De sociale staat van Nederland 2018

6 / 12

Maatschappelijke en politieke participatie

Auteurs: Pepijn van Houwelingen en Paul Dekker

Hoe hebben Nederlanders zich de afgelopen 10 jaar betrokken getoond met en ingezet voor de publieke zaak? Betrokkenheid bij de publieke zaak kan zich uiten in allerlei vormen van (maatschappelijke) participatie, zoals vrijwilligerswerk, informele hulp en collectieve actie aan de ene kant, en in (politieke) betrokkenheid bij het bestuur en politiek aan de andere kant. Dit laatste kan door te gaan stemmen, het politieke nieuws te volgen of voorstander te zijn van (meer) politieke inspraak.

Beide vormen van participatie en betrokkenheid zullen we hier kort bespreken voor de afgelopen 10 jaar. We concluderen dat het niveau van maatschappelijke en politieke participatie en betrokkenheid over het algemeen wel wat fluctueert, maar binnen een nauwe bandbreedte; het kan dus grotendeels stabiel worden genoemd. Uitzonderingen hierop zijn het lezen van politiek nieuws (bijvoorbeeld in de krant) – dit is vooral onder jongeren de afgelopen tien jaar afgenomen – en de steun voor referenda, die is sinds 2015 onder hogeropgeleiden lager en sterk gedaald.

Maatschappelijke participatie

Het percentage Nederlanders dat aangeeft vrijwilligerswerk te doen, schommelt de afgelopen 10 jaar tussen een nauwe bandbreedte van 25% en 30% en is dus relatief stabiel te noemen. Hogeropgeleiden verrichten aanzienlijk vaak vrijwilligerswerk, terwijl jongvolwassenen (18 tot 34 jaar) minder vaak als vrijwilliger actief zijn. Deze verschillen tussen lager en hoger opgeleid en tussen jong en oud lijken de afgelopen 10 jaar eerder iets toe dan af te nemen.

Maatschappelijke participatie grotendeels stabiel

doet (georganiseerd) vrijwilligerswerk 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
totaal
totaal 27,03 26,91 27,67 27,58 28,61 28,33 26,44 25,23 26,09 29,09 29,81
geslacht
man 26,84 27,94 27,84 28,83 30,62 30,53 25,02 24,28 29,04 31,6 30,9
vrouw 27,25 25,97 27,5 26,37 26,69 26,13 27,79 26,17 23,32 26,71 28,74
leeftijd
18-34 jaar 19,36 17,84 24,17 17,72 22,01 24,06 19,73 19,45 15,61 23,5 18,37
35-64 jaar 30,92 31,28 30,02 32,32 31,95 31,48 29,59 26,52 30,2 30,84 33,24
≥ 65 jaar 25,79 26,7 26,33 26,51 28,79 25,29 27,03 28,67 29,06 31,4 32,14
opleiding
lager opgeleid 22,99 23,04 19,12 20,65 18,26 20,9 19,53 14 17,61 23,82 22,75
middelbaar opgeleid 25,71 28,06 29,44 27,57 29,95 28,15 27,33 27,31 26,13 28,37 25,54
hoger opgeleid 34,54 31,49 36,93 37,59 35,41 35,24 30,04 32,63 33,3 33,82 39,59
helpt anderen informeel 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
totaal
totaal 22,97 22,32 24,63 23,12 24,73 25,32 24,87 25,19 24,75 24,37 26,77
geslacht
man 18,3 19,43 19,54 19,85 21,76 20,7 22,66 22,96 20,18 21,31 25,95
vrouw 28,2 24,96 29,53 26,31 27,55 29,94 26,97 27,44 29,05 27,27 27,59
leeftijd
18-34 jaar 12,38 15,31 17,56 15,74 12,85 18,52 14,41 21,38 15,98 14,63 13,61
35-64 jaar 27,73 25,93 28,81 25,9 30,89 28,84 29,21 26,64 28,89 29,43 32,98
≥ 65 jaar 23,16 21,51 23,43 24,66 24,74 24,23 27,19 26,28 25,67 23,98 24,4
opleiding
lager opgeleid 25,27 22,88 20,38 23,81 22,56 19,75 23,78 24,91 22,89 24,07 22,16
middelbaar opgeleid 20,69 24,62 27,55 24,4 26,05 26,81 25,7 24,87 25,64 23,55 26,98
hoger opgeleid 22,66 18,47 26,46 20,26 24,56 28,11 23,85 26,56 25,41 25,62 29,8
heeft de afgelopen twee jaar deelgenomen aan een collectieve actie 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
totaal
totaal 26,29 23,66 27,91 26,98 28,85 26,76 27,52 25,85 26,3 26,52 23,91
geslacht
man 26,72 26,24 28,42 30,37 31,8 28,49 30,31 28,98 27,7 30,25 23,68
vrouw 25,8 21,31 27,42 23,68 26,05 25,04 24,86 22,69 24,99 22,96 24,14
leeftijd
18-34 jaar 22,27 21 28,65 26,79 24,96 23,91 21,14 25,28 23,89 25,16 19,18
35-64 jaar 28,97 27,09 30,06 30,07 33,92 31,86 33,32 29,74 29,88 30,38 27,39
≥ 65 jaar 23,57 17,42 21,02 17,69 21,63 17,28 21,17 18,5 21,19 19,55 20,24
opleiding
lager opgeleid 17,45 18,17 19,42 18,21 17,92 17,54 15,15 16,33 17,63 14,11 9,64
middelbaar opgeleid 26,12 24,86 28,74 26,76 28,71 25,31 26,59 25,75 26,72 24,57 24,46
hoger opgeleid 40,42 30,54 38,43 39,81 38,66 37,2 37,89 35,15 33,51 38,58 33,06

Bron:SCP (CV ’08-’17/’18)

De afgelopen 10 jaar is ook het percentage dat aangeeft de afgelopen 2 jaar te hebben deelgenomen aan een collectieve actie lokaal óf (inter)nationaal al met al stabiel en schommelt lichtjes in een beperkte bandbreedte rond de 25%.
Opnieuw zijn het de hogeropgeleiden die het vaakst aangeven deel te hebben genomen aan een of andere vorm van collectieve actie, terwijl Nederlanders van middelbare leeftijd zich duidelijk wat vaker dan jongvolwassenen en ouderen inzetten voor een collectief doel.
Sinds 2008 is ten slotte het percentage dat informele hulp verleent geleidelijk een klein beetje gestegen, van 23% naar 27%.

Waarom wordt er vaker informele hulp verleend en wie doet dit vooral?

Mogelijk, maar zeker weten doen we dit niet, hebben de decentralisaties in het sociale domein in het algemeen, en de introductie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) (waarbij een groter beroep wordt gedaan op informele zorg) in het bijzonder, gezorgd voor een stijging van de hoeveelheid informele hulp die in Nederland wordt verleend. Vrouwen verlenen iets vaker informele hulp dan mannen, hoewel dit verschil de afgelopen 10 jaar kleiner is geworden. Nederlanders van middelbare leeftijd geven het vaakst hulp aan zieke of gehandicapte familieleden, kennissen of buren. Dit aandeel is, in vergelijking met de andere twee leeftijdscategorieën, bovendien het sterkst gestegen de afgelopen 10 jaar: van 28% naar 33%.

Een mogelijke verklaring hiervoor biedt de geleidelijke daling van de zogenaamde oldest old support ratio: dit is het aantal 50-75-jarigen gedeeld door het aantal 85-plussers (De Jong en Kooiker 2018). De daling van deze ratio betekent dat de zorgdruk op de leeftijdsgroep die het makkelijkst informele zorg zou kunnen bieden, te weten de jongere ouderen, toeneemt. Er mag dus worden aangenomen dat vooral deze leeftijdsgroep de afgelopen 10 jaar vaker informele zorg is gaan verlenen. Dit wordt inderdaad ondersteund door onze cijfers.

Overigens blijkt uit ander onderzoek dat mensen in het algemeen vinden dat weliswaar het eigen netwerk hulp moet verlenen, maar niet dat zoveel mogelijk hulp uit het eigen netwerk moet komen. In andere woorden, mantelzorg zou volgens veel Nederlanders een aanvulling op professionele zorg moeten zijn (Kromhout et al. 2018). Ten slotte, in vergelijking met vrijwilligerswerk of collectieve actie is het opleidingsverschil bij informele hulp klein.

Politieke interesse

De afgelopen 10 jaar geeft een stabiele circa 60% van de Nederlandse bevolking te kennen tamelijk of zeer geïnteresseerd te zijn in de politiek. Mannen zijn doorgaans vaker tamelijk of zeer geïnteresseerd dan vrouwen (71% versus 51% in 2018); ouderen (69%) zijn meer geïnteresseerd dan jongeren (52%), en hogeropgeleiden (81%) meer dan lageropgeleiden (34%). Het verschil tussen hoger en lager opgeleid is de afgelopen 10 jaar ook iets toegenomen omdat de politieke interesse van lageropgeleiden is afgenomen (terwijl die van hogeropgeleiden constant is gebleven).

Politieke interesse weliswaar stabiel, maar men leest minder politiek nieuws

zegt tamelijk of zeer geïnteresseerd te zijn in politiek 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
totaal
totaal 60,13 59,97 65,57 61,7 62,72 62,13 60,43 59,5 60,66 62,06 60,64
geslacht
man 69,24 69,35 73,25 68,73 72,05 67,38 69,71 67,26 70,71 68,67 70,55
vrouw 49,93 51,41 58,17 54,88 53,85 56,9 51,57 51,68 51,2 55,76 50,86
leeftijd
18-34 jaar 52,81 57,02 63,19 57,6 62,57 60,07 53,95 50,39 52,38 55,19 52,38
35-64 jaar 62,53 65,34 67,28 66,3 62,91 62,56 62,92 60,37 64,72 64,13 60,11
≥ 65 jaar 63,04 48,55 64,37 53,18 62,45 63,38 62,35 67,29 61,19 65,06 69,05
opleiding
lager opgeleid 50,27 45,55 51,11 47,06 47,36 49,7 45,37 47,43 41,66 46,85 34,13
middelbaar opgeleid 57,64 61,6 66,97 62,03 59,44 60,43 58,4 61,12 61,52 60,32 58,63
hoger opgeleid 79,34 80,5 83,56 82,13 80,92 75,93 74,78 69,31 75,64 76,3 80,82
leest regelmatig over de politiek in ons land, bijv. in de krant 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
totaal
totaal 51,23 52,48 56,63 50,76 51,67 48,14 49,31 48,51 48,57 50,33 46,16
geslacht
man 59,44 63,18 62,33 59,83 59,12 54,52 57,24 56,29 56,38 59,44 55,98
vrouw 42,05 42,72 51,14 41,94 44,59 41,78 41,75 40,68 41,22 41,67 36,49
leeftijd
18-34 jaar 34,96 43,88 46,13 40,13 39,09 35,81 33,5 38,23 31,94 32,29 26,53
35-64 jaar 56,4 55,93 59,11 54,39 55,29 52,61 53,58 48,91 54,06 55,05 47,07
≥ 65 jaar 58,28 54,27 64,93 54,13 58,53 50,91 58,5 58,48 55,51 59,79 61,31
opleiding
lager opgeleid 42,26 40,55 45,35 37,37 32,92 30,33 38,1 37,91 32,77 36,28 26,35
middelbaar opgeleid 46,78 52,15 54,89 49,88 51,04 48,24 43,9 46,09 45,3 46,76 44,24
hoger opgeleid 71,47 71,58 74,79 70,93 68,71 64,22 65,1 62,99 67,06 65,69 61,63

Bron:SCP (CV ’08-’17/’18)

Nederlanders zijn de afgelopen 10 jaar geleidelijk minder politiek nieuws gaan lezen. Opnieuw zijn het de mannen, ouderen en hogeropgeleiden die vaak regelmatig politiek nieuws lezen. Opvallend is dat jongvolwassenen de afgelopen 10 jaar minder vaak regelmatig politiek nieuws zijn gaan lezen; dit terwijl de consumptie van schriftelijk politiek nieuws sinds 2008 voor ouderen eerder wat is toe- dan afgenomen. Mogelijk is deze trend onderdeel van een algemeen patroon, waaruit blijkt dat sinds 2006 het lezen onder jongvolwassenen sterk is teruggelopen (van 87% in 2006 tot 49% in 2016) terwijl het onder ouderen constant op 90% is gebleven (Wennekers et al. 2018).

Veel interesse in de nationale politiek, weinig interesse in de lokale politiek

In vergelijking met andere (Europese) landen zijn Nederlanders het meest geïnteresseerd in de landelijke politiek. Dat wil zeggen dat bijna de helft van alle Nederlanders te kennen geeft geregeld met familie en vrienden over nationale politieke aangelegenheden te praten; het gemiddelde hiervoor in de Europese Unie is nog geen kwart van de bevolking (Van Houwelingen en Dekker 2017).

In vergelijking hiermee is de interesse van Nederlanders in de lokale politiek opvallend gering, ondanks dat de Nederlander tevredener is met het lokale bestuur dan met de landelijke politiek. Zo is uit eerder onderzoek gebleken dat, in vergelijking met 20 andere Europese landen, in Nederland in verhouding relatief het minst vaak geregeld over de lokale politiek wordt gesproken met familie en vrienden (Dekker et al. 2013).

Politieke inspraak

Van 2008 tot en met 2015 stijgt heel geleidelijk de steun voor meer inspraak van burgers op het bestuur van gemeente en provincie: van 48% naar 53%; daarna neemt die af tot 43% in 2018. Lageropgeleiden zijn aanzienlijk vaker voorstander van meer inspraak op gemeentelijk en provinciaal niveau dan hogeropgeleiden (53% versus 36%) en dit verschil is sinds 2008 ook wat toegenomen (toen 52% versus 44%).

Steun voor referenda kalft af vanwege sterke daling onder hogeropgeleiden

steunt bindend refendum voor 'sommige, voor ons land belangrijke beslissingen' 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
totaal
totaal 79,81 79,07 79,68 77 77,49 80,31 81,88 80,74 70,66 66 70,09
geslacht
man 78,26 76,77 77,69 76,1 75,5 78,61 80,26 79,9 68,79 63,8 64,18
vrouw 81,53 81,16 81,61 77,89 79,38 82,01 83,44 81,57 72,42 68,11 75,96
leeftijd
18-34 jaar 83,72 82,8 82,38 73,8 78,9 84,94 84,47 84,59 77,75 75,66 83,45
35-64 jaar 82,99 81,29 80,61 79,49 79,31 81,27 83,2 83,66 70,92 63,76 70,11
≥ 65 jaar 64,18 67,55 73,33 73,74 71,45 72,7 75,42 70,72 61,99 60,32 58,79
opleiding
lager opgeleid 81,3 79,49 79,61 79,33 78,85 78,57 83,37 78,33 78,44 78,7 82,69
middelbaar opgeleid 85,86 83,82 85,55 81,65 80,59 85,76 85,68 85,59 77,59 73,18 80,59
hoger opgeleid 70,07 72,58 71,38 67,54 71,36 73,48 76,12 74,39 54,13 48,39 50
wil meer inspraak van de burgers op het bestuur van gemeente en provincie 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
totaal
totaal 48,32 48,25 49,75 48,74 47,13 50,79 52,57 53,25 47,39 45,96 42,75
geslacht
vrouw 49,89 47,93 49,13 48,24 44,72 49,05 50,92 51,42 45,08 44,95 41,21
man 46,91 48,59 50,4 49,25 49,67 52,53 54,3 55,07 49,85 47,03 44,31
leeftijd
18-34 jaar 47,22 45,31 44,18 46,04 40,98 44,07 47,61 47,52 43,62 43,49 37,67
35-64 jaar 51,55 50,38 53,38 50,85 49,39 51,54 54,33 56,13 49,62 45,83 42,82
≥ 65 jaar 39,69 46,13 47,92 45,92 49,34 56,49 54,41 53,44 46,81 48,97 47,02
opleiding
lager opgeleid 52,01 48,2 53,11 52,76 49,35 57,4 56,18 57,63 49,53 53,21 53,29
middelbaar opgeleid 47,53 52,98 52,58 49,69 52,16 51,94 56,21 58,99 51,91 49,98 42,81
hoger opgeleid 43,65 42,38 41,24 41,61 37,44 43,65 44,47 42,6 39,09 35,8 35,66

Bron:SCP (CV ’08-’17/’18)

Tot 2016 was een ruime en stabiele meerderheid van ongeveer 80% voor het bindend referendum. Sinds 2016 – ongetwijfeld als gevolg van het Oekraïne-referendum – is deze steun echter vrij abrupt gedaald naar 66% in 2017, om daarna weer iets op te veren tot 70% in 2018.
Deze terugval in steun voor het bindend referendum sinds 2015 komt vrijwel uitsluitend voor rekening van hogeropgeleiden. De steun voor bindende referenda onder middelbaar opgeleiden is sinds 2015 slechts een beetje teruggelopen en was in 2018 weer zo goed als op het oude niveau terwijl de steun voor bindende referenda onder lageropgeleiden sinds 2015 zelfs eerder wat is toe- dan afgenomen. Onder hogeropgeleiden daarentegen is de steun voor referenda sterk gedaald, van 74% in 2015 naar 50% in 2018.
Verder is de steun voor het bindend referendum onder vrouwen groter (76% versus 64% voor mannen) en zijn jongvolwassenen (83%) er beduidend vaker voorstander van dan ouderen (59%).

Opkomst bij verkiezingen

Ten slotte is het, gezien het beperkte aantal verkiezingen de afgelopen 10 jaar, lastig uitspraken te doen over mogelijke trends in de opkomst. Gezien over een lange termijn is er een stabiel beeld; alleen de opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen lijkt sinds 1990 een licht dalende trend te vertonen (Van Houwelingen en Dekker 2017). Al met al is de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen door de jaren heen (en dus ook de afgelopen 10 jaar) het hoogst. De opkomst bij Europese verkiezingen is ongeveer de helft hiervan, terwijl de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen en Provinciale Statenverkiezingen hier steeds tussenin ligt.

Opkomst bij verkiezingen stabiel

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018
Tweede Kamerverkiezingen 75,4 74,6 80,8
gemeenteraadsverkiezingen 54,1 54 55
Provinciale Statenverkiezingen 56 47,8
Europese verkiezingen 36,8 37,3

Bron:Kiesraad

Literatuur

Dekker, P., J. den Ridder en P. van Houwelingen (2013). Continu onderzoek burgerperspectieven. Kwartaalbericht 2013|4. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Houwelingen, P. van en P. Dekker (2017). Maatschappelijke en politieke participatie en betrokkenheid. In: R. Bijl, J. Boelhouwer, A. Wennekers (red.). De sociale staat van Nederland 2017 (p. 231-255). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Jong, A. de en S. Kooiker (2018). Regionale ontwikkelingen in het aantal potentiële helpers van oudere ouderen, 1975-2040. Den Haag: Planbureau voor de Leefomgeving.

Kromhout, M., N. Kornalijnslijper en M. de Klerk (2018). Veranderende zorg en ondersteuning voor mensen met een beperking. Landelijke evaluatie van de Hervorming Langdurige Zorg. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Wennekers, A., F. Huysmans en J. de Haan (2018). Lees:Tijd. Lezen in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Deze kaart citeren

Houwelingen, P. van en P. Dekker (2018). Maatschappelijke en politieke participatie. In: De sociale staat van Nederland 2018. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/ssn2018/maatschappelijke-en-politieke-participatie.

Informatie noten

Enquêtevraag ‘Heeft u zich in de afgelopen 2 jaar wel eens samen met anderen actief ingespannen voor een kwestie van gemeentelijk belang, voor een bepaalde groep in de gemeente of voor uw buurt?’

Enquêtevraag: ‘Heeft u zich in de afgelopen 2 jaar wel eens samen met anderen actief ingespannen voor een kwestie van nationaal belang of voor een kwestie met betrekking tot een wereldprobleem als vrede of armoede?’

De reden voor de plotselinge afname in ons laatste meetjaar, 2018, is vooralsnog onduidelijk.