CBSSCP

Emancipatiemonitor 2018

5 / 18

Gaan vrouwen steeds meer werken?

Auteurs: Jesper van Thor (CBS), Wil Portegijs (SCP) en Brigitte Hermans (CBS)

Nu de economische crisis voorbij is, neemt het aandeel vrouwen met werk weer toe, en het verschil met mannen neemt af. Ook de gemiddelde arbeidsduur van vrouwen is iets gestegen. Vrouwen in de leeftijd waarop velen van hen kinderen krijgen, krimpen hun arbeidsduur minder in dan voorheen. Wel is het verschil tussen vrouwen en mannen nog steeds aanzienlijk. Jonge mannen werken al meer uren dan jonge vrouwen en gaan niet korter werken als er kinderen komen. Vrouwen vinden betaald werk net zo vaak belangrijk als mannen, maar zijn minder bereid of in staat om dat voltijds te doen.

Dashboard beroepsbevolking

Dashboard beroepsbevolking

aDeze cijfers verschillen van die in de reguliere dashboard beroepsbevolking van het CBS over de totale bevolking van 15-74 jaar.

bDe werkzame beroepsbevolking bestaat uit personen die in Nederland wonen en betaald werk hebben.

cIemand werkt voltijds met een werkweek van minimaal 35 uur per week en deeltijds bij een werkweek van minder dan 35 uur.

dDe werkloze beroepsbevolking bestaat uit personen die in Nederland wonen en geen betaald werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn.

Bron:CBS (EBB'17)

Arbeidsparticipatie vrouwen stijgt harder dan die van mannen

Onder vrouwen ligt de nettoarbeidsparticipatie beduidend lager dan onder mannen. In 2017 werkte 72,9% van de niet-onderwijsvolgende vrouwen van 15-64 jaar, van de mannen was dit 84,8%. Bij zowel vrouwen als mannen is de arbeidsdeelname na de crisisjaren toegenomen. Bij vrouwen was de stijging iets sterker dan bij mannen, waardoor het verschil in arbeidsdeelname verder slonk. Ook tijdens de economische crisis was dit verschil al kleiner geworden. Toen kwam dat doordat de nettoarbeidsparticipatie van vrouwen steeds rond de 70% bleef schommelen, terwijl die van mannen kromp.

Reguliere CBS-cijfers arbeidsparticipatie

De nettoarbeidsparticipatie van niet-onderwijsvolgende vrouwen van 15-64 jaar (72,9% in 2017) is een stuk hoger dan het reguliere cijfer (61,9%) waarmee het CBS naar buiten treedt. Dit komt door het verschil in populatie. Bij het reguliere cijfer voor nettoarbeidsparticipatie worden ook 65-74-jarigen en onderwijsvolgenden meegenomen. Van deze groepen is bekend dat hun arbeidsdeelname lager is.

Arbeidsparticipatie en arbeidsduur

nettoarbeidsparticipatie (in procenten)

# 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
vrouw 67.9 69.5 69.8 70 70.5 70.8 70.3 69.8 70.7 71.8 72.9
man 84.1 85.4 84.6 83.6 83.5 83.5 82 82.2 83.3 84.1 84.8

wekelijkse arbeidsduur (in uren)

# 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017
vrouw 26.4 26.6 26.8 26.9 26.9 26.9 26.8 27.1 27.2 27.5 27.8
man 39.7 39.7 39.5 39.4 39.3 39 38.7 38.9 38.9 39 38.9

Bron:CBS (EBB’07-’17)

Vrouwen iets vaker werkloos dan mannen

Het aandeel werklozen is onder niet-onderwijsvolgenden van 15-64 jaar bij vrouwen hoger dan bij mannen. In 2017 was 4,6% van de vrouwen in de beroepsbevolking werkloos, tegenover 3,9% van de mannen. Het verschil tussen beiden is even groot als in 2015, maar duidelijk kleiner dan in 2007, dus vóór de economische crisis. De werkloosheid van mannen beweegt over het algemeen sterker mee met de conjunctuur dan die van vrouwen. Dat komt doordat vrouwen vaker in minder conjunctuurgevoelige sectoren werken, zoals de zorg en het onderwijs. Tijdens de economische crisis liep de werkloosheid bij mannen sneller op dan bij vrouwen en bereikte ook een jaar eerder het hoogste punt (2013). Na 2014 daalde de werkloosheid voor beide groepen.

De ontwikkeling van de werkloosheid onder niet-onderwijsvolgende vrouwen van 15-64 jaar is nagenoeg gelijk aan die van het reguliere werkloosheidscijfer, dat wil zeggen de werkloosheid onder het totaal aantal vrouwen van 15-74 jaar. Wel is het reguliere werkloosheidspercentage iets hoger doordat de onderwijsvolgenden daarin meetellen en de werkloosheid bij deze groep relatief hoog is. In 2017 was 5,3% van de vrouwen in de totale beroepsbevolking van 15-74 jaar werkloos, tegenover 4,6% bij de niet-onderwijsvolgenden van 15-64 jaar.

Zeven op de tien werkende vrouwen hebben een vaste arbeidsrelatie

Werkende vrouwen hebben vaker dan mannen een baan als werknemer. In 2017 had 68,6% van de niet-onderwijsvolgende vrouwen van 15-64 jaar met betaald werk een vaste arbeidsrelatie, tegenover 65,6% van de mannen. Hierbij gaat het om een dienstverband voor onbepaalde tijd én een vast aantal uren per week. Ook het aandeel met een flexibele arbeidsrelatie ligt bij vrouwen hoger dan bij mannen: 17,5% versus 13,7%. Tussen 2011 en 2017 is het aandeel vrouwen met een vast dienstverband geslonken, terwijl het aandeel flexkrachten groeide. Bij mannen was deze ontwikkeling al eerder aan de gang.

Het overige deel van de werkende vrouwen (14%) was in 2017 actief als zelfstandige. Bij de mannen was dit aandeel met 20,7% een stuk hoger. Zowel bij vrouwen als mannen is het aandeel zelfstandigen sinds 2007 toegenomen.

Gemiddelde wekelijkse arbeidsduur vrouwen toegenomen

Nederland is ‘Europees kampioen’ deeltijdwerken (zie Hoe doet Nederland het ten opzichte van andere EU-landen?). Dat geldt vooral voor de Nederlandse vrouw. Terwijl bij mannen in 2017 een gemiddelde werkweek uit 39 uur bestond, was dat bij vrouwen 28 uur. De gemiddelde arbeidsduur van vrouwen is wel toegenomen. Twee jaar eerder was deze 27 uur per week en tien jaar eerder 26 uur. Bij mannen was de gemiddelde arbeidsduur in 2017 vrijwel gelijk aan 2015, maar iets lager dan in 2007. Toen werkten mannen gemiddeld 40 uur per week.

Meer vrouwen met grote deeltijdbaan

Vrouwen hebben minder vaak een voltijdbaan (35 uur per week of meer) dan mannen: 29% tegenover 83%. Iets meer dan de helft van de vrouwen werkt tussen de 20 en de 35 uur per week. Tussen 2007 en 2017 is vooral het aandeel vrouwen met een grote deeltijdbaan (28 tot 35 uur) gegroeid: van 20% naar 25%. Daarnaast gingen ook wat meer vrouwen voltijds werken, maar deze stijging begon pas in 2014. Het aandeel vrouwen met een kleine deeltijdbaan (minder dan 20 uur) nam juist af van 26% in 2007 naar 19% in 2017. Ook bij mannen steeg sinds 2007 het aandeel met een grote deeltijdbaan tot 10%. Bij hen ging dit ten koste van het aandeel mannen met een voltijdbaan.

Arbeidsduur

wekelijkse arbeidsduur, niet-onderwijsvolgende werkenden van 15-64 jaar, 2017 (in procenten)

# vrouw man
< 12 uur 6.9 1.9
12-19 uur 11.7 1.5
20-27 uur 27.5 3.8
28-34 uur 25.0 9.8
≥ 35 uur 28.9 83.0

Bron:CBS (EBB’17)

Jongere generaties vrouwen blijven meer uren werken

Vrouwen geboren in de jaren zeventig werken op hun 35e gemiddeld iets meer uren dan het geval was bij oudere cohorten. Net als de oudere generaties heeft ook de jaren zeventig generatie een kortere werkweek dan op hun 25e, vaak vanwege de geboorte van kinderen. Maar ze schroeven het aantal gewerkte uren minder terug dan voorgaande generaties (zie Welke gevolgen heeft ouderschap voor werk en economische zelfstandigheid?). Ook later in hun loopbaan hebben vrouwen uit jongere geboortecohorten gemiddeld een langere werkweek vergeleken met oudere cohorten. De enige uitzondering hierop vormen jonge vrouwen die geboren zijn tussen 1980 en 1990: hun wekelijkse arbeidsduur is korter dan die van vergelijkbare jonge vrouwen uit eerdere cohorten.

Ook jonge mannen werken tegenwoordig minder uren dan hun leeftijdsgenoten uit eerdere geboortecohorten. Bij mannen neemt de gemiddelde arbeidsduur echter niet af in de fase dat velen van hen vader worden. Bovendien werken zij al vanaf jonge leeftijd meer uren dan vrouwen.

Arbeidsduur naar leeftijd en geboortecohort

vrouw

vrouw

1930-'39 aantal uur leeftijd
#1 48 22.8
#2 49 22.9
#3 50 23.5
#4 51 23.0
#5 52 22.6
#6 53 22.5
#7 54 23.2
#8 55 22.8
#9 56 22.5
#10 57 21.8
#11 58 21.8
#12 59 21.4
#13 60 21.0
#14 61 20.1
#15 62 18.9
#16 63 18.9
#17 64 16.2
1940-'49 aantal uur leeftijd
#1 37 23.8
#2 38 23.8
#3 39 22.9
#4 40 23.5
#5 41 23.9
#6 42 23.6
#7 43 24.2
#8 44 24.0
#9 45 24.0
#10 46 24.3
#11 47 24.2
#12 48 24.5
#13 49 24.2
#14 50 24.0
#15 51 24.1
#16 52 24.1
#17 53 23.9
#18 54 23.6
#19 55 23.7
#20 56 23.1
#21 57 22.6
#22 58 22.4
#23 59 22.1
#24 60 21.2
#25 61 20.6
#26 62 20.2
#27 63 19.5
#28 64 18.9
1950-'59 aantal uur leeftijd
#1 27 31.1
#2 28 29.7
#3 29 28.7
#4 30 27.6
#5 31 26.6
#6 32 25.9
#7 33 24.7
#8 34 24.6
#9 35 24.1
#10 36 24.2
#11 37 24.0
#12 38 24.1
#13 39 24.1
#14 40 24.3
#15 41 24.3
#16 42 24.6
#17 43 24.5
#18 44 24.9
#19 45 24.7
#20 46 25.1
#21 47 25.1
#22 48 24.8
#23 49 25.0
#24 50 24.9
#25 51 25.2
#26 52 25.2
#27 53 25.0
#28 54 25.1
#29 55 25.0
#30 56 25.1
#31 57 24.8
1960-'69 aantal uur leeftijd
#1 25 32.6
#2 26 32.6
#3 27 31.9
#4 28 31.0
#5 29 29.8
#6 30 28.6
#7 31 27.8
#8 32 26.6
#9 33 26.0
#10 34 25.0
#11 35 24.8
#12 36 24.6
#13 37 24.4
#14 38 24.7
#15 39 24.6
#16 40 24.7
#17 41 25.1
#18 42 25.3
#19 43 25.5
#20 44 25.8
#21 45 25.9
#22 46 26.1
#23 47 26.4
1970-'79 aantal uur leeftijd
#1 25 32.3
#2 26 32.3
#3 27 31.6
#4 28 30.7
#5 29 30.0
#6 30 29.2
#7 31 28.5
#8 32 27.8
#9 33 27.5
#10 34 27.2
#11 35 27.0
#12 36 26.8
#13 37 27.0
1980-'89 aantal uur leeftijd
#1 25 30.3
#2 26 30.9
#3 27 31.3

man

1930-'39 aantal uur leeftijd
#1 47 40.9
#2 48 41.0
#3 49 40.7
#4 50 41.1
#5 51 40.9
#6 52 40.9
#7 53 40.8
#8 54 40.6
#9 55 40.1
#10 56 39.7
#11 57 39.6
#12 58 38.9
#13 59 38.6
#14 60 37.6
#15 61 37.3
#16 62 35.9
#17 63 34.7
#18 64 30.9
1940-'49 aantal uur leeftijd
#1 37 39.7
#2 38 41.0
#3 39 40.7
#4 40 40.7
#5 41 40.3
#6 42 40.3
#7 43 40.7
#8 44 40.9
#9 45 41.0
#10 46 41.2
#11 47 41.1
#12 48 41.1
#13 49 41.2
#14 50 41.2
#15 51 41.1
#16 52 40.8
#17 53 40.3
#18 54 40.1
#19 55 39.5
#20 56 39.0
#21 57 38.5
#22 58 37.8
#23 59 36.7
#24 60 35.8
#25 61 34.3
#26 62 32.0
#27 63 30.2
#28 64 29.4
1950-'59 aantal uur leeftijd
#1 27 38.5
#2 28 39.2
#3 29 39.8
#4 30 39.4
#5 31 39.7
#6 32 39.8
#7 33 40.0
#8 34 40.1
#9 35 40.2
#10 36 40.3
#11 37 40.5
#12 38 40.6
#13 39 40.5
#14 40 40.6
#15 41 40.8
#16 42 40.7
#17 43 40.5
#18 44 40.5
#19 45 40.3
#20 46 40.6
#21 47 40.4
#22 48 40.2
#23 49 40.3
#24 50 40.2
#25 51 40.1
#26 52 39.8
#27 53 39.4
#28 54 39.4
#29 55 39.3
#30 56 39.0
#31 57 38.6
1960-'69 aantal uur leeftijd
#1 25 38.1
#2 26 39.3
#3 27 39.5
#4 28 39.8
#5 29 40.1
#6 30 40.3
#7 31 40.5
#8 32 40.6
#9 33 40.6
#10 34 40.8
#11 35 40.6
#12 36 40.6
#13 37 40.6
#14 38 40.7
#15 39 40.6
#16 40 40.6
#17 41 40.5
#18 42 40.5
#19 43 40.4
#20 44 40.4
#21 45 40.2
#22 46 40.2
#23 47 40.4
1970-'79 aantal uur leeftijd
#1 25 37.0
#2 26 38.3
#3 27 38.9
#4 28 39.6
#5 29 39.8
#6 30 39.8
#7 31 40.0
#8 32 40.0
#9 33 40.1
#10 34 40.2
#11 35 40.2
#12 36 40.1
#13 37 40.3
1980-'89 aantal uur leeftijd
#1 25 34.8
#2 26 36.4
#3 27 37.4

aDe informatie of iemand onderwijsvolgend is, is pas sinds 2002 beschikbaar. Daarom worden hier alleen de cijfers voor 25-plussers getoond, omdat die doorgaans geen regulier onderwijs meer volgen.

Bron:CBS (EBB’87-’17)

Betaald werk voor vrouwen belangrijk, maar meesten werken liever niet voltijds

De overgrote meerderheid van de vrouwen vindt betaald werk belangrijk. Ze hebben plezier in hun werk en vinden het belangrijk voor hun eigen ontwikkeling. Ook waarderen ze het vanwege de sociale contacten en om zo een bijdrage te kunnen leveren aan de maatschappij. Een op de drie vrouwen hecht ook aan het aanzien dat een betaalde baan geeft en een op de vier wil graag carrière maken. Op al deze punten verschillen vrouwen niet van mannen. Dat is wel zo als het om de plaats van werk in het leven gaat. Vrouwen zijn minder vaak bereid vanwege hun carrière mensen in hun privéleven wat tekort te doen. En 71% heeft een voorkeur voor een deeltijdbaan, om zo tijd over te houden voor andere dingen. Overigens zou ook bijna de helft van de mannen liever niet voltijds willen werken. Bij hen hangt dat niet samen met de zorg voor kinderen, bij vrouwen wel (zie bijlage).

Belang betaald werk en carrière maken

vrouwen

mannen

betaald werk is belangrijk voor mijn zelfontplooiing

82

81

ik vind het belangrijk om betaald werk te hebben vanwege de contacten met anderen

78

73

ik heb veel plezier in mijn werk

70

75

ik vind het belangrijk om betaald werk te hebben omdat ik zo een steentje bijdraag aan de maatschappij

59

62

betaald werk is voor mij belangrijk omdat het mij maatschappelijk aanzien geeft

35

34

ik vind het belangrijk carrière te maken

27

30

ik ben bereid mensen in mijn privéleven wat tekort te doen om carrière te maken

15

22

ik werk liever niet voltijds, zodat ik tijd overhoud voor andere dingen

71

42

aInclusief scholieren/studenten, exclusief mensen met (pre)pensioen.

bSignificante verschillen zijn vetgedrukt (p < 0,05).

Bron:SCP (EMOP’18)

Deze kaart citeren

Thor (CBS), J. van, W. Portegijs (SCP) en B. Hermans (CBS) (2018). Gaan vrouwen steeds meer werken?. In: Emancipatiemonitor: 2018. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/emancipatiemonitor2018/gaan-vrouwen-steeds-meer-werken.

Informatie noten

Werklozen zijn personen die geen betaald werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn. Het werkloosheidspercentage drukt uit welk deel van de beroepsbevolking tot de werklozen behoort.