Armoede in kaart 2019

5 / 11

Hoeveel mensen zijn langdurig arm?

Auteurs: Bart van Hulst en Stella Hoff

Ruim een half miljoen mensen zijn langdurig arm

Armoede is vaak langdurig. Zelfs wanneer het economisch goed gaat. Ook dan bevindt een flink deel van de armen zich minstens drie jaar achter elkaar onder het niet-veel-maar-toereikendcriterium. Tijdens een recessie en de eerste jaren daarna loopt dit aantal gewoonlijk op.

Met de nieuwe inkomensgegevens kunnen we de omvang van de langdurige armoede vaststellen tot en met peiljaar 2015. Peiljaar 2015 heeft betrekking op de periode 2013-2017. In deze periode waren er volgens het niet-veel-maar-toereikendcriterium 508.000 mensen langdurig arm. In vergelijking met voorgaande jaren daalde het percentage langdurige armen binnen de Nederlandse bevolking. In het peiljaar ging het om 3,4% van de bevolking. Binnen de groep armen blijft het aandeel van de langdurige armen vrijwel gelijk: ongeveer 65% van de armen is langdurig arm.

Binnen de groep armen volgens het basisbehoeftencriterium bedroeg het aandeel langdurig armen 56%. Dit waren 271.000 mensen (1,8% van de bevolking).

Figuur 1Armoede is in meeste gevallen langduriga

Jaar Aantal landurig armen (basisbehoeften) Aantal landurig armen (niet-veel-maar-toereikend) % van armen (basisbehoeften) % van armen (niet-veel-maar-toereikend)
2013 302 605 52.8 63.6
2014 294 586 56.6 67.0
2015 271 508 56.1 65.4

aVolgens de episodemethode is sprake van langdurige armoede indien men arm is in ten minste drie aaneengesloten jaren binnen een periode van vijf jaar. Bijvoorbeeld bij het peiljaar 2013 gaat het om drie aaneengesloten jaren armoede binnen de periode 2011-2015, men was arm in 2011-2013 of in 2012-2014 of in 2013-2015.

Bron:CBS (Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek ’11-’17), SCP-bewerking

Kinderen zijn naar verhouding vaak langdurig arm

Binnen de groep langdurig armen gaat het in drie van de tien gevallen om minderjarige kinderen (30%). Dit aandeel is aanzienlijk groter dan het aandeel kinderen en jongeren in de totale bevolking (17%). Daarentegen is het aandeel ouderen onder de langdurig armen duidelijk kleiner dan het aandeel ouderen binnen de totale bevolking (8% versus 19%). Het aandeel volwassenen tot 65 jaar dat langdurige armoede ervaart, is vrijwel evenredig aan het aandeel volwassenen binnen de gehele bevolking (62% versus 64%).

Het SCP berekent de langdurige armoede volgens de ‘episodemethode’. In ieder meetjaar kijken we naar de twee voorgaande en de twee navolgende jaren. Een andere manier om langdurige armoede te meten is de ‘historiemethode’.

Historiemethode geeft kleiner aantal langdurig armen

Volgens de historiemethode is in 2017 in absolute aantallen het aantal langdurige armen gedaald naar 341.000 personen. Binnen de groep armen loopt het aandeel van de langdurige armen volgens de historiemethode iets op. In 2013 was 42% van de armen ook in de twee voorgaande jaren arm volgens de niet-veel-maar-toereikendgrens, in 2017 is dit aandeel net iets hoger (44%). Het aandeel langdurig armen volgens de basisbehoeftenmaatstaf bedroeg respectievelijk 31% en 35% in 2013 en 2017.

Figuur 2Langdurige armoede volgens historiemethode iets toegenomena

Jaar Aantal landurig armen (basisbehoeften) Aantal landurig armen (niet-veel-maar-toereikend) % van armen (basisbehoeften) % van armen (niet-veel-maar-toereikend)
2013 209 447 31.4 41.8
2014 215 465 35.9 47.7
2015 200 402 35.7 46.0
2016 191 367 35.3 44.7
2017 173 341 35.0 44.4

aLangdurige armoede volgens de historiemethode: arm in het peiljaar plus de twee voorgaande jaren.

Bron:CBS (Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek ’11-’17), SCP-bewerking

Literatuur

Wildeboer Schut, J.M. en S. Hoff (2016). Een lang tekort. Langdurige armoede in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Deze kaart citeren

Hulst, B. van en S. Hoff (2020). Hoeveel mensen zijn langdurig arm?. In: Armoede in kaart: 2019. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2019/hoeveel-mensen-zijn-langdurig-arm.

Informatie noten

Het SCP meet langdurige armoede door per peiljaar naar de twee voorgaande en de twee navolgende jaren te kijken. Langdurig arm zijn mensen die binnen die periode van vijf jaar in ten minste drie achtereenvolgende jaren in een armoedesituatie zitten. Deze manier van meten heet de 'episodemethode' (zie ook Wildeboer Schut en Hoff 2016).

De gegevens over de individuele zorgkosten in 2017 betreffen een schatting, de langdurige armoede voor het peiljaar 2015 (periode 2013-2017) betreft daarom een voorlopig cijfer.

In deze berekeningen namen we alleen de mensen mee die in de hele periode rondom het peiljaar tot de Nederlandse bevolking behoorden. Nieuwgeborenen en overledenen in deze jaren lieten we buiten beschouwing, net als immigranten en emigranten.

Het gaat hier om het aandeel langdurig armen volgens het niet-veel-maar-toereikendcriterium.

De ‘historiemethode’ kijkt vanaf het meetjaar uitsluitend terug (zie Wildeboer Schut en Hoff 2016). Mensen zijn langdurig arm als zij in het peiljaar plus de twee voorgaande jaren beneden de armoedegrens verkeerden. De historiemethode leidt tot een onderschatting van de langdurige armoede: een deel van de mensen die op het peilmoment minder dan drie jaar arm waren, zal in de jaren erna alsnog tot de langdurig armen gaan behoren.