De sociale staat van Nederland 2018

10 / 12

Gezondheid

Auteurs: Sjoerd Kooiker en Anna Maria Marangos

Vrouwen hebben nog steeds een hogere levensverwachting dan mannen, maar tussen 2007 en 2017 is de levensverwachting van mannen meer toegenomen dan die van vrouwen.

Berekening van de levensverwachting

De levensverwachting wordt door het CBS berekend op basis van de sterftecijfers voor verschillende leeftijden over een bepaalde periode (meestal een jaar) (zie: Stoeldraijer en Harmsen, 2017). De levensverwachting geeft aan hoe veel levensjaren iemand te verwachten heeft bij de geboorte (of vanaf een andere leeftijd, bijvoorbeeld 65 jaar), aangenomen dat de kans om te overlijden constant blijft op het niveau van dat gemeten jaar. Dat is waarschijnlijk niet zo, maar dat is wel een goed uitgangspunt om een uniform en vergelijkbaar cijfer te krijgen.

In 2017 ervaart bijna 80% van de Nederlandse bevolking de eigen gezondheid als goed of zeer goed; 12% heeft één of meer lichamelijke beperkingen en 11% rapporteert een laag psychisch welbevinden. Bij ervaren gezondheid en het hebben van een of meer lichamelijke beperkingen zijn er relatief grote verschillen naar leeftijd, opleiding en inkomen. Een laag psychisch welbevinden komt vooral voor onder mensen met een laag inkomen.

Levensverwachting

Het beeld van de verbeteringen in de gezondheid tussen 2007 en 2017 wisselt tussen mannen en vrouwen. Mannen hadden in 2017 een significant hogere levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen dan in 2007. Voor vrouwen was dat niet het geval. Gerekend vanaf 65-jarige leeftijd nam de levensverwachting in als goed ervaren gezondheid voor vrouwen significant toe en de levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen nam voor mannen toe. Bij de levensverwachting in goed psychisch welbevinden trad onder mannen een verbetering op. Gerekend vanaf 65 jaar was er tussen 2007 en 2017 een toename in de resterende levensverwachting in goed psychisch welbevinden voor zowel mannen als vrouwen.

De figuur geeft, voor de periode 2007-2017, de ontwikkeling weer van de levensverwachting bij de geboorte, uitgesplitst naar mannen en vrouwen. Vrouwen hebben een hogere levensverwachting dan mannen, maar de levensverwachting van mannen is meer toegenomen (met ruim 2 jaar) dan die van vrouwen (toename van iets meer dan 1 jaar).

De levensverwachting van mannen is meer toegenomen dan die van vrouwen

vanaf de geboorte 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
vrouw 82,3 82,3 82,7 82,7 82,9 82,8 83 83,3 83,1 83,1 83,3
man 78 78,3 78,5 78,8 79,2 79,1 79,4 79,9 79,7 79,9 80,1
vanaf 65 jaar 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
vrouw 20,9 20,9 21,2 21,2 21,3 21,2 21,4 21,6 21,4 21,4 21,5
man 17,4 17,6 17,8 18 18,3 18,3 18,4 18,9 18,6 18,8 19

Bron:CBS (StatLine)

Ook voor de (resterende) levensverwachting vanaf 65 jaar hebben vrouwen meer jaren te verwachten dan mannen. Hier laat ook de trendmatige toename in de periode 2007-2017 voor mannen een sterkere stijging zien dan voor vrouwen (voor mannen 1,6 jaar en voor vrouwen 0,6 jaar). De verschillen tussen mannen en vrouwen worden kleiner, van drie-en-een-half jaar in 2007 naar twee-en-een-half jaar in 2017.

Gezondheidsbeleving

Om na te gaan hoe er in de Nederlandse bevolking over de eigen gezondheid gedacht wordt, vraagt het CBS periodiek aan een steekproef uit de bevolking (ongeveer 10.000 mensen) hoe gezond men zich voelt. Een ruime meerderheid van de ondervraagden (79,3%) geeft aan dat zij de eigen gezondheid als ‘goed’ of ‘zeer goed’ beoordelen.

De figuur laat zien dat er relatief grote verschillen zijn naar leeftijd, opleiding en inkomen. Mensen onder de 18 jaar rapporteren het vaakst een goede of zeer goede gezondheid (94,6%) en lageropgeleiden het minst vaak (61,5%).

Onder jongeren komt een als goed ervaren gezondheid het meeste voor, onder lageropgeleiden het minst

geslacht
vrouw 77
man 81,7
leeftijd
<18 jaar 94,6
18-34 jaar 87,6
35-64 jaar 74,2
≥ 65 jaar 64,2
opleiding
lager opgeleid 61,5
middelbaar opgeleid 74,9
hoger opgeleid 83,6
inkomensklasse
laagste 20% 69,6
middelste 60% 79
hoogste 20% 86,8
herkomst
autochtone Nederlander 80,7
westerse migrant 75,5
niet-westerse migrant 74,1

a(n = 6785-9826), op basis van kruistabellen (χ2) die voor alle genoemde kenmerken significant zijn.

Bron:CBS maatwerktabel uit de Gezondheidsenquête 2017

Levensverwachting en ervaren gezondheid gecombineerd

De levensverwachting kent als gezondheidsmaat alleen het onderscheid tussen leven en dood. Dat is natuurlijk een zeer beperkte manier om naar gezondheid te kijken. Er is in de loop der tijd steeds meer behoefte ontstaan aan gezondheidsmaten die ook de kwaliteit van leven in een getal uitdrukken. Een van deze maten is de ‘levensverwachting in als goed ervaren gezondheid’, die aangeeft hoeveel jaren iemand in goede gezondheid mag verwachten te leven. Om deze maat te berekenen worden de enquêtegegevens over de ervaren gezondheid gecombineerd met de levensverwachting.

De figuur geeft weer hoe de levensverwachting in de als goed ervaren gezondheid zich heeft ontwikkeld van 2007 tot 2017. Het aantal gezonde jaren dat iemand mag verwachten, bedroeg in 2007 64,7 voor mannen en 63,4 voor vrouwen. In 2017 hadden mannen 65 gezonde jaren te verwachten en vrouwen 63,8 jaar. Deze verschillen tussen 2007 en 2017 zijn niet statistisch significant. Ook de verschillen tussen mannen en vrouwen zijn niet statistisch significant.

Ontwikkeling van de levensverwachting in als goed ervaren gezondheid

vanaf de geboorte 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
vrouw 63,4 63,5 63,8 63 63,3 62,6 63,5 64 63,2 63,3 63,8
man 64,7 63,7 65,3 63,9 63,7 64,7 64,6 64,9 64,6 64,9 65
vanaf 65 jaar 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
vrouw 11,5 11,4 11,2 11,1 11,3 11,2 11,6 11,9 12,2 12,7 13,2
man 11,2 10,4 11,6 11,3 10,9 11,2 11,5 11,5 11,7 11,8 12,2

Bron:CBS (StatLine)

Op 65-jarige leeftijd mogen zowel mannen als vrouwen nog ruim 12 gezonde jaren verwachten. Voor mannen was de gezonde levensverwachting 11,2 jaar in 2007 en 12,2 jaar in 2017 (geen significante toename). Voor vrouwen nam de gezonde levensverwachting toe van 11,5 jaar in 2007 tot 13,2 jaar in 2017.

Lichamelijke beperkingen

Hoe mensen hun gezondheid ervaren, is een subjectieve algemene vraag. Meer specifiek is de vraag of mensen één of meer lichamelijke beperkingen hebben. Om dit te meten wordt vaak de OESO-indicator gebruikt. Deze is gebaseerd op vaardigheden die mensen normaal beheersen, zo nodig met hulpmiddelen zoals een bril of hoorapparaat.

De OESO-indicator voor het meten van lichamelijke beperkingen

De OESO-indicator is gebaseerd op de volgende zeven vragen over vaardigheden die mensen normaal kunnen verrichten, zo nodig met hulpmiddelen zoals een bril of hoorapparaat. Het gaat niet om tijdelijke problemen:

  1. een gesprek volgen in een groep van drie of meer personen (zo nodig met hoorapparaat);
  2. met één andere persoon een gesprek voeren (zo nodig met hoorapparaat);
  3. kleine letters in de krant lezen (zo nodig met bril of contactlenzen);
  4. op een afstand van 4 meter het gezicht van iemand herkennen (zo nodig met bril of contactlenzen);
  5. een voorwerp van 5 kilo, bijvoorbeeld een volle boodschappentas, 10 meter dragen;
  6. rechtop staand kunnen bukken en iets van de grond oppakken;
  7. 400 meter aan een stuk lopen zonder stil te staan (zo nodig met stok).

Antwoordcategorieën op deze vragen zijn: zonder moeite, met enige moeite, met grote moeite, kan niet. Deze vragen worden gesteld aan personen van 12 jaar of ouder.

Gemeten volgens de OESO-indicator heeft 12% van de bevolking een of meer beperkingen in lichamelijk functioneren. In sommige bevolkingsgroepen komen een of meer lichamelijke beperkingen relatief vaak voor, en in andere weinig.
In de figuur is te zien dat de verschillen naar leeftijd, opleiding en inkomen het grootst zijn. Onder 65-plussers en lageropgeleiden komen één of meer lichamelijke beperkingen het meeste voor. Het minst komen zij voor bij mensen onder de 35 jaar, hogeropgeleiden en degenen met een hoog inkomen.

Lichamelijke beperkingen het vaakst bij 65-plussers en lageropgeleiden

geslacht
vrouw 15
man 8,5
leeftijd
<18 jaar 2
18-34 jaar 3,5
35-64 jaar 11,1
≥ 65 jaar 26,9
opleiding
lager opgeleid 27,2
middelbaar opgeleid 11
hoger opgeleid 5,2
inkomensklasse
laagste 20% 18,7
middelste 60% 12,6
hoogste 20% 5,4
herkomst
autochtone Nederlander 11,1
westerse migrant 12,5
niet-westerse migrant 15,3

a(n = 6811-8556), op basis van kruistabellen (χ2) die voor alle genoemde kenmerken significant zijn.

Bron:CBS maatwerktabel uit de Gezondheidsenquête 2017

Levensverwachting zonder matige of ernstige beperkingen

Op dezelfde wijze als voor de ervaren gezondheid kan ook een maat worden berekend met de gegevens over lichamelijke beperkingen. Deze maat geeft aan hoeveel jaren men mag verwachten te leven zonder matige of ernstige lichamelijke beperkingen. In 2017 mochten mannen 73,2 jaren zonder matige of ernstige lichamelijke beperkingen verwachten, en vrouwen 70,7 jaar. Onder de mannen was er een duidelijke gezondheidsverbetering tussen 2007 en 2017 van 70,7 naar 73,2 jaren zonder matige of ernstige lichamelijke beperkingen. Voor vrouwen was er geen duidelijke gezondheidsverbetering.

Ontwikkeling van de levensverwachting zonder matige of ernstige lichamelijke beperkingen

vanaf de geboorte 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
vrouw 69,9 69,5 69,9 69,7 70 69,5 70,5 69,5 69,4 70,5 70,7
man 70,7 70,9 71,2 70,2 71,1 71,9 71,2 72,1 72,4 72,4 73,2
vanaf 65 jaar 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
vrouw 12,1 11,4 12,2 12,9 13,4 12,9 14,1 12,1 11,9 13,1 13,1
man 13,1 12,4 12,9 13,1 13,9 14,2 13,6 13,6 14 14,2 14,5

Bron:CBS (StatLine)

Mannen konden in 2017 op 65-jarige leeftijd iets meer jaren zonder lichamelijke beperkingen verwachten dan vrouwen, namelijk 14,5 jaar tegenover 13,1. Voor mannen is een toename te zien tussen 2007 en 2017, namelijk van 13,1 jaar naar 14,5 jaar.

Psychisch welbevinden

De ervaren gezondheid en het hebben van beperkingen zegt vooral iets over het lichamelijk welbevinden van mensen. Gezondheid kent uiteraard ook een psychisch aspect, waar je op verschillende manieren naar kunt kijken. Je kunt bijvoorbeeld kijken naar diagnoses van psychiatrische aandoeningen en een minimale duur van deze aandoeningen. Maar je kunt ook kijken naar wat mensen zelf zeggen over hoe ze zich voelden in de afgelopen weken. In deze kaart richten we ons op dit aspect: het zelfgerapporteerde psychisch welbevinden.

Het meten van psychisch welbevinden

Om het psychisch welbevinden in kaart te brengen, gebruiken we gegevens van het CBS over de psychische (on)gezondheid. Het CBS berekent deze met behulp van de Mental Health Inventory 5 (MHI-5). De vijf MHI-vragen hebben betrekking op hoe men zich voelde (zenuwachtig, in de put, kalm, rustig, neerslachtig, somber of gelukkig) in de afgelopen vier weken (Driessen 2011). Omdat deze vragen eigenlijk meer zeggen over psychisch welbevinden dan over psychische gezondheid, houden we hier de term ‘psychisch welbevinden’ aan.

In de bevolking van 12 jaar en ouder rapporteerde 11% in 2017 een laag psychisch welbevinden over de afgelopen 4 weken. In de figuur valt op dat 65-plussers zich in een gunstiger positie bevinden dan 18-65-jarigen. Onder mensen met een laag inkomen komt een laag psychisch welbevinden het meeste voor.

65-plussers relatief goed psychisch welbevinden

geslacht
vrouw 13
man 9
leeftijd
<18 jaar 5
18-34 jaar 12,2
35-64 jaar 12,2
≥ 65 jaar 9,5
opleiding
lager opgeleid 15,3
middelbaar opgeleid 11,3
hoger opgeleid 8,4
inkomensklasse
laagste 20% 20,3
middelste 60% 10,4
hoogste 20% 6,3
herkomst
autochtone Nederlander 9,9
westerse migrant 11,5
niet-westerse migrant 18,2

a(n = 6785-8532), op basis van kruistabellen (χ2) die voor alle genoemde kenmerken significant zijn.

Bron:CBS maatwerktabel uit de Gezondheidsenquête 2017

Levensverwachting in goed psychisch welbevinden

Op dezelfde wijze als voor de ervaren gezondheid, kan met de gegevens over het psychisch welbevinden een maat worden berekend die aangeeft hoeveel jaren men (bij de geboorte) mag verwachten te leven in goed psychisch welbevinden. Er zijn hierbij slechts geringe verschillen tussen mannen en vrouwen: beide kunnen ongeveer 74 jaar in goed psychisch welbevinden verwachten. De levensverwachting in goed psychisch welbevinden is voor mannen toegenomen tussen 2007-2017, namelijk van 72,4 naar 73,7 jaar.

Ontwikkeling van de levensverwachting in goed psychisch welbevinden

vanaf de geboorte 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
vrouw 73,8 74,3 73,6 72,7 73,4 72,6 73,5 73,3 73,6 72,5 73,7
man 72,4 74,1 73,7 72,4 72,6 73 72,2 73,6 73,9 73,7 73,7
vanaf 65 jaar 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
vrouw 17,5 17,8 17,7 17,7 18,1 18,1 18,4 18,6 18,7 18,1 18,5
man 15,6 16,1 16,4 16,2 16,9 16,8 16,6 17,4 17,5 17,5 17,9

Bron:CBS StatLine

Voor zowel mannen als vrouwen is de levensverwachting vanaf 65 jaar in goed psychisch welbevinden significant gestegen tussen 2007 en 2017, en wel van 15,6 jaar naar 17,9 jaar bij de mannen en van 17,5 naar 18,5 jaar bij de vrouwen. De verschillen tussen mannen en vrouwen voor deze maat vanaf 65 jaar die er in 2007 waren, zijn er in 2017 ook.

Leefstijl

Voor de levensverwachting, sterftecijfers en de (volks)gezondheid in het algemeen is het van belang om te kijken naar hoe mensen hun leven inrichten: hun leefstijl. Het gaat dan met name om genotmiddelen als roken en alcohol, en om lichaamsbeweging en voeding. Een ongezonde leefstijl gaat vaak samen met een kortere levensduur en een hogere ziektelast.

De kosten van een ongezonde leefstijl

Het RIVM heeft berekend dat ruim 9% van de totale ziektelast is toe te schrijven aan roken. In 2015 overleden 20.000 mensen als gevolg van aandoeningen gerelateerd aan roken (zie volksgezondheidenzorg.info).

Voor het gebruik van alcohol, en voor sporten en bewegen zijn door het RIVM kosten-batenanalyses verricht. Als alle kosten en baten van alcohol in geld worden uitgedrukt, dan waren in 2013 de kosten van alcoholgebruik ongeveer 2,3 tot 2,9 miljard euro (De Wit et al. 2016).

Overgewicht kan een van de gevolgen zijn van weinig lichaamsbeweging en een ongezond voedingspatroon. Het hangt samen met een grotere kans op ziekten. Het RIVM stelt dat meer dan 2 van de 5 nieuwe gevallen van diabetes mellitus type 2 te wijten zijn aan overgewicht. Daarnaast is overgewicht verantwoordelijk voor ruim 10% van zowel nieuwe gevallen van acuut myocard infarct als van chronisch hartfalen (zie volksgezondheidenzorg.info).

Dit aan gezondheid gerelateerde gedrag (roken, alcoholconsumptie, lichaamsbeweging en overgewicht) is uitgebreid aan de orde gesteld in De sociale staat van Nederland 2015, waarbij 2013 meestal als laatste meetjaar is opgevoerd (Kooiker en Croezen 2015). In de periode 2014-2017 zijn er wat deze leefstijl betreft weinig veranderingen opgetreden.

Het aandeel in de bevolking met overgewicht ligt iets onder de 50% en is nauwelijks veranderd tussen 2014 en 2017 (zie De Staat van Volksgezondheid en Zorg, www.staatvenz.nl). Dat geldt eveneens voor het percentage in de bevolking dat aan de beweegrichtlijn voldoet. Dat is voor mensen van 12 jaar en ouder ongeveer 46% (zie volksgezondheidenzorg.info).

Ook voor het gebruik van alcohol verandert het beeld niet sterk. Het percentage overmatige drinkers in Nederland (18 jaar en ouder) schommelt in deze periode rond de 9% (zie De Staat van Volksgezondheid en Zorg, www.staatvenz.nl). Het aandeel in de bevolking dat niet, of niet meer dan 1 glas per dag drinkt, ligt in 2017 rond de 40%. De grootste verandering in leefstijl is wel dat het percentage rokers tussen 2014 en 2017 met bijna 3 procentpunten is gedaald, van ongeveer 26% naar ongeveer 23% (www.staatvenz.nl).

Literatuur

Driessen, M. (2011). Geestelijke ongezondheid in Nederland in kaart gebracht. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Jagger, C., H. van Oyen en J.M. Robine (2014). Health expectancy calculation by the Sullivan method. A practical guide. Te raadplegen via https://reves.site.ined.fr/en/resources/computation_online/sullivan/.

Kooiker, S. en S. Croezen (2015). Gezondheid en zorg. In: R. Bijl, J. Boelhouwer, E. Pommer en I. Andriessen (red.), De sociale staat van Nederland 2015. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Stoeldraijer, L. en C. Harmsen (2017). De levensverwachting meet de sterfte. In: Bevolkingstrends 2017 | 04. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Wit, G.A. de, P.F. van Gils, E.A.B. Over, A.W.M. Suijkerbuijk et al. (2016). Maatschappelijke kosten-batenanalyse van beleidsmaatregelen om alcoholgebruik te verminderen: Social cost-benefit analysis of regulatory policies to reduce alcohol use in The Netherlands. Bilthoven: RIVM (RIVM Rapport 2016-0133).

Deze kaart citeren

Kooiker, S. en A. M. Marangos (2018). Gezondheid. In: De sociale staat van Nederland 2018. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/ssn2018/gezondheid.

Informatie noten

Voor kinderen wordt dit aan de ouders of verzorgers gevraagd.

Hierbij nemen we aan dat zowel de kansen om te overlijden als het percentage dat een als goed ervaren gezondheid rapporteert in de tijd gelijk blijft. Het is overigens niet zo dat men eerst de gezonde jaren doormaakt en als die verstreken zijn, begint aan de niet-gezonde jaren. Deze maat is op te vatten als een samenvattend gemiddelde en kan van persoon tot persoon verschillen. Het voordeel van deze maat is dat het om een gestandaardiseerd cijfer gaat, waarbij de veranderende leeftijdsopbouw van de bevolking (bijvoorbeeld de vergrijzing) niet van invloed is op de uitkomst. Het is daardoor goed mogelijk om te kijken naar de trendmatige ontwikkeling over een reeks van jaren.

Het toetsen van de verschillen in gezonde levensverwachting en verwante indicatoren is gebaseerd op Jagger et al. (2014). De cijfers over de gezonde levensverwachting en de standaardfouten (met één decimaal) zijn ontleend aan CBS StatLine. Wanneer standaardfouten voor de nuljarigen ontbraken, is gebruikgemaakt van de standaardfouten van de jongste leeftijdsgroep waarvoor deze beschikbaar zijn. Gezien de verwachting van gezondheidsverbetering in de loop der tijd, is voor de twee meetmomenten eenzijdig getoetst. De toetsing betrof de jaren 2007 en 2017. De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn tweezijdig getoetst.

Het verschil tussen 2007 en 2017 is eenzijdig getoetst en statistisch significant voor vrouwen, p < 0,01. De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn niet statistisch significant.

Het verschil tussen mannen en vrouwen is tweezijdig getoetst statistisch significant, p < 0,001.

Is eenzijdig getoetst statistisch significant, p < 0,0005.

Verschil statistisch significant, p < 0,05.

Eenzijdig getoetst statistisch significant, p < 0,025.

De verschillen tussen de geslachten zijn niet statistisch significant.

Statistisch significant verschil p < 0,05.

Eenzijdig getoetst statistisch significant, p < 0,0005 voor mannen, resp. p < 0,05 voor vrouwen.

Tweezijdig getoetst, p < 0,01.

Tweezijdig getoetst, p < 0,05.