9 / 13
Geslacht en de kloof in gezondheidsgedrag
Eerder onderzoek laat zien dat er overduidelijk verschillen zijn tussen mannen en vrouwen in gezondheidsgedrag; mannen rapporteren over het algemeen een minder gezonde leefstijl dan vrouwen (Deeks et al. 2009; Ross en Mirowsky 2010). De vraag is echter in hoeverre deze verschillen in gezondheidsgedrag gerelateerd zijn aan de opleidingskloof in gezondheidsgedrag. We onderzoeken daarom in hoeverre geslacht gerelateerd is aan de opleidingskloof in gezondheidsgedrag.
Roken
Uit de opleidingsgradiënt in figuur 9.1 lezen we dat laagopgeleiden vaker roken dan hoogopgeleiden. Ook het verschil tussen mannen en vrouwen is helder: mannen roken vaker dan vrouwen (alleen bij de wo-opgeleiden is dit verschil niet significant). Dit is vooral onder laagopgeleide mannen het geval. Roken lijkt daarmee voornamelijk onder laagopgeleide mannen relatief vaak voor te komen (40%).
Figuur 9.1Rookgedrag naar opleidingsniveau en geslacht
laag | hoog secundair | HBO | WO | |
---|---|---|---|---|
mannen | 40 | 34,1 | 23,3 | 15,6 |
vrouwen | 27,6 | 22,5 | 12,9 | 4,9 |
aOnder roken verstaan wij het dagelijks roken en het wel roken, maar niet dagelijks. Voor meer informatie over de variabelen zie Verantwoording en bronnen.
Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)
Drinken van mannen en vrouwen: zijn er opleidingsverschillen?
Figuren 9.2 en 9.3 tonen de opleidingsverschillen voor mannen en vrouwen in regelmatig alcohol drinken; daarbij wordt ook naar leeftijd gekeken. Jonge vrouwen, in alle opleidingsgroepen, blijken minder regelmatig te drinken dan mannen. Opmerkelijk is dat bij vrouwen van 46-70 jaar opleidingsverschillen in regelmatig drinken het sterkst naar voren komen; van de laagst opgeleide vrouwen drinkt in deze groep 29,4% regelmatig, tegen 60,4% van de wo-opgeleide vrouwen. Onder jongere vrouwen zijn de verschillen veel minder uitgesproken.
Onder mannen is de situatie andersom. Daar vinden we de grootste opleidingsverschillen in de jongere categorie; met name hoogopgeleide jonge mannen drinken relatief vaak (59,1%), terwijl middelbaar en laagopgeleide mannen meer gematigd zijn (34,4% resp. 37,8%). Onder de mannen van 45 jaar en ouder is regelmatig drinken zeer ingeburgerd; van hen drinkt onder vrijwel alle opleidingsgroepen rond de 50% regelmatig alcohol. Alleen de absoluut gezien kleine groep van laagopgeleiden is iets gematigder, met 43,5% regelmatige drinkers. Wellicht zijn financiële redenen hiervoor een verklaring.
Figuur 9.2Regelmatige alcoholconsumptie naar opleiding, mannen
Leeftijd | laag | hoog secundair | HBO | WO |
---|---|---|---|---|
25-45 jaar | 37,8 | 34,4 | 51,5 | 59,1 |
46-70 jaar | 43,5 | 56,5 | 56,9 | 50,7 |
Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)
Figuur 9.3Regelmatige alcoholconsumptie naar opleiding, vrouwen
Leeftijd | laag | hoog secundair | HBO | WO |
---|---|---|---|---|
25-45 jaar | 20,1 | 22,9 | 17,2 | 23,4 |
46-70 jaar | 29,4 | 45,6 | 48,3 | 60,4 |
Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)
Geslacht, en gewicht en groente
BMI
Een van de grootste welvaartsproblemen in westerse samenlevingen is de prevalentie van overgewicht en obesitas. Figuur 9.4 laat de gemiddelde BMI voor mannen en vrouwen zien naar opleiding. De gestippelde lijn geeft de ondergrens voor overgewicht aan.
Hbo- en wo-opgeleide vrouwen hebben gemiddeld gezien geen overgewicht. Bij mannen constateren we dat strikt genomen alleen wo-opgeleiden gemiddeld gezien een gezond gewicht rapporteren. Tevens zien we een duidelijk onderscheid tussen mannen en vrouwen in opleidingsverschillen: de opleidingskloof tussen enerzijds laag en hoog secundair opgeleide vrouwen en anderzijds hbo/wo-opgeleide vrouwen in BMI is duidelijk meer uitgesproken dan bij mannen, waar de grens tussen hbo- en wo-opgeleide mannen ligt.
Figuur 9.4Gemiddelde BMI naar opleiding en geslacht
laag | hoog secundair | HBO | WO | |
---|---|---|---|---|
mannen | 26,8 | 26,1 | 25,7 | 24,9 |
vrouwen | 26,8 | 25,5 | 24,3 | 23,9 |
aDe gestippelde lijn is de grens voor overgewicht (BMI > 25).
Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)
Als we naar de geslachtsspecifieke opleidingskloof in BMI kijken in Europa (figuur 9.5), constateren we dat in Slovenië laagopgeleide mannen minder vaak overgewicht hebben dan hoogopgeleide. In alle andere landen is dit precies andersom. Het opleidingsverschil onder mannen is het grootst in Zweden. Daar heeft 41,5% van de hoogopgeleide en 72,3% van de laagopgeleide mannen overgewicht.
Nederland heeft een relatief grote opleidingskloof in BMI. Onder mannen is het verschil 15,5 procentpunten, onder vrouwen is de opleidingskloof zelfs 20,8 procentpunten. Voor alle landen stellen we vast dat overgewicht onder laagopgeleide vrouwen vaker voorkomt dan onder hoogopgeleide vrouwen.
Figuur 9.5Overgewicht in Europa naar geslacht
mannen | |||
---|---|---|---|
laag opgeleid | middelbaar opgeleid | hoog opgeleid | |
België | 62,4 | 55,9 | 53,7 |
Denemarken | 60 | 58,3 | 42,2 |
Duitsland | 67,8 | 59,9 | 59 |
Estland | 63,7 | 56,2 | 62,4 |
Finland | 66,5 | 65,7 | 57,3 |
Frankrijk | 65,5 | 50,8 | 41,9 |
Ierland | 65,7 | 54,6 | 48 |
Litouwen | 69,9 | 67,2 | 49,9 |
Nederland | 61,8 | 61,3 | 46,2 |
Noorwegen | 69,2 | 68,5 | 57,5 |
Oostenrijk | 66,5 | 61,8 | 40,9 |
Polen | 68,9 | 61,4 | 62,2 |
Portugal | 57,3 | 68,1 | 49,7 |
Slovenië | 63,8 | 67,4 | 71,7 |
Spanje | 69 | 57,4 | 56,6 |
Tsjechië | 72,6 | 67,8 | 72,9 |
Verenigd Koninkrijk | 68,5 | 69,7 | 54,1 |
Zweden | 72,3 | 65 | 41,5 |
Zwitserland | 57 | 62,3 | 47,8 |
vrouwen | |||
laag opgeleid | middelbaar opgeleid | hoog opgeleid | |
België | 44,8 | 39,8 | 35,8 |
Denemarken | 42,7 | 52,3 | 32 |
Duitsland | 50 | 37,9 | 28,7 |
Estland | 53,6 | 52,1 | 41 |
Finland | 57,9 | 51,2 | 35,1 |
Frankrijk | 46,7 | 38,5 | 22,2 |
Ierland | 49,7 | 38,3 | 33,6 |
Litouwen | 56,9 | 61,5 | 37,6 |
Nederland | 54,3 | 35,4 | 33,5 |
Noorwegen | 48,7 | 42,8 | 29,8 |
Oostenrijk | 43,3 | 32,1 | 19,1 |
Polen | 53,2 | 47,8 | 28,8 |
Portugal | 59,2 | 40 | 29,6 |
Slovenië | 73,1 | 41,2 | 28,1 |
Spanje | 47,6 | 31,3 | 27,2 |
Tsjechie | 59,2 | 46,2 | 41,6 |
Verenigd Koninkrijk | 50,2 | 53,2 | 40,7 |
Zweden | 52 | 45,8 | 36,2 |
Zwitserland | 38,1 | 23,5 | 16,6 |
Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (n = 25.538)
Groente eten
Figuur 9.6 toont ook voor dagelijks groente eten een duidelijke trend in opleidingsverschillen; deze zijn sterker onder vrouwen dan onder mannen. Vooral wo-opgeleide vrouwen eten vaker dagelijks groente (92,3%) dan laagopgeleide vrouwen (74,2%). Dit verschil is bij wo-opgeleide (82,2%) en laagopgeleide (68,1%) mannen duidelijk kleiner.
Figuur 9.6Dagelijks groente eten naar opleiding en geslacht
laag | hoog secundair | HBO | WO | |
---|---|---|---|---|
mannen | 68,1 | 74,7 | 79,2 | 82,2 |
vrouwen | 74,2 | 79,8 | 88,8 | 92,3 |
Bron:European Social Survey Nederland, ronde 7, 2014-2015 (N=1.415)
Literatuur
Deeks, A., C. Lombard, J. Michelmore en H. Teede (2009). The effects of gender and age on health related behaviors. In: BMC Public Health, jg. 9, nr. 1, p. 213.
Ross, C. E., & Mirowsky, J. (2010). Gender and the health benefits of education. The Sociological Quarterly, 51(1), 1-19.
Deze kaart citeren
André, S., R. Meuleman en G. Kraaykamp (2018). Geslacht en de kloof in gezondheidsgedrag. In: Een (on)gezonde leefstijl: Opleiding als scheidslijn. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/leefstijl/geslacht-en-de-kloof-in-gezondheidsgedrag.