3 / 6
Betaald werk
Hoeveel tijd besteden we aan betaald werk en gerelateerde activiteiten?
Tijdsbestedingsgegevens geven unieke informatie over arbeidsdeelname en verwante activiteiten. Waar contracturen een directe afspiegeling van de arbeidsovereenkomst zijn, zijn de gerapporteerde uren in het dagboek een afspiegeling van het dagelijks leven. Mensen kunnen meer werken dan de contracturen omdat ze overwerken, maar ook minder omdat ze ziek zijn of vakantie hebben. We kunnen met de tijdsbestedingsdata ook kijken naar activiteiten die meer indirect met werk te maken hebben, zoals woon-werkverkeer, werkgerelateerde scholing en het zoeken van een (andere) baan.
Gemiddelden over de hele bevolking verhullen grote verschillen in de tijdsbesteding aan werk tussen mannen en vrouwen, tussen verschillende opleidingsniveaus en in verschillende levensfasen. De arbeidsmarktpositie en de afstemming tussen werk en zorgtaken veroorzaken vaak deze verschillen (Van Echtelt et al. 2016; SER 2016; Roeters 2017). In deze kaart kijken we daarom naar mannen en vrouwen, hoog- en laagopgeleiden en mensen in verschillende levensfasen.
Wat doen mensen onder werktijd?
Onder de overkoepelende term betaald werk vallen vier deelactiviteiten: het uitoefenen van het beroep, woon-werkverkeer, onderwijs onder werktijd en het zoeken naar werk. Gemiddeld besteden alle Nederlanders van 12 jaar en ouder 20,5 uur per week aan betaald werk. Als we alleen naar de leeftijdsgroep 20-64 jaar kijken, ligt dit 7 uur per week hoger. Daarbinnen kan ook enkel naar het werkende deel van de bevolking worden gekeken. Deze groep werkt gemiddeld 35 uur per week.
Het grootste deel van deze tijd gaat naar het uitoefenen van het beroep (24 uur per week door 20-64-jarigen). Op weekbasis wordt er 3 uur en een kwartier van en naar het werk gereisd. In de dagboeken is ook gerapporteerd hoeveel tijd er besteed is aan scholing onder werktijd en het zoeken naar werk. Omdat nog geen 5% van de bevolking in de beroepsleeftijd überhaupt deelneemt aan deze activiteiten, ligt de tijdsbesteding hierbij onder de 10 minuten per week.
Nederland: Kampioen deeltijd
De populariteit van deeltijdwerk in Nederland drukt een belangrijk stempel op de tijdsbesteding aan betaald werk. Driekwart van de werkende vrouwen en 1 op de 5 werkende mannen heeft een deeltijdbaan. Nederlandse vrouwen én mannen steken hiermee met kop en schouders boven andere landen uit. Het gemiddelde over de 28 EU-landen is namelijk 31,5% voor vrouwen en 8,2% voor mannen (Portegijs en Van Brakel 2016).
2006 | 2011 | 2016 | |
---|---|---|---|
Hele bevolking | |||
totaal | 25,4 | 27,5 | 27,4 |
mannen | 32,1 | 35,2 | 33,4 |
vrouwen | 18,8 | 19,7 | 21,3 |
Werkende bevolking | |||
totaal | 30,8 | 34,6 | 34,8 |
mannen | 36,5 | 41,9 | 39,5 |
vrouwen | 24,4 | 26,2 | 29,3 |
Bron:scp (tbo’06); scp/cbs (tbo’11-'16)
Continuïteit....
Ten opzichte van 2006 wordt er in 2016 2 uur per week meer gewerkt. Als we alleen naar de werkenden kijken is de toename iets sterker: 4 uur per week. Met name werkende vrouwen rapporteren meer uren betaald werk. In 2016 besteedden zij 5 uur per week meer aan werkgerelateerde activiteiten dan in 2006. Het is belangrijk om op te merken dat dit niet betekent dat zij hun arbeidscontract hebben uitgebreid. Uit de Emancipatiemonitor 2016 blijkt dat het arbeidscontract van werkende vrouwen tussen 2005 en 2015 met gemiddeld 1 uur per week is uitgebreid (Portegijs en Van Brakel 2016, p. 67). Bij mannen is de duur van het arbeidscontract in dezelfde periode met 1 uur gedaald.
...ondanks de economische crisis
Tussen 2006 en 2016 is de omvang van betaald werk iets, maar niet veel veranderd. Dit is opvallend aangezien de Nederlandse arbeidsmarkt het afgelopen decennium is blootgesteld aan een diepe economische crisis (CBS 2017). In het dal van de crisis ‒ in 2011 – werd niet minder gewerkt dan voor en na de crisis. Eerder het tegenovergestelde: vooral de werkende mannen besteedden in dat jaar relatief veel tijd aan werk. Mogelijk werkten zij tijdens de crisis relatief veel uren om hiermee hun baanzekerheid te vergroten. De bevinding dat de stijging in de gerapporteerde werkuren sterker is dan die in de contracturen kan erop wijzen dat mensen meer zijn gaan overwerken. Dit kan een gevolg van een gebrek aan baanzekerheid zijn. Het is ook denkbaar dat het in 2016 gemakkelijker was om thuis op een laptop of smartphone door te werken.
Trends in de contracturen
De tijdsbestedingscijfers komen redelijk overeen met de schattingen van de contracturen op basis van de Enquête Beroepsbevolking (EBB). Werkende vrouwen hadden in 2005 gemiddeld een contract van 25,4 uur. In 2015 was dit 26,6 uur. Bij mannen was dit respectievelijk 38,5 en 37,7 uur. Uit de Emancipatiemonitor 2016 blijkt eveneens dat de arbeidsduur met name toeneemt bij de jongere vrouwen (Portegijs en Van Brakel 2016).
Betaald werk naar opleidingsniveau
2016 | |
---|---|
vrouwen | |
laag opgeleid | 13,2 |
middelbaar opgeleid | 19,2 |
hoog opgeleid | 26,9 |
mannen | |
laag opgeleid | 25,8 |
middelbaar opgeleid | 34,4 |
hoog opgeleid | 34,8 |
2006 | |
---|---|
vrouwen | |
laag opgeleid | 11,1 |
middelbaar opgeleid | 19,9 |
hoog opgeleid | 24,3 |
mannen | |
laag opgeleid | 28,3 |
middelbaar opgeleid | 33,3 |
hoog opgeleid | 33,2 |
Bron:scp/cbs (tbo’16)
Het is denkbaar dat de werkuren van hoog- en laagopgeleiden zich het afgelopen decennium niet gelijk hebben ontwikkeld. Technologische veranderingen op de arbeidsmarkt bedreigen met name de arbeidsmarktpositie van middelbaar opgeleiden omdat het voor bedrijven relatief aantrekkelijk is om deze banen te robotiseren (Herweijer en Josten 2014; Van den Berge en Ter Weel 2015). Tegelijkertijd is het met name bij het werk van hoogopgeleiden gebruikelijk om 's avonds door te werken (Roeters et al. 2016b; SER 2016).
De figuur hierboven geeft de opleidingsverschillen weer voor 20-64-jarigen. De cijfers hebben dus betrekking op mensen mét en zonder baan. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe hoger het aantal werkuren. De middelbaar opgeleide mannen lijken op de hoogopgeleide mannen. Bij de vrouwen nemen de middelbaar opgeleiden een duidelijke middenpositie in. Als we de opleidingsverschillen in 2016 vergelijken met die in 2006 valt op dat de opleidingsscheidslijn zich verdiept heeft. Bij de vrouwen zijn de verschillen iets groter geworden. Bij de mannen is het verschil tussen de laag- en hoogopgeleiden toegenomen van 5 uur naar maar liefst 9 uur per week. Dit komt met name doordat de laagopgeleide mannen (in de beroepsleeftijd) tussen 2006 en 2011 veel minder tijd aan betaald werk zijn gaan besteden. Deze groep rapporteerde vaker dan in 2006 (en vaker dan de andere groepen) helemaal geen betaald werk in de dagboekweek. Dit zou erop kunnen wijzen dat deze groep (meer dan de andere groepen) door de crisis is geraakt en vaker werkloos thuis is of gedwongen in deeltijd is gaan werken.
Hele bevolking | vrouwen | mannen |
---|---|---|
12-19 jaar | 15,6 | 14,7 |
20-64 jaar, geen partner of kind | 25,3 | 30 |
20-64 jaar, wel partner, geen kind | 19,7 | 32,4 |
20-64 jaar, partner en kind | 19,5 | 37,9 |
≥65 jaar, alleenstaand | 0,8 | 2,5 |
≥65 jaar, samenwonend | 0,5 | 1,9 |
Werkende bevolking | vrouwen | mannen |
---|---|---|
20-64 jaar, geen partner of kind | 33,1 | 38,7 |
20-64 jaar, wel partner, geen kind | 29,7 | 38,7 |
20-64 jaar, partner en kind | 25,9 | 41,5 |
Bron:scp/cbs (tbo’16)
Betaald werk over de levensloop
De hoeveelheid tijd die mensen aan betaald werk kunnen en willen besteden, varieert sterk met iemands persoonlijke omstandigheden (SER 2016). Zijn er nog schoolverplichtingen? Zijn er kinderen om voor te zorgen? Onderstaande cijfers laten zien in hoeverre de gerapporteerde tijd voor betaald werk verschilt voor mensen in verschillende levensfasen.
Analyses van arbeidsdeelname richten zich vaak op de beroepsleeftijd. Om deze reden hebben we in de vorige figuren ook naar de 20-64-jarigen gekeken. Jongeren werken echter toch nog zo’n 12 uur per week. Vaak (maar niet altijd) gaat het om bijbaantjes. Bij de ouderen ligt het aantal werkuren wel echt veel lager. Bij de vrouwen is dit nog geen half uur per week, bij de mannen 2 uur.
Man-vrouwverschil grootst in fase met kinderen
Alleenstaande vrouwen rapporteren per week evenveel tijd aan betaald werk als alleenstaande mannen. Bij samenwonenden met kinderen werken mannen 18,5 uur meer per week. Dit patroon komt overeen met eerder onderzoek dat heeft laten zien dat man-vrouwverschillen in werkuren al op jonge leeftijd zichtbaar zijn en op latere leeftijd groter worden. Een belangrijk kantelpunt hierbij is de komst van het eerste kind (Wiesmann et al. 2008; Roeters et al. 2016a). Vrouwen gaan op dit moment vaak minder uren werken om meer te kunnen zorgen. Mannen gaan na de geboorte van een kind eerder meer dan minder werken. Deze verschillende keuzes reflecteren verschillende rolpatronen. Vrouwen voelen zich (meer dan mannen) verantwoordelijk voor de zorg voor de baby, terwijl mannen vaak evenveel of zelfs meer gaan werken om zo voor meer financiële zekerheid te zorgen (Wiesmann et al. 2008; Bianchi en Milkie 2010).
Literatuur
Bianchi, S. M. en M. A. Milkie (2010). Work and family research in the first decade of the 21st century. In: Journal of Marriage and Family,
Centraal Bureau voor de Statistiek (2017). Trends economie (Trends in Nederland,). Geraadpleegd op 9 december 2017 via https://longreads.cbs.nl/trends17/economie/trends/.
Berge, W. van den, en B. ter Weel (2015). Baanpolarisatie in Nederland. Den Haag: Centraal Planbureau.
Echtelt, P. van, S. Croezen, J.D. Vlasblom en M. de Voogd-Hamelink (2016). Aanbod van arbeid 2016. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Herweijer, L. en E. Josten (2014). Een ideaal met een keerzijde. In: C. Vrooman, M. Gijsberts en J. Boelhouwer (red.), Verschil in Nederland (p. 69-101). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Portegijs, W. en M. van Brakel (red.) (2016). Emancipatiemonitor 2016. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Roeters, A (2017). Leren van verschillen. Opleidingsverschillen in de vrouwenemancipatie. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Roeters, A., S.A. Perez en A. de Boer (2016a). De combinatie van betaalde arbeid en zorgtaken. In: W. Portegijs en M. van den Brakel (red.), Emancipatiemonitor 2016 (p. 87-116). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Roeters, A., J.D. Vlasblom en E. Josten (2016b). Groeiende onzekerheid? De toekomst van ons werk. In: A. van der Broek, C. van Campen, J. de Haan, A. Roeters, M. Turkenburg en L. Vermeij (red.), De toekomst tegemoet (p. 76-107). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Sociaal-Economische Raad (SER) (2016). Een werkende combinatie. Advies over het combineren van werken, leren en zorgen in de toekomst. Den Haag: Sociaal-Economische Raad.
Wiesmann, S., H. Boeije, A. van Doorne-Huiskes en L. den Dulk (2008). ‘Not worth mentioning’: The implicit and explicit nature of decision-making about the division of paid and domestic work. In: Community, Work & Family, jg. 11, nr. 4, p. 341-363.
Deze kaart citeren
Roeters, A. (2017). Betaald werk. In: Een week in kaart. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/eenweekinkaart1/betaald-werk.
Informatie noten
Lunchtijd onder werktijd wordt ook onder het uitoefenen van het beroep gerekend.
De toename is 4,5 uur per week als we alleen kijken naar de beroepsuitoefening.
Het aantal deelnemers (20-64-jarigen) dat aangaf in de dagboekweek te werken, lag in alle jaren rond de 80%.