CBSSCP

Emancipatiemonitor 2018

11 / 18

Welke gevolgen heeft ouderschap voor werk en economische zelfstandigheid?

Auteurs: Sebastian Alejandro Perez (CBS), Marion van den Brakel (CBS) en Wil Portegijs (SCP)

Met de komst van kinderen verandert vooral de economische positie van vrouwen. De verschillen met mannen in arbeidsdeelname en economische zelfstandigheid worden wel iets kleiner. Vrouwen werken na de geboorte van hun eersteling steeds vaker evenveel uur als ervoor, zijn vaker economisch zelfstandig en ook iets vaker hoofdkostwinner. Vaders passen hun werkpatroon zelden aan na de komst van het eerste kind: zij werken overwegend voltijds. Moeders werken nog altijd minder dan vaders en dat is in lijn met opvattingen van de Nederlandse bevolking over de ideale arbeidsduur voor moeders en vaders.

Steeds meer moeders werken evenveel uur als voor geboorte kind

Vrouwen blijven steeds vaker evenveel uren werken nadat ze voor het eerst moeder zijn geworden (zie Gaan vrouwen steeds meer werken?). Terwijl dit er tien jaar geleden nog vier op de tien waren, gaat het inmiddels om zes op de tien vrouwen (zie bijlage B11.1). De overige jonge moeders gaan meestal minder werken. Een op de tien jonge moeders stopt met werken, al dan niet tijdelijk. Dit aandeel is min of meer gelijk gebleven. Laagopgeleide moeders stoppen vaker met werken dan hoogopgeleide moeders; zij passen het minst vaak hun werkweek aan (Roeters et al. 2016). Voor mannen heeft de komst van hun eerste kind veel minder gevolgen voor hun arbeidsduur: negen op de tien vaders blijven evenveel uur werken.

Gevolgen komst kind voor arbeidsduur

vrouw
label waarde
stopt na de geboorte met werken 9.7
blijft na de geboorte werken, minder uren 27.9
blijft na de geboorte werken, gelijke uren 58.1
blijft na de geboorte werken, meer uren, of begint met werken 4.4
label waarde
stopt na de geboorte met werken of ging minder werken 8
blijft of begint na de geboorte met werken, gelijke of meer uren 92.4

a‘Werken’ betekent: betaald werk hebben voor minimaal één uur per week.

Bron:CBS (EBB’06-’17)

Arbeidsduur vrouwen neemt verder af na eerste verjaardag kind

Vrouwen werken een jaar voor de geboorte van hun eerste relatief vaak in deeltijd: 41% van hen werkt in 1 tot 35 uur per week. Bij de vrouwen met een pasgeboren kind (van 0 jaar) is dat 56%. Na de eerste verjaardag van het kind doen vrouwen vaak nog een stap terug en is het aandeel deeltijdwerkers 67%. Een op de zes moeders werkt niet, tegenover een op de tien vrouwen voor de geboorte. Vooral voltijdwerkers doen een stap terug. Terwijl bijna de helft van de vrouwen zonder kinderen voltijds werkt, is dat onder moeders met een eersteling van 1 jaar met 17% een stuk minder. Overigens kunnen vrouwen, voordat ze de contractuele arbeidsduur aanpassen, ook nog gebruik maken van ouderschapsverlof.

Arbeidsduur vrouw rondom geboorte 1e kind

wekelijkse arbeidsduur van vrouwen (a) (25 tot 50 jaar), voor en na de geboorte van het eerste kind, 2015/2017 (in procenten)

# geen kind kind 0 jaar kind 1 jaar
geen werk 11.0 16.3 16.1
1-11 uur 2.3 3.4 2.9
12-19 uur 3.4 4.8 6.1
20-27 uur 11.9 23.1 29.3
28-34 uur 23.1 24.5 28.3
≥ 35 uur 48.2 28.0 17.3

a De groep vrouwen met een kind van 0 jaar bestaat uit exact dezelfde respondenten als de groep die nog geen kinderen heeft. De groep met een kind van 1 jaar is een andere groep vrouwen.

Bron:CBS (EBB’15/’17)

Meeste Nederlanders zien moeders het liefst niet meer dan drie dagen werken

Dat de meeste moeders in deeltijd werken, is in lijn met opvattingen in Nederland over de combinatie werk en zorg. De meeste mensen vinden dat vrouwen het best in deeltijd kunnen werken als ze jonge kinderen hebben. Dan bedoelt men een tot drie dagen per week, en sommigen vinden helemaal stoppen met werken nog beter. Slechts een op de acht vrouwen en mannen vindt vier of vijf dagen werk per week beter. De ideale werkweek voor vaders is langer, al ziet de meerderheid ook hen liever niet voltijds werken; vier dagen in de week heeft de voorkeur. Als de kinderen eenmaal op de basisschool zitten, ziet men wat meer ruimte voor arbeidsparticipatie van moeders, en is het verschil met vaders ook iets kleiner.

Ideale arbeidsduur moeders/vaders

nog niet schoolgaande kinderen (0-3 jaar oud)

# moeder vader
0 dagen 20 3
1 dag 18 4
2 dagen 25 9
3 dagen 25 22
4 dagen 10 37
5 dagen 3 25

kinderen op de basisschool (4-12 jaar oud)

# moeder vader
0 dagen 2 1
1 dag 7 2
2 dagen 20 4
3 dagen 35 13
4 dagen 28 39
5 dagen 9 41

Bron:SCP (EBB’18)

Vrouwen iets vaker hoofdkostwinner

Het aandeel paren waarin de vrouw meer verdient dan de man is toegenomen. Zo steeg bij paren met minderjarige kinderen het aandeel van ruim 7% naar bijna 12% in de periode 2007 tot en met 2017. Maar nog altijd is in ruim zes op de tien gevallen de man de meest verdienende partner. De inkomensverhouding tussen man en vrouw is vanzelfsprekend nauw gerelateerd aan het werkpatroon. Bij 57% van de paren met minderjarige kinderen werkt de man voltijds en de vrouw deeltijds. Bij paren zonder minderjarige kinderen komt het juist het vaakst voor dat beide partners voltijds werken. Ook is het dan vaker zo dat beiden ongeveer evenveel verdienen of dat de vrouw het meeste verdient.

Verdienmodel paren

verhouding in inkomen uit werk ᵃ

verhouding in inkomen uit werk ᵃ

# met minderjarige kinderen zonder minderjarige kinderen
alleen man 13.2 8.2
man meer 64.7 55.1
beide ongeveer gelijk 6 11.5
vrouw meer 11.6 20.5
alleen vrouw 2.3 3.1
geen van beide 2.2 1.6

werkpatroon

# met minderjarige kinderen zonder minderjarige kinderen
man werkt, vrouw niet 16.9 10.5
man voltijd, vrouw deeltijd 57 35.5
beide voltijd 10.9 39.0
beide deeltijd 8.2 5.0
anders 4.7 8.1
beide niet werkend 2.3 1.9

a Voorlopige cijfers.

Bron:CBS (Inkomensstatistiek’17 en EBB ’17)

Geboorte van kinderen is kantelpunt in loopbaan van veel vrouwen

Bij jonge (gehuwde) paren die (nog) geen kinderen hebben, werken vrouwen en mannen vrijwel even vaak en is ook het verschil in arbeidsduur relatief gering. Alleenstaande vrouwen tot 40 jaar zijn iets vaker economisch zelfstandig dan alleenstaande mannen in die leeftijd. Hun nettoarbeidsparticipatie is vergelijkbaar. Als er kinderen zijn, ligt het anders. Dan hebben vrouwen minder vaak betaald werk, werken minder uur en zijn minder vaak economisch zelfstandig dan mannen. Eenzelfde verschil is er tussen alleenstaande moeders en vaders.

Arbeidsdeelname en economische zelfstandigheid naar levensfase

nettoarbeidsparticipatie

# < 40 jaar, zonder minderjarig kind: alleenstaand samenwonend met minderjarige kinderen: samenwonend, kind < 12 jaar samenwonend, kind 12-17 jaar alleenstaand, kind < 12 jaar alleenstaand, kind 12-17 jaar 40-64 jaar, geen minderjarig kind: samenwonend alleenstaand
vrouw 80.0 89.7 79.3 81.2 60.2 69.0 65.5 58.7
man 79.6 95.7 94.2 93.5 75.2 75.3 83.6 64.6

gemiddelde wekelijkse arbeidsduur

# < 40 jaar, zonder minderjarig kind: alleenstaand samenwonend met minderjarige kinderen: samenwonend, kind < 12 jaar samenwonend, kind 12-17 jaar alleenstaand, kind < 12 jaar alleenstaand, kind 12-17 jaar 40-64 jaar, geen minderjarig kind: samenwonend alleenstaand
vrouw 34.2 33.4 26.3 25.8 27.2 28.0 25.8 29.5
man 38.2 39.5 40.1 40.7 39.0 38.0 38.6 37.1

economische zelfstandigheid ᵇ ᶜ

# < 40 jaar, zonder minderjarig kind: alleenstaand samenwonend met minderjarige kinderen: samenwonend, kind < 12 jaar samenwonend, kind 12-17 jaar alleenstaand, kind < 12 jaar alleenstaand, kind 12-17 jaar 40-64 jaar, geen minderjarig kind: samenwonend alleenstaand
vrouw 75.7 81.5 65.5 64.6 48.8 59.8 50.3 53.0
man 73.4 89.6 90.1 89.4 74.4 78.8 78.4 63.2

aExclusief onderwijsvolgenden.

bBij economische zelfstandigheid is de leeftijdsbovengrens de AOW-leeftijd (zie Hoeveel vrouwen zijn economisch zelfstandig?).

cVoorlopige cijfers.

Bron:CBS (EBB’17; Inkomensstatistiek ’17)

Groei arbeidsdeelname en economische zelfstandigheid moeders met partner zet door

Al jaren neemt de nettoarbeidsparticipatie van vrouwen met een partner en minderjarige kinderen vrijwel onophoudelijk toe (zie ook Dirven en Portegijs 2016 en m/v-stat). Ook werken ze bijna een halve werkdag per week meer dan tien jaar geleden (22,5 uur in 2007; 25,1 in 2015 en 26,1 in 2017). Steeds vaker hebben moeders met een partner een grote in plaats van een kleine deeltijdbaan (CBS StatLine 2018). In lijn daarmee stijgt hun verdiende inkomen (m/v-stat) en zijn ze steeds vaker economisch zelfstandig. In 2017 was 66% van de gehuwde (of samenwonende) moeders met een jongste kind in de basisschoolleeftijd economisch zelfstandig. Dat is 3 procentpunten meer dan in 2015 en ook is het vaker dan de gemiddelde vrouw (zie Hoeveel vrouwen zijn economisch zelfstandig?). Met een jongste kind van 12 jaar of ouder was in 2017 bijna 65% van deze vrouwen economisch zelfstandig; een stijging van 4 procentpunten. Bij gehuwde (of samenwonende) vaders verandert er op deze vlakken nauwelijks iets, zodat het verschil tussen vaders en moeders wat kleiner wordt (zie bijlage B11.2).

Economische positie van alleenstaande moeders weer in de lift

Na een daling tijdens de economische crisis waren alleenstaande moeders in 2017 vergeleken met twee jaar eerder weer vaker aan het werk en werden ze economisch zelfstandiger. Vergeleken met andere vrouwen is hun nettoarbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid echter laag. Bijna een kwart van de alleenstaande moeders met kinderen tot 18 jaar moet voornamelijk van een bijstandsuitkering rondkomen, tegenover 4% van de bevolking van 15 jaar tot AOW-leeftijd (uitgezonderd scholieren en studenten).

Literatuur

CBS StatLine (2018). Arbeidsdeelname; paren. Geraadpleegd op 31 oktober 2018 via http://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/82919NED/table?dl=F330.

Dirven, H.-J. en W. Portegijs (2016). Arbeid. In: Portegijs W. en M. van den Brakel (red.), Emancipatiemonitor 2016 (p. 57-86). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau / Centraal Bureau voor de Statistiek.

Roeters, A., S. Alejandro Perez en A. de Boer (2016). De combinatie van betaalde arbeid en zorgtaken. In: Portegijs W. en M. van den Brakel (red.), Emancipatiemonitor 2016 (p. 87-116). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau / Centraal Bureau voor de Statistiek.

Deze kaart citeren

Perez (CBS), S.A., M. van den Brakel (CBS) en W. Portegijs (SCP) (2018). Welke gevolgen heeft ouderschap voor werk en economische zelfstandigheid?. In: Emancipatiemonitor: 2018. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/emancipatiemonitor2018/welke-gevolgen-heeft-ouderschap-voor-werk-en-economische-zelfstandigheid.

Informatie noten

Het verdiende inkomen bestaat uit inkomen uit arbeid en inkomen uit eigen onderneming. Onder inkomen uit arbeid wordt verstaan: loon en salaris inclusief de werknemers- en werkgeversbijdrage in de premies voor de sociale verzekeringen, bonussen, spaarloon en de beloning van arbeid die niet in dienstbetrekking is verricht. Ook de waarde van het privégebruik van de auto van de werkgever telt mee. Inkomen uit eigen onderneming is het fiscaal resultaat uit de onderneming vermeerderd met het bedrag van de ondernemersaftrek en de investeringsaftrek.

Iemand is economisch zelfstandig als hij/zij tenminste 70% van het minimumloon verdient; dat is het bijstandsniveau voor een alleenstaande. In 2017 is dat een netto-inkomen van 950 euro per maand.

Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar, maar in deze publicatie hebben de uitkomsten betrekking op de bevolking van 15 tot 65 jaar, exclusief onderwijsvolgenden.