Een week in kaart Editie 1

4 / 6

Zorg voor het huishouden en anderen

Auteur: Anne Roeters

Hoeveel tijd besteden we aan de zorg voor het huishouden en anderen?

We besteden een deel van onze tijd aan onszelf (bv. als we een boek lezen of een bad nemen), maar ‘geven’ ook een deel aan anderen. Ouders zorgen voor kinderen en mantelzorgers zorgen voor hulpbehoevende naasten. Maar ook huishoudelijke taken worden vaak als ‘zorg’ gezien, omdat anderen (zoals huisgenoten) hier vaak van profiteren (Folbre 2006). Denk bijvoorbeeld aan een lekkere maaltijd of een schoon huis. De vraag hoeveel waarde Nederlanders hieraan toekennen en hoe dit zich verhoudt tot de waarde van betaald werk, wordt vaak gesteld maar is zeer moeilijk te beantwoorden (Putters 2015). In deze kaart laten we zien hoeveel tijd Nederlanders aan de zorg voor het huishouden en anderen (in het kort: zorgtaken) besteden. Is er tussen 2006 en 2016 net als bij de werkuren sprake van continuïteit of is dit domein meer in beweging? Hoe hebben de opleidingsverschillen zich ontwikkeld en hoe verschillen de levensfasen van elkaar?

Omdat zorg een van de belangrijkste domeinen is waar de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen zich manifesteert, besteedt deze kaart veel aandacht aan man-vrouwverschillen. Nederlands en internationaal onderzoek toont aan dat vrouwen nog altijd vaker huishoudelijke taken op zich nemen (Portegijs en Van Brakel 2016; European Institute for Gender Equality 2017). De tijdsbestedingsdata stellen ons in staat om gedetailleerder te kijken hoeveel tijd mannen en vrouwen aan zorgtaken besteden en hoe dit varieert naar opleidingsniveau en levensfase.

Hoeveel tijd besteden Nederlanders aan zorgtaken?

Nederlanders besteden per week 21 uur aan zorgtaken. Dit is gemiddeld 3 uur per dag. Als we de informele hulp aan andere huishoudens (zoals onbetaald een klusje doen of oppassen) meerekenen, dan komt er 1 uur per week bij. Vrouwen besteden meer tijd aan zorgtaken (zowel aan het totaal als aan de losse activiteiten).

De bulk van de tijd voor zorgtaken gaat naar taken als koken, opruimen, schoonmaken en de was doen. Hier besteden Nederlanders in 2016 2 uur per dag aan. Ook boodschappen doen, winkelen en gebruik van diensten vraagt redelijk wat tijd: 5 uur op weekbasis (43 minuten per dag).

Aan zorg en begeleiding van kinderen en informele hulp besteedt de gemiddelde Nederlander minder dan een half uur per dag. De meeste mensen hebben echter geen mantelzorgtaken of zorgtaken voor een kind. Ouders van kinderen onder de 4 jaar besteden hier 14,5 uur per week aan. Degenen die in de vragenlijst enige vorm van informele hulp hebben gegeven, besteden hier gemiddeld 3,5 uur per week aan.

Zorgtaken, 2006-2016

2006 2011 2016
Mannen (hele bevolking)
Huishouden 11,1 10,6 11
Boodschappen en winkelen 4,7 4,1 4,3
Zorg voor kinderen 1,6 1,3 1,3
Informele zorg 1,1 1 0,8
Mannen (20- tot 65-jarigen)
Huishouden 11,1 10,3 10,7
Boodschappen en winkelen 4,7 4 4,3
Zorg voor kinderen 2,1 1,8 1,8
Informele zorg 1,1 0,9 0,6
Vaders
Huishouden 12 10,6 11
Boodschappen en winkelen 3,9 3,3 3,9
Zorg voor kinderen 6,1 5,8 6,2
Informele zorg 0,4 0,3 0,3
2006 2011 2016

2006 2011 2016
Vrouwen (hele bevolking)
Huishouden 18,8 17,4 17,2
Boodschappen en winkelen 6,4 5,9 5,6
Zorg voor kinderen 2,8 2,3 2,5
Informele zorg 1,1 1,1 1,2
Vrouwen (20- tot 65-jarigen)
Huishouden 19,3 17,9 17,1
Boodschappen en winkelen 6,8 6,1 5,7
Zorg voor kinderen 3,9 3,3 3,6
Informele zorg 1,1 0,9 1
Moeders
Huishouden 22,5 18,7 17,9
Boodschappen en winkelen 6,8 5,6 5,3
Zorg voor kinderen 10,7 8,4 9,8
Informele hulp 0,5 0,3 0,4
2006 2011 2016

De cijfers voor de vaders en moeders hebben betrekking op ouders van kinderen van 11 jaar en jonger.

Bron:scp (tbo’06); scp/cbs (tbo’11-'16)

Enige tijdwinst bij vrouwen

De technologische vooruitgang heeft slimme apparatuur voortgebracht en tegenwoordig kunnen we boodschappen, kleding en maaltijden makkelijk online bestellen. Dit zou een verklaring kunnen zijn voor de daling in de tijd die vrouwen aan huishoudelijke taken en boodschappen besteden. Ten opzichte van 2006 besteden vrouwen hier 1 uur en 36 minuten per week minder aan. Bij mannen is er geen sprake van een daling. Het verschil tussen mannen en vrouwen wordt hierdoor iets kleiner. Maar in 2016 was het verschil (bij de hele bevolking) nog altijd bijna 9 uur per week.

Tijdbesparende technologieën in het huishouden

Wetenschappers debatteren al sinds de jaren ‘70 over de vraag of huishoudelijke apparatuur (zoals magnetron en wasmachine) tot een tijdbesparing in het huishouden leidt (Szalai et al. 1972; Vanek 1974; Bittman et al. 2004; Gershuny 2004). Hoewel het antwoord op de vraag nog niet duidelijk is, bieden deze studies wel een mogelijke verklaring voor de bevinding dat de tijdsbesteding aan het huishouden robuust is, terwijl er tegenwoordig meer mogelijkheden zijn om tijd te besparen. Deze verklaring stelt dat mensen hun eisen verhogen als er meer mogelijk is. Vroeger waste men slechts één keer per week omdat dit zo bewerkelijk was. Met de komst van de wasmachine kost wassen minder tijd, maar zijn we vaker de was gaan doen omdat het gewoon is geworden om vaker schone kleren aan te doen. Dit kunnen we ook vertalen naar deze tijd. We kunnen nu makkelijker online boodschappen doen, maar de tijd die we besparen besteden we mogelijk (deels) aan het bekijken van andere webshops.

Geen indicaties voor een intensivering van het ouderschap

Familiesociologen stellen dat ouders meer dan vroeger bij hun kinderen betrokken zijn. Het ‘intensieve ouderschap’ zou een nieuwe ideologie zijn waarbij ouders veel tijd, geld en aandacht in kinderen investeren (Altinas 2016). De tijdsbestedingscijfers bieden hier in Nederland geen bewijs voor. Bij zowel vaders als moeders zijn er geen significante verschillen tussen 2006 en 2016.

Nog geen toename in informele hulp zichtbaar

Ondanks de vergrijzing en de ambities van de overheid om mensen meer in de hulp voor anderen te laten participeren, neemt deze vorm van tijdsbesteding tussen 2006 en 2016 niet toe. Het aandeel dat in de dagboekweek ten minste 10 minuten informele hulp gaf, lag in 2006 op 40% en in 2016 10 procentpunten lager. Als we alleen naar de tijdsbesteding van deze groep kijken, valt op dat deze sterk schommelt. Ten opzichte van 2006 besteden degenen die informele hulp geven hier in 2016 per week 40 minuten meer aan (3,4 versus 2,7 uur). In 2011 lag het gemiddelde echter hoger, op 4,2 uur. Samenvattend lijkt het erop dat in de afgelopen 10 jaar het aantal mensen dat informele hulp geeft is afgenomen, maar dat degenen die dit wel doen hier meer tijd aan besteden.

Is de kloof tussen mannen en vrouwen afgenomen?

Bianchi et al. (2012) hebben onderzocht of de verdeling van huishoudelijke taken tussen mannen en vrouwen in Amerika over de jaren eerlijker is geworden. De onderzoekers keken naar een lange periode: 1965-2010 en concludeerden dat de kloof tussen mannen en vrouwen inderdaad kleiner wordt. Deels omdat mannen meer zijn gaan doen, maar vooral omdat vrouwen minder zijn gaan doen.

In deze card stack kijken we 10 jaar terug. Hoewel het tempo van de vrouwenemancipatie meestal laag ligt, zijn er ten minste twee redenen om te verwachten dat de kloof tussen mannen en vrouwen is afgenomen. Zoals in de kaart Betaald werk is besproken zijn vrouwen iets meer gaan werken. Daarnaast is het opleidingsniveau van vrouwen gestegen en ligt deze bij jonge generaties ook boven dat van mannen. Bij deze hoogopgeleide groep is de kans groter dat zij egalitaire normen hebben (Merens en Bucx 2017). De cijfers laten zien dat het verschil in zorgtaken in 2006 11 uur per week was en in 2016 9 uur per week. Mannen en vrouwen lijken dus langzaam naar elkaar toe te groeien. Net als in Amerika komt dit doordat vrouwen steeds minder gaan doen en niet doordat mannen meer gaan doen.

Als we tot slot de tijdsbesteding van de hele bevolking aan huishoudelijke taken en zorg vergelijken met die van de beroepsbevolking valt vooral op dat er weinig verschillen zijn. Blijkbaar is de tijd die mensen aan zorg besteden dus slechts gedeeltelijk gerelateerd aan hun arbeidsdeelname. Mensen met kinderen besteden meer tijd aan het huishouden en zorgtaken. De ontwikkeling door de tijd heen is bij deze groep echter hetzelfde als bij de hele bevolking.

Zorgtaken naar opleidingsniveau

2016 Informele zorg Zorg voor kinderen Boodschappen en winkelen Huishouden
vrouwen
laag opgeleid 1,8 2,8 6,2 19,6
middelbaar opgeleid 1 3,7 5,6 17,3
hoog opgeleid 0,8 3,8 5,6 15,8
mannen
laag opgeleid 1,1 0,9 3,8 11,2
middelbaar opgeleid 0,7 1,6 4,1 10,5
hoog opgeleid 0,3 2,5 4,7 10,9
2006 Informele zorg Zorg voor kinderen Boodschappen en winkelen Huishouden
vrouwen
laag opgeleid 1,4 2,4 7,3 23,1
middelbaar opgeleid 1,2 3,9 6,5 18,4
hoog opgeleid 0,6 5 6,6 17
mannen
laag opgeleid 1,2 1,7 5 13,5
middelbaar opgeleid 1,3 1,8 4,4 10,4
hoog opgeleid 0,7 2,6 4,8 10,2

Bron:scp/cbs (tbo’16)

Vooral opleidingsverschillen bij de mannen

Bij betaald werk zagen we niet alleen verschillen tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen hoog- en laagopgeleiden. Omdat betaald werk en zorg gedeeltelijk communicerende vaten zijn, is het interessant om na te gaan of deze verschillen ook zichtbaar zijn bij de zorgtaken. Op het eerste oog lijken deze verschillen er inderdaad te zijn. Maar een meer nauwkeurige analyse laat zien dat veel verschillen binnen de marges van het toeval vallen.

Hier zijn een paar uitzonderingen op. Hoogopgeleide mannen besteden meer tijd aan kinderen dan laag- en middelbaar opgeleide mannen. Dit wijst op een hogere betrokkenheid van hoger opgeleide vaders. Hoogopgeleide vrouwen besteden minder tijd aan huishoudelijke taken dan laagopgeleide vrouwen. Hoogopgeleide vrouwen hebben minder tijd omdat ze meer werken en de financiële middelen om deze taken uit te besteden (Heisig 2011). Hoogopgeleide mannen en vrouwen besteden tenslotte relatief weinig tijd aan informele zorg. Mogelijk ervaren hun ouders en andere naasten minder gezondheidsproblemen.

Zorgtaken naar levensfase

Hele bevolking vrouwen mannen
12-19 jaar 9,1 4,9
20-64 jaar, geen partner of kind 18,4 13,4
20-64 jaar, wel partner, geen kind 26 18,8
20-64 jaar, partner en kind 35,8 20,5
≥65 jaar, alleenstaand 27,8 19,8
≥65 jaar, samenwonend 32,2 24,3
Werkende bevolking vrouwen mannen
20-64 jaar, geen partner of kind 17,7 11,4
20-64 jaar, wel partner, geen kind 22,6 16,5
20-64 jaar, partner en kind 31,9 19,8

Bron:scp/cbs (tbo’16)

Verschillen tussen ouders en mensen zonder kinderen groter voor vrouwen dan mannen

Vrouwen voelen zich nog altijd meer verantwoordelijk voor de organisatie van het huishouden en de zorg voor kinderen dan mannen (Wiesmann et al. 2008; Ridgeway 2011; Portegijs en Van Brakel 2016). Daarnaast werken zij in de levensfase met kinderen minder uren waardoor zij meer tijd voor zorgtaken hebben (bekijk ook de kaart Betaald werk.) Dit suggereert dat vrouwen hun tijdsbesteding aan zorgtaken meer afstemmen op hun privésituatie. De cijfers onderschrijven dit. Zo besteden mannen die samenwonen met een partner en tenminste een kind per week 2 uur meer aan de zorg voor het huishouden en anderen dan mannen die samenwonen maar (nog) geen kinderen hebben. Het verschil tussen vrouwen (die samenwonen met een partner) met en zonder kinderen is met 10 uur per week echter veel groter. Ook bij werkenden is het verschil in zorguren het grootst bij de stellen met kinderen. Wel is de kloof iets kleiner dan bij de hele bevolking. Maar ook zonder dat er verantwoordelijkheden voor een kind of een partner zijn, besteden vrouwen al meer tijd aan zorgtaken. Het verschil bij alleenstaanden is bijvoorbeeld 5 uur per week.

Waarom we geen uitspraken kunnen doen over veranderingen door de levensloop

Met de tijdsbestedingsdata kunnen we groepen in verschillende levensfasen vergelijken. We kunnen echter niet nagaan wat de invloed is van levensloopgebeurtenissen zoals de geboorte van een kind. Daarom kan het zo zijn dat de verschillen die we tussen de groepen onderscheiden, zijn toe te schrijven aan factoren waar we geen zicht op hebben. Mogelijk kiezen mannen en vrouwen die zorgzamer zijn bijvoorbeeld vaker voor kinderen en verklaart dit deels waarom mensen met kinderen meer tijd aan zorgtaken besteden.

Man-vrouwverschillen ook groot bij jongeren en 65-plussers

Om de tijdsbesteding van de 20-64-jarigen in een context te zetten, kijken we eveneens naar de levensfasen ervoor en erna. De meisjes in de leeftijd van 12-19 jaar besteden per week 4 uur meer aan de zorg voor het huishouden en anderen dan jongens in deze leeftijd. Mogelijk meten we hier deels de taken die ouders aan hun kinderen geven. En wat gebeurt er na het 65e levensjaar, wanneer beide partners meestal niet meer (hoeven te) werken? In vergelijking met de gezinsfase ligt de tijdsbesteding van mannen en vrouwen hier relatief dicht bij elkaar. Maar nog altijd zorgen vrouwen 8 uur per week meer dan mannen.

Literatuur

Altinas, E. (2016). The widening education gap in developmental child care activities in the United States, 1965–2013. In: Journal of Marriage and Family, jg. 78, nr. 1, p. 26–42.

Bianchi, S.M., L.C. Sayer, M.A. Milkie en J.P. Robinson (2012). Housework: Who did, does or will do it, and how much does it matter? In: Social Forces, jg. 91, nr. 1, p. 55-63.

Bittman, M., J.M. Rice en J. Wajcman (2004). Appliances and their impact: the ownership of domestic technology and time spent on household work. In: The British journal of sociology, jg. 55, nr. 3, p. 401-423.

European Institute for Gender Equality (2017). Gender Equality Index 2017: Measuring gender equality in the European Union 2005-2015. Vilnius, Litouwen: European Institute for Gender Equality.

Folbre, N. (2006). Measuring care: Gender, empowerment, and the care economy. In: Journal of Human Development, jg. 7, nr. 2, p. 183-199.

Gershuny, J. (2004). Domestic equipment does not increase domestic work: a response to Bittman, Rice and Wajcman. In: The British Journal of Sociology, jg. 55, nr. 3, p. 425-431.

Heisig, J.P. (2011). Who does more housework: Rich or poor? A comparison of 33 countries. In: American Sociological Review, jg. 76, nr. 1, p. 74-99.

Merens, A., F. Bucx en C. Meng (2017). Eerste treden op de arbeidsmarkt. Over jonge vrouwen en mannen aan het begin van hun loopbaan. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Portegijs, W. en M. van Brakel (red.) (2016). Emancipatiemonitor 2016. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Putters, K. (2015). Zinvolle participatie. In: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jg. 31, nr. 4 ,p. 491-494.

Ridgeway, C.L. (2011). Framed by gender: How gender inequality persists in the modern world. Oxford: Oxford University Press.

Szalai, A., P.E. Converse, P. Feldheim, E.K. Scheuch en P.J. Stone (1972). The use of time. Den Haag: Mouton.

Vanek, J. (1974). Time spent in housework. In: Scientific American, jg. 231, nr. 5, p. 116-121.

Wiesmann, S., H. Boeije, A. van Doorne-Huiskes en L. Den Dulk (2008). ‘Not worth mentioning’: The implicit and explicit nature of decision-making about the division of paid and domestic work. In: Community, Work & Family, jg. 11, nr. 4, p. 341-363.

Deze kaart citeren

Roeters, A. (2017). Zorg voor het huishouden en anderen. In: Een week in kaart. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/eenweekinkaart1/zorg-voor-het-huishouden-en-anderen.

Informatie noten

In de kaart Een week in vogelvlucht viel deze vorm van tijdsbesteding onder de categorie vrijwilligerswerk. Hier beschouwen we informele hulp als een zorgtaak

Net als in de rest van deze cardstack worden de alleenstaande ouders niet meegenomen, omdat deze groep in de data te klein is om uitspraken over te doen.

In vergelijking met jongens besteden meisjes meer tijd aan huishoudelijke taken, boodschappen en informele zorg.