Een (on)gezonde leefstijlOpleiding als scheidslijn

3 / 13

Gezondheidgerelateerd gedrag en de opleidingskloof

Auteurs: Stéfanie André, Roza Meuleman en Gerbert Kraaykamp

Hier gaan we in op de opleidingsverschillen in gezondheidgerelateerd gedrag in Nederland. We bestuderen opleidingsscheidslijnen in roken, regelmatig alcohol drinken, overgewicht, groente en fruit eten, en bewegen onder de Nederlandse bevolking in 2014. Eventuele opleidingsverschillen in gezondheidgerelateerd gedrag kunnen voortkomen uit het feit dat laag- en hoogopgeleiden verschillen in gezondheidskennis, financiële mogelijkheden, werkomstandigheden, sociale netwerken, culturele leefstijlverschillen en context, zie ook Opleiding als scheidslijn.

Grote opleidingsverschillen in roken

Kennis over de kwalijke gevolgen van roken is wijdverbreid. Tevens zijn in Nederland reeds lange tijd leeftijdsrestricties en reclamebeperkende maatregelen ingevoerd en geldt er een rookverbod op de werkplek en in openbare gebouwen en ruimtes. Desondanks zijn er in 2014 nog veel mensen die aangeven dagelijks te roken. Deze (regelmatige) rokers vindt men vooral onder de lager en hoog secundair opgeleiden (33,1% resp. 28,4%), terwijl hoger opgeleiden veel minder vaak (regelmatige) rokers zijn. Dit is wellicht te verklaren vanuit het idee dat lager opgeleiden minder kennis hebben over de ernstige gezondheidsgevolgen van roken, of meer acceptatie van roken ervaren binnen hun sociale netwerk (en dus minder stigma) dan hoger opgeleiden. Hoewel roken inmiddels zeer duur is (geworden), lijken financiële overwegingen bij roken een minder belangrijke rol te spelen.

Figuur 3.1Rookgedrag naar opleidingsniveau

laag 33,1
hoog secundair 28,4
HBO 17,8
WO 10,3

aOnder roken verstaan wij het dagelijks roken en het wel roken, maar niet dagelijks. Voor meer informatie over de variabelen zie Verantwoording en bronnen.

Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)

Drinken juist iets van hoogopgeleiden

Figuur 3.2 illustreert dat personen die regelmatig alcohol drinken het vaakst te vinden zijn onder wetenschappelijk opgeleiden (46,7%), tegenover 33,4% onder laagopgeleiden. Dit is opmerkelijk, aangezien de Gezondheidsraad overvloedige alcoholconsumptie afraadt. Het lijkt erop dat onder de wo-opgeleiden regelmatig alcoholgebruik zodanig sociaal en cultureel geaccepteerd is, dat het hoort bij de leefstijl van deze groep, zie ook Opleiding als scheidslijn; dat kan een reden zijn om mogelijke nadelige gezondheidseffecten te negeren.

Meer algemeen constateren we dat frequente alcoholconsumptie vaker voorkomt onder mensen met een hogere opleiding; onder lager opgeleiden is regelmatig alcoholgebruik het minst gebruikelijk (33,4%), terwijl dit gestaag oploopt bij de hogere opleidingscategorieën. Aangenomen mag worden dat deze samenhang ook deels te verklaren is door het gemiddeld genomen hogere inkomen van hoger opgeleiden. Anders dan bij regelmatige alcoholconsumptie, zijn de verschillen tussen opleidingsgroepen in het dagelijks consumeren van alcohol niet noemenswaardig.

Figuur 3.2Alcoholconsumptie naar opleidingsniveau

drinkt dagelijks drinkt regelmatig
laag 13,4 33,4
hoog secundair 9,9 41,9
HBO 8,9 42
WO 9,3 46,7

aMeer dan 1 keer per week.

Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)

Ook lichaamsgewicht en groenteconsumptie zijn sterk gedifferentieerd

Figuur 3.3 presenteert de opleidingsverschillen naar (relatief) lichaamsgewicht gemeten in BMI. De gemiddelde BMI onder de laag en hoog secundair opgeleiden ligt boven de 25, wat duidt op overgewicht. Bij de hbo-opgeleiden ligt het BMI-gemiddelde precies op de grens van overgewicht, terwijl de wo-opgeleiden met 24,4 ruim onder de grens van overgewicht blijven. Ook hier kunnen kennis en financiële mogelijkheden een rol spelen in de verklaring van de gepresenteerde opleidingskloof zie ook Opleiding als scheidslijn.

Figuur 3.3BMI naar opleidingsniveau

laag 26,8
hoog secundair 25,8
HBO 25
WO 24,4

aDe gestippelde lijn is de grens voor overgewicht (BMI > 25).

Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)

Opleidingsverschillen in gezonde consumptie zijn minder groot dan bij de andere gezondheidsgedragingen. Voor het dagelijks eten van groente en fruit vinden we echter wel een duidelijk verband met opleiding: hoe hoger de opleiding, hoe gezonder men eet. Hoewel wo-opgeleiden vaker dan de laagopgeleiden aangeven dagelijks fruit te eten, is dit verschil van 5,6 procentpunten te verwaarlozen. Dit in tegenstelling tot de verschillen in het dagelijks eten van groente, waar we wel noemenswaardige verschillen tussen deze groepen vinden (15,4 procentpunten). De opleidingsverschillen zijn dus groter voor de dagelijkse consumptie van groente, dan voor die van fruit.

Figuur 3.4Groenteconsumptie naar opleidingsniveau

laag 71,5
hoog secundair 77,2
HBO 84,3
WO 86,9

Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)

Bewegen meest in trek bij wo-opgeleiden

Figuur 3.5 laat zien dat de laagopgeleiden het minst vaak bewegen (72,6%). Wellicht hebben laagopgeleiden minder financiële middelen om georganiseerd te gaan sporten of een sportuitrusting aan te schaffen, zie ook Opleiding als scheidslijn. Fysieke activiteit in de vrije tijd is het meest gebruikelijk onder wetenschappelijk opgeleiden: 92,5% van hen beweegt voldoende. Mogelijke verklaringen hiervoor liggen in het feit dat zij de meeste kennis over de gezondheid bevorderende effecten van bewegen hebben, en daarnaast meer financiële mogelijkheden voor sportbeoefening bezitten.

Voldoende gezond bewegen

Om vast te stellen of mensen voldoende gezond bewegen, is aan hen gevraagd op hoeveel dagen in de afgelopen week zij in een stevig tempo hebben gewandeld, gesport of een andere lichamelijke activiteit hebben verricht gedurende ten minste 30 minuten. Het bewegen kan daarmee betrekking hebben op fietsen naar het werk, maar ook op intensief sporten. Hier definiëren we voldoende bewegen als ten minste één keer per week meer dan 30 minuten intensief bewegen zie Verantwoording en bronnen.

Figuur 3.5Bewegen naar opleidingsniveau

laag 72,6
hoog secundair 84
HBO 84
WO 92,5

Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)

In Stapeling van risicofactoren bekijken we in hoeverre de stapeling van (on)gezonde gedragingen gerelateerd is aan opleiding.

Deze kaart citeren

André, S., R. Meuleman en G. Kraaykamp (2018). Gezondheidgerelateerd gedrag en de opleidingskloof. In: Een (on)gezonde leefstijl: Opleiding als scheidslijn. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/leefstijl/gezondheidgerelateerd-gedrag-en-de-opleidingskloof.

Informatie noten