkomen en economie (20%)
35-64 jaar samenleven (39%) zorg (30%) immigratie en integratie (30%)
≥ 65 jaar samenleven (35%) immigratie en integratie (31%) zorg (26%)
opleiding
lager opgeleid immigratie en integratie (28%) samenleven (27%) zorg (26%)
middelbaar opgeleid samenleven (35%) immigratie en integratie (32%) inkomen en economie (27%)
hoger opgeleid samenleven (46%) immigratie en integratie (29%) zorg (27%)
gezinsinkomen
benedenmodaal samenleven (33%) inkomen en economie (28%) immigratie en integratie (28%)
modaal samenleven (37%) immigratie en integratie (31%) zorg (30%)
bovenmodaal samenleven (42%) immigratie en integratie (31%) zorg (26%)

Bron:SCP (COB 2008|1-2018|2)

Hoe vragen we naar maatschappelijke problemen?

In het Continu onderzoek burgerperspectieven (COB) vragen we mensen wat zij de belangrijkste maatschappelijke problemen vinden. Het is een open vraag, waarbij men maximaal 5 problemen mag noemen. Mensen schrijven heel verschillende onderwerpen op. Wij ordenen de problemen in 16 categorieën. In de figuur hiervoor staat voor 10 categorieën het aandeel respondenten dat spontaan één of meer problemen noemt in de betreffende categorie.

Hogeropgeleiden hebben vaker vertrouwen in anderen

Als mensen moeten kiezen tussen de stelling ‘andere mensen zijn wel te vertrouwen’ en de stelling ‘je kunt niet voorzichtig genoeg zijn in de omgang met anderen’, kiest begin 2018 54% voor de eerste en 46% voor de tweede. De steun voor beide stellingen ontloopt elkaar niet veel, al kiezen op dit moment iets meer mensen voor vertrouwen dan tussen 2014 en begin 2017. De opleidingsverschillen hierin zijn groot: begin 2018 verkiest 76% van de hogeropgeleiden vertrouwen boven voorzichtigheid. Van de lageropgeleiden is dat 30%.

Sociaal vertrouwen

2008 kw1 2008 kw2 2008 kw3 2008 kw4 2009 kw1 2009 kw2 2009 kw3 2009 kw4 2010 kw1 2010 kw2 2010 kw3 2010 kw4 2011 kw1 2011 kw2 2011 kw3 2011 kw4 2012 kw1 2012 kw2 2012 kw3 2012 kw4 2013 kw1 2013 kw2 2013 kw3 2013 kw4 2014 kw1 2014 kw2 2014 kw3 2014 kw4 2015 kw1 2015 kw2 2015 kw3 2015 kw4 2016 kw1 2016 kw2 2016 kw3 2016 kw4 2017 kw1 2017 kw2 2017 kw3 2017 kw4 2018 kw1
totaal
kiest voor vertrouwen in plaats van voorzichtigheid 55 55 51 53 54 53 49 52 51 49 55 54
kiest voor voorzichtigheid in plaats van vertrouwen 45 45 49 47 46 47 51 48 49 51 45 46
geslacht
vrouw 51 53 51 49 54 54 47 49 50 44 54 46
man 59 56 52 57 54 52 51 54 52 53 55 63
leeftijd
18-34 jaar 62 52 50 53 53 55 45 54 53 49 59 58
35-64 jaar 55 57 55 56 57 57 54 53 54 52 58 55
≥ 65 jaar 46 50 43 43 50 42 42 46 42 42 43 49
opleiding
lager opgeleid 40 41 33 37 34 31 31 30 29 28 33 30
middelbaar opgeleid 56 55 53 51 53 50 43 52 46 44 46 50
hoger opgeleid 77 75 73 77 74 78 71 70 77 72 79 76

aAntwoorden op de vraag: ‘Vindt u over het algemeen dat de meeste mensen wel te vertrouwen zijn of vindt u dat men niet voorzichtig genoeg kan zijn in de omgang met mensen?’

Bron:SCP (CV’08-’18)

Tevreden met democratie, veel minder met politiek

Begin 2018 is 78% van de Nederlanders tevreden met het functioneren van de Nederlandse democratie. Daarmee is de democratische tevredenheid iets hoger dan in de periode 2014-2015 toen 70% tevreden was. Jongeren en hogeropgeleiden zijn vaker tevreden over de democratie dan ouderen en lageropgeleiden.
Uit het Nationaal kiezersonderzoek van 2017 blijkt dat 77% van de Nederlanders voorstander is van de representatieve democratie via algemene verkiezingen, 6% is daar tegen. Voor alternatieven, zoals directe democratie, technocratie of een loterij, is de steun gering (Jacobs 2018: 92).

De tevredenheid met de dagelijkse praktijk van de democratie – afgemeten aan het vertrouwen in de Tweede Kamer en de regering – is aanzienlijk lager en schommelt door de tijd. In april 2018 heeft 58% voldoende vertrouwen in de Tweede Kamer en 57% in de regering. Het politiek vertrouwen is daarmee op dit moment weer wat hoger dan in de periode 2015-2017. Jongeren (68%), hogeropgeleiden (72%) en mensen met een bovenmodaal gezinsinkomen (72%) hebben veel meer vertrouwen in de politiek dan ouderen (48%), lageropgeleiden (43%) en mensen met een benedenmodaal gezinsinkomen (42%).

Tevredenheid met democratie en politiek vertrouwen

is (tamelijk) tevreden met het functioneren van de democratie 2008 kw1 2008 kw2 2008 kw3 2008 kw4 2009 kw1 2009 kw2 2009 kw3 2009 kw4 2010 kw1 2010 kw2 2010 kw3 2010 kw4 2011 kw1 2011 kw2 2011 kw3 2011 kw4 2012 kw1 2012 kw2 2012 kw3 2012 kw4 2013 kw1 2013 kw2 2013 kw3 2013 kw4 2014 kw1 2014 kw2 2014 kw3 2014 kw4 2015 kw1 2015 kw2 2015 kw3 2015 kw4 2016 kw1 2016 kw2 2016 kw3 2016 kw4 2017 kw1 2017 kw2 2017 kw3 2017 kw4 2018 kw1 2018 kw2
totaal
totaal 82 80 74 77 74 71 70 70 69 72 75 78
geslacht
vrouw 78 82 72 73 72 68 71 68 69 74 76 79
man 85 78 76 81 75 73 69 71 68 70 74 76
leeftijd
18-34 jaar 81 82 74 71 70 71 70 68 69 71 78 82
35-64 jaar 83 80 74 81 75 72 70 70 70 72 75 78
≥ 65 jaar 78 80 73 74 76 67 71 69 65 72 72 74
opleiding
lager opgeleid 82 77 67 71 67 61 57 57 56 61 67 68
middelbaar opgeleid 80 79 75 78 71 71 70 71 69 71 71 76
hoger opgeleid 84 86 81 84 84 79 80 77 78 82 84 86
geeft politiek een voldoende voor vertrouwen 2008 kw1 2008 kw2 2008 kw3 2008 kw4 2009 kw1 2009 kw2 2009 kw3 2009 kw4 2010 kw1 2010 kw2 2010 kw3 2010 kw4 2011 kw1 2011 kw2 2011 kw3 2011 kw4 2012 kw1 2012 kw2 2012 kw3 2012 kw4 2013 kw1 2013 kw2 2013 kw3 2013 kw4 2014 kw1 2014 kw2 2014 kw3 2014 kw4 2015 kw1 2015 kw2 2015 kw3 2015 kw4 2016 kw1 2016 kw2 2016 kw3 2016 kw4 2017 kw1 2017 kw2 2017 kw3 2017 kw4 2018 kw1 2018 kw2
totaal
totaal 51 50 48 58 60 56 55 54 53 48 48 54 55 59 56 54 54 50 43 57 52 49 42 42 46 47 52 55 49 45 48 45 46 42 48 51 48 54 50 50 58 57
geslacht
vrouw 54 54 52 61 62 60 56 55 56 52 50 53 56 59 55 56 56 52 42 57 53 50 47 45 46 47 54 58 54 46 48 44 44 45 51 49 52 57 49 50 58 58
man 49 46 45 56 58 52 54 54 50 44 46 55 55 58 57 52 51 48 44 56 51 49 38 40 46 47 51 52 45 44 48 46 48 40 46 53 43 51 51 51 57 57
leeftijd
18-34 jaar 62 51 60 67 64 61 66 65 60 54 57 51 58 69 63 59 61 59 43 62 60 59 50 50 52 57 65 62 54 50 48 52 54 46 55 56 57 60 53 52 65 68
35-64 jaar 46 49 44 54 60 55 50 50 51 44 45 54 54 57 53 52 51 48 43 54 50 46 40 40 44 43 49 53 49 43 47 43 43 41 47 49 43 52 47 50 56 56
≥ 65 jaar 52 50 44 60 56 54 54 53 52 51 42 60 57 49 53 52 50 44 44 58 46 45 38 37 42 43 46 50 44 43 49 43 43 43 43 51 48 50 56 49 51 48
opleiding
lager opgeleid 39 40 38 50 45 47 40 38 40 39 34 47 46 45 44 42 40 37 31 43 34 31 29 28 33 34 37 37 34 33 39 28 32 31 33 37 34 41 35 38 46 43
middelbaar opgeleid 50 48 49 57 63 55 54 55 53 44 46 52 53 58 56 53 52 49 42 56 51 48 38 37 41 44 49 58 48 42 40 41 45 38 47 47 45 51 48 46 54 53
hoger opgeleid 65 61 59 69 71 67 71 69 66 61 63 62 66 70 67 65 68 62 54 71 69 67 58 61 61 60 70 66 64 59 62 64 61 57 62 67 63 69 66 65 71 72
gezinsinkomen
benedenmodaal gezinsinkomen 40 39 33 47 41 40 30 35 34 33 46 43 38 34 37 32 33 33 39 43 37 42 41 38 47 42
modaal gezinsinkomen 52 49 39 52 48 43 37 38 42 44 48 53 45 40 46 44 42 39 47 48 49 55 45 48 55 53
bovenmodaal gezinsinkomen 63 57 52 67 62 60 54 50 56 59 61 65 61 60 57 57 60 53 63 64 61 66 65 65 69 72

aAntwoorden op de vraag: ‘In hoeverre bent u tevreden over de wijze waarop de democratie in Nederland functioneert. Bent u daarover al met al zeer tevreden, tamelijk tevreden, niet zo tevreden of helemaal niet tevreden?’ Het vertrouwen in de politiek is het gemiddelde van het aandeel dat een voldoende geeft voor vertrouwen in de Tweede Kamer en de regering.

bGeen gegevens beschikbaar voor de tevredenheid met het functioneren van de democratie en geen gegevens voor 2008-2011 voor politiek vertrouwen.

Bron:SCP (COB’08-’18; CV’08-’18)

Nederlanders positiever dan inwoners van andere EU-landen

In vergelijking met andere EU-landen is de stemming in Nederland relatief goed. Nederlanders zijn gemiddeld veel positiever over de richting van het land, de democratie en de politiek dan elders in de EU. Nederland hoort daarmee, samen met Denemarken, Zweden, Luxemburg en Malta, tot de meest positieve landen. Inwoners van Griekenland, Italië en Kroatië zijn veel vaker negatief over de (politieke) situatie in hun land. Ook als het gaat om het vertrouwen in anderen staat Nederland aan de positieve kant van de streep, samen met Zweden en de (nog vertrouwensvollere) Finnen.

De stemming in Nederland in internationaal perspectief

netto richting van het land netto tevredenheid met democratie netto vertrouwen in parlement netto sociaal vertrouwen
EU28 -13 16 -26
België -13 38 -13 17
Bulgarije -29 -22 -58
Tsjechië 11 29 -58 10
Denemarken 14 81 31
Duitsland 8 45 22 18
Estland 0 22 -3
Ierland 62 68 -4 30
Griekenland -72 -54 -73
Spanje -42 -24 -67 30
Frankrijk -17 8 -34 -12
Kroatië -66 -28 -71
Italië -35 -20 -57
Cyprus 5 2 -19
Letland -15 10 -56
Litouwen -32 -30 -73
Luxemburg 52 78 37
Hongarije 4 5 -4
Malta 39 23 1
Nederland 42 62 38 48
Oostenrijk 28 61 13 19
Polen 7 24 -47 -24
Portugal 40 51 -1
Roemenië -45 -32 -57
Slovenië -26 -20 -57 -15
Slowakije -51 -22 -51
Finland 33 61 21 65
Zweden 0 61 42 49
Verenigd Koninkrijk -19 26 -22 21

aNettoscores zijn per land het aandeel dat een positief beeld heeft, verminderd met het aandeel dat een negatief beeld heeft. Het gaat hier dus om het aandeel dat het de goede kant op vindt gaan met het land minus het aandeel dat het de slechte kant op vindt gaan.

bNettoscores zijn per land het aandeel dat een positief beeld heeft, verminderd met het aandeel dat een negatief beeld heeft. Het gaat hier dus om het aandeel dat tevreden is met de democratie minus het aandeel dat niet tevreden is.

cNettoscores zijn per land het aandeel dat een positief beeld heeft, verminderd met het aandeel dat een negatief beeld heeft. Het gaat hier dus om het aandeel dat vertrouwen heeft in het parlement minus het aandeel dat geen vertrouwen heeft.

dNettoscores zijn per land het aandeel dat een positief beeld heeft, verminderd met het aandeel dat een negatief beeld heeft. Het gaat hier dus om het aandeel dat anderen vertrouwt minus het aandeel dat vindt dat je niet voorzichtig genoeg kunt zijn.

Bron:EC (ESS’16; Eurobarometer 89.1, maart 2018)

Literatuur

Dekker. P. en P. van Houwelingen (2017). Burgerperspectieven 2017|4. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Dekker. P., J. den Ridder en P. van Houwelingen (2017). Burgerperspectieven 2017|1. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Jacobs, K. (2018). Referenda en andere institutionele hervormingen. In: T. van der Meer, H. van der Kolk en R. Rekker (red.), Aanhoudend wisselvallig: Nationaal kiezersonderzoek 2017 (p. 90-97). Te raadplegen via http://www.dpes.nl/images/AanhoudendWisselvalligNKO2017V4.pdf.

Ridder, J. den, P. Dekker en P. van Houwelingen (2017). Burgerperspectieven 2017|3. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Ridder, J. den, E. Boonstoppel en P. Dekker (2018). Burgerperspectieven 2018|2. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Deze kaart citeren

Ridder, J. den en P. Dekker (2018). Publieke opinie. In: De sociale staat van Nederland 2018. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/ssn2018/publieke-opinie.

Informatie noten

Onverdraagzaamheid, gebrek aan respect, asociaal gedrag en egoïsme.

De komst van vluchtelingen, gebrekkige integratie, maar ook discriminatie en racisme.

De economische situatie, inkomensverschillen, armoede.

Met name de kosten van de zorg, en de kwaliteit en inrichting van de ouderenzorg.

Gebrek aan veiligheid, hoge criminaliteit, te lage straffen.

Ook het Nationaal kiezersonderzoek (NKO) en de Eurobarometer (EB) laten zien dat een grote meerderheid vertrouwen heeft in de democratie. In het NKO toonde in 2017 79% zich zeer tevreden met de democratie; in de Eurobarometer van voorjaar 2018 is 81% tevreden.