10 / 13
Gezondheidsgedrag naar leeftijd
Zoals bekend is gezondheidsgedrag sterk gerelateerd aan leeftijd (Deeks et al. 2009). Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat met de jaren zowel de objectieve als de subjectieve gezondheid gestaag afneemt. Vinden we deze relatie met leeftijd ook terug bij de door ons gespecificeerde gezondheidsgedragingen? En in hoeverre is de leeftijdsdifferentiatie gerelateerd aan opleidingsverschillen?
Alcohol en leeftijdsverschillen
In figuur 10.1 is het regelmatig drinken van alcohol uitgesplitst naar leeftijd en hoogst voltooide opleiding. We treffen een vrij consistent beeld aan. Bij alle leeftijdsgroepen drinken de wo-opgeleiden het meest regelmatig alcohol, terwijl de lager opgeleiden meer gematigd zijn. Deze opleidingsverschillen lijken groter te zijn voor de oudere respondenten. In andere woorden: met het toenemen van de leeftijd, stijgt het aantal regelmatige drinkers onder wo-opgeleiden sterker (van 30,4% naar 65,0%), dan onder de lager opgeleiden (van 24,3% naar 40,9%).
Alcohol drinken is dus risicogedrag dat vooral past bij de leefstijl van de hoogst opgeleiden in de oudere leeftijdscategorie. Binnen deze kringen is het blijkbaar meer sociaal geaccepteerd om regelmatig alcohol te drinken. Daarbij komt dat in deze groepen hiervoor ook vaker de financiële middelen beschikbaar zijn.
Figuur 10.1Regelmatige alcoholconsumptie naar opleiding en leeftijd
Leeftijd | laag | hoog secundair | HBO | WO |
---|---|---|---|---|
25-35 jaar | 24,3 | 21,7 | 23,2 | 30,4 |
36-45 jaar | 32,8 | 35,5 | 42,7 | 53,9 |
46-55 jaar | 25,2 | 43,2 | 41,8 | 45,3 |
56-70 jaar | 40,9 | 58,8 | 62,8 | 65 |
Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)
Leeftijd en opleiding in relatie tot gezondheidsgedragingen
Overgewicht
De kans op overgewicht neemt over het algemeen toe naarmate mensen ouder worden (CBS StatLine 2018). Dit fenomeen wordt ook geïllustreerd in figuur 10.2. De gemiddelde BMI onder 56-70-jarigen is aanzienlijk hoger dan onder 25-35-jarigen. Opmerkelijk is dat er een duidelijke opleidingskloof in overgewicht bestaat onder jongeren, terwijl de verschillen in overgewicht kleiner zijn onder oudere leeftijdsgroepen. Bij de 25-35-jarigen hebben alleen de laagopgeleiden gemiddeld gezien overgewicht (BMI = 25,7), terwijl de wo-opgeleiden, met een gemiddelde BMI van 23,1, een relatief gezond gewicht hebben.
Over de levensloop worden deze opleidingsverschillen steeds minder groot. In de oudste leeftijdscategorie vinden we bij alle opleidingsgroepen gemiddeld gezien overgewicht, en is de opleidingskloof kleiner geworden: van 2,6 naar 1,2 BMI-punten.
Figuur 10.2Gemiddelde BMI naar opleiding en leeftijd
BMI | laag | hoog secundair | HBO | WO |
---|---|---|---|---|
25-35 jaar | 25,7 | 24,9 | 23,8 | 23,1 |
36-45 jaar | 27,2 | 25,8 | 25,1 | 24,7 |
46-55 jaar | 27,1 | 26,1 | 25,8 | 24,9 |
56-70 jaar | 26,8 | 26,2 | 25,4 | 25,6 |
aDe gestippelde lijn is de grens voor overgewicht (BMI > 25).
Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)
Groente eten
Figuur 10.3 laat zien dat dagelijks groente eten bij de maaltijd onder alle groepen tamelijk gewoon is. Toch treffen we ook hier verschillen naar opleiding aan, en die zijn vooral te vinden bij de jongeren.
Vooral laagopgeleide jongeren (25-35 jaar) lijken minder frequent groente te eten (67,0%), terwijl dat onder laagopgeleide ouderen (56-70 jaar) iets gebruikelijker is (73,3%). Of dit te maken heeft met opgroeien in een tijd waarin groente eten nog heel gewoon was, de opkomst van kant-en-klaarmaaltijden waar vooral jongeren gebruik van maken, of het vaker eten in gezinsverband onder ouderen moet nader onderzoek uitwijzen.
Figuur 10.3Dagelijks groente eten naar opleiding en leeftijd
leeftijd | laag | hoog secundair | HBO | WO |
---|---|---|---|---|
25-35 jaar | 67 | 71,4 | 81,8 | 88 |
56-70 jaar | 73,3 | 81,2 | 86,8 | 85,8 |
Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)
Bewegen
Uit figuur 10.4 lezen we ten slotte af dat in alle leeftijdscategorieën intensief bewegen het minst in trek is bij de laagst opgeleiden. De figuur laat ook zien dat de opleidingskloof in fysieke activiteit het grootst is bij de 25-35-jarigen en duidelijk kleiner onder ouderen. Wellicht zijn de verschillen in beschikbare vrije tijd in deze oudere categorie wat kleiner, of neemt de noodzaak tot bewegen toe naarmate men ouder wordt. Aangezien risicofactoren stapelen over de levensloop is dit een aandachtspunt. Als vooral jongere laagopgeleiden afzien van voldoende bewegen, kan dit consequenties hebben op de langere termijn.
Figuur 10.4Bewegen naar opleiding en leeftijd
leeftijd | laag | hoog secundair | HBO | WO |
---|---|---|---|---|
25-35 jaar | 67,9 | 78 | 82,3 | 93,3 |
36-45 jaar | 70,8 | 82,6 | 79,6 | 92,5 |
46-55 jaar | 69,1 | 84,7 | 88,3 | 95,1 |
56-70 jaar | 76,5 | 88,3 | 86,1 | 88 |
Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)
Literatuur
Deeks, A., C. Lombard, J. Michelmore en H. Teede (2009). The effects of gender and age on health related behaviors. In: BMC Public Health, jg. 9, nr. 1, p. 213.
CBS Statline (2018). Lengte en gewicht van personen, ondergewicht en overgewicht; vanaf 1981. Te raadplegen op: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/81565NED/table?ts=1529397175143.
Deze kaart citeren
André, S., R. Meuleman en G. Kraaykamp (2018). Gezondheidsgedrag naar leeftijd. In: Een (on)gezonde leefstijl: Opleiding als scheidslijn. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/leefstijl/gezondheidsgedrag-naar-leeftijd.