Armoede in kaart 2019

8 / 11

Armen met en zonder migratieachtergrond

Auteurs: Bart van Hulst, Stella Hoff en Jean Marie Wildeboer Schut

Migranten vormen bijna de helft van de volwassen armen

Van alle arme volwassenen in 2017 (iets meer dan 666.000 personen volgens het niet-veel-maar-toereikendcriterium) had ongeveer de helft een migratieachtergrond (49%, 326.000 personen). Van alle volwassen migranten in Nederland was 12% arm, terwijl van alle autochtone Nederlanders slechts 3% arm was. Niet-westerse migranten zijn vaker arm dan westerse (15% versus 8%). Migranten van de eerste generatie hebben een groter risico op armoede dan migranten van de tweede generatie. De eerste generatie niet-westerse migranten heeft een armoederisico van 17%, de tweede generatie van 10%. Bij de westerse migranten gaat het om respectievelijk 11% en 5%. Het grotere risico op armoede onder niet-westerse migranten van de eerste generatie is vooral te wijten aan hun grotere uitkeringsafhankelijkheid. Vooral een arbeidsongeschiktheids- of bijstandsuitkering ontvangen zij vaker dan de tweede generatie. Ook speelt mee dat binnen de eerste generatie niet-westerse migranten meer mensen uit vluchtelingenlanden komen. Van de eerste generatie komt 16% uit een vluchtelingenland, van de tweede generatie 6% (zie hierna).

Migranten uit vluchtelingenlanden zijn het vaakst arm

Het armoederisico verschilt per land van herkomst. Bij mensen met een niet-westerse achtergrond hebben migranten uit vluchtelingenlanden het hoogste armoederisico. Migranten uit Syrië spannen de kroon, met 54% armen. Maar ook het armoederisico voor migranten uit Eritrea (33%), Somalië (34%), Irak (26%) en Afghanistan (21%) ligt ruim boven het gemiddelde armoederisico voor niet-westerse migranten. Meestal gaat het om vluchtelingen die net in Nederland zijn. Eerder onderzoek liet zien dat statushouders uit landen als Eritrea en Syrië een zeer lage arbeidsdeelname en een zeer hoge bijstandsafhankelijkheid hebben (CBS 2017, Sterckx en Fessehazion 2018, Dagevos et al. 2018).

Van de vier grootste niet-westerse minderheidsgroepen hebben de Surinaamse Nederlanders het laagste aandeel armen (8%) en de Marokkaanse Nederlanders het hoogste aandeel (17%). Onder de Nederlanders van Antilliaans/Arubaanse afkomst en die van Turkse afkomst ligt het armoedepercentage op 13%.

Ook westerse migranten laten verschillen tussen groepen zien. De armoedepercentages van migranten uit West-Europa, de Verenigde Staten of landen als Canada, Japan en Australië liggen rond de 7% en 9%. Migranten uit Midden- en Oost-Europese landen komen vaker met armoede in aanraking. Het aandeel armen varieert van 10% à 11% onder de Poolse en Albanese migranten tot bijna 30% onder de migranten uit Bulgarije. Een verklaring voor dit laatste percentage is de geringe arbeidsdeelname van de Bulgaarse migranten: uit eerder onderzoek blijkt dat minder dan 40% betaald werk heeft. Werkende Bulgaarse migranten hebben vaak een baan in de schoonmaakbranche of de bouw. Overigens zijn er aanwijzingen dat veel Bulgaarse migranten in het informele circuit werken (Gijsbers en Lubbers 2015) of via een buitenlandse (onder)aannemer (zie Van Gaalen et al. 2018). Het hier gepresenteerde armoedepercentage - dat gebaseerd is op de inkomens zoals bekend bij de Belastingdienst - kan dus een overschatting zijn.

Voor alle migrantengroepen geldt dat het aandeel armen tussen 2011 en 2013 steeg, om daarna weer te dalen. De mensen met een Syrische achtergrond vormen hierop een uitzondering: hoewel in 2014 sprake was van een lichte daling van de armoede, liet het jaar daarop weer een stijging zien. Per saldo nam het armoedepercentage binnen deze groep sinds 2013 met 14 procentpunten toe (zie de knop ‘Download data’ onderaan de pagina). Deze recente groei van het aandeel armen onder de Syrische migranten heeft waarschijnlijk te maken met de instroom van vluchtelingen vanaf 2015. Eerder onderzoek laat zien dat de Syriërs die na 2014 naar Nederland kwamen (nog) veel minder vaak betaald werk hebben dan de Syriërs die al langer in Nederland zijn. Zij zijn bezig met andere dingen, zoals inburgering of het leren van de taal. De Syriërs die wel werken, hebben vaak een baan met een tijdelijk contract op een laag beroepsniveau (Huijnk 2018). Syriërs die na 2014 in Nederland kwamen, kampen bovendien met de nasleep van hun ervaringen tijdens de reis of in het land van herkomst: meer dan 40% van de Syrische statushouders heeft last van psychische klachten (Wijga et al. 2019).

Autochtone Nederlanders lopen minste armoederisico

Autochtone Nederlanders hebben naar verhouding een laag armoederisico: van de autochtone volwassenen is 3% arm. Toch waren dit in 2017 nog 340.000 personen. Zij maken iets meer dan de helft van de totale groep arme volwassenen uit (51%).

Figuur 1In enkele migratiegroepen is meer dan een kwart van de volwassenen arm

Volwassenen Totaal aantal (niet-voldoende-maar-toereikend) Aantal armen (niet-voldoende-maar-toereikend) Percentage arm t.o.v. gehele groep (niet-voldoende-maar-toereikend) Totaal aantal (basisbehoeften) Aantal armen (basisbehoeften) Percentage arm t.o.v. gehele groep (basisbehoeften)
Volwassenen Totaal aantal (niet-voldoende-maar-toereikend) Aantal armen (niet-voldoende-maar-toereikend) Percentage arm t.o.v. gehele groep (niet-voldoende-maar-toereikend) Totaal aantal (basisbehoeften) Aantal armen (basisbehoeften) Percentage arm t.o.v. gehele groep (basisbehoeften)
Volwassenen in armoede naar herkomst
Nederland 10317.3 340.3 3.3
westerse migranten, totaal 1321 101.6 7.7
eerste generatie 664.2 71.5 10.8
tweede generatie 656.8 30 4.6
Indonesië 336.6 15.5 4.6
EU-15, IJsland, Noorwegen en Zwitserland 624.3 42.6 6.8
VS, Canada, Australië, N.-Zeeland en Japan 54.4 4.7 8.7
voormalig Joegoslavië en Albanië 64.2 7.3 11.3
Polen 119.7 12.5 10.4
Bulgarije 17.7 5 28
Roemenië 16.8 2.8 16.9
overige nieuwe lidstaten 27.6 3.7 13.3
voormalige Sovjet-Unie 48.3 6.5 13.4
overig westers 12.2 1.2 10.1
niet-westerse migranten, totaal 1475.5 224.2 15.2
eerste generatie 1047.2 180.1 17.2
tweede generatie 428.3 44.1 10.3
Suriname 272.8 22.1 8.1
Ned. Antillen en Aruba 102.4 13.6 13.2
Turkije 293.6 39.2 13.3
Marokko 254.9 43.6 17.1
Iran 29.4 4.7 16
Afghanistan 30.6 6.6 21.4
Syrië 39.7 21.6 54.3
Irak 38.8 10.2 26.4
Eritrea 5.9 1.9 33.4
Somalië 18.5 6.3 34
overig niet-westers 388.5 54.4 14
Kinderen Totaal aantal (niet-voldoende-maar-toereikend) Aantal armen (niet-voldoende-maar-toereikend) Percentage arm t.o.v. gehele groep (niet-voldoende-maar-toereikend) Totaal aantal (basisbehoeften) Aantal armen (basisbehoeften) Percentage arm t.o.v. gehele groep (basisbehoeften)
Kinderen Totaal aantal (niet-voldoende-maar-toereikend) Aantal armen (niet-voldoende-maar-toereikend) Percentage arm t.o.v. gehele groep (niet-voldoende-maar-toereikend) Totaal aantal (basisbehoeften) Aantal armen (basisbehoeften) Percentage arm t.o.v. gehele groep (basisbehoeften)
Kinderen in armoede naar herkomst
Nederland 2524.9 110 4.4
westerse migranten, totaal 257 27.2 10.6
eerste generatie 54.5 9 16.6
tweede generatie 202.6 18.3 9.0
Indonesië 15.7 1.2 7.5
EU-15, IJsland, Noorwegen en Zwitserland 126.2 11.7 9.3
VS, Canada, Australië, N.-Zeeland en Japan 21.1 1.5 7.2
voormalig Joegoslavië en Albanië 19.8 2.7 13.7
Polen 34.9 4 11.6
Bulgarije 5.9 1.6 27.8
Roemenië 5.2 0.6 12.3
overige nieuwe lidstaten 7.2 1 13.6
voormalige Sovjet-Unie 17.8 2.6 14.5
overig westers 3.5 0.4 11.2
niet-westerse migranten, totaal 576.5 135.1 23.4
eerste generatie 65.8 31.8 48.3
tweede generatie 510.7 103.4 20.2
Suriname 64.6 6.4 10.0
Ned. Antillen en Aruba 38.1 6.9 18.0
Turkije 96.9 17.3 17.9
Marokko 127.2 33.4 26.2
Iran 7.8 1.5 19.6
Afghanistan 12.3 4.4 35.5
Syrië 23 17.8 77.2
Irak 16.5 6.9 41.5
Eritrea 2.9 1.9 64.4
Somalië 16.8 9.9 58.8
overig niet-westers 169.8 28.7 16.9

Bron:CBS (Integrale Inkomens- en Vermogensstatistiek ’17), SCP-bewerking

Kinderen uit migrantengroepen vaker arm dan volwassenen

Volwassenen uit migrantengroepen hebben vaak een relatief hoog armoederisico, maar kinderen uit die groepen hebben een nog grotere kans op armoede. Van de volwassenen met een niet-westerse migratieachtergrond is 15% arm (zie hiervoor), van de kinderen uit gezinnen met een niet-westerse achtergrond verkeert 23% in armoede.

In de groep Surinaams-Nederlandse kinderen gaat het om 10%, maar in andere groepen is het aandeel armen algauw rond 20% (Nederlandse Antillen/Aruba, Turkije en Iran) of rond 25% (Marokko). De hoogste percentages komen echter voor onder kinderen uit recente vluchtelingengroepen. Het armoedepercentage onder kinderen met een Syrische achtergrond is met 77% het hoogst, gevolgd door kinderen met een Eritrese achtergrond (64%) en een Somalische achtergrond (59%). Kinderen uit Irak (42%) en Afghanistan (35%) completeren de top vijf.

Van de migrantenkinderen uit Midden- en Oost-Europa hebben kinderen uit Bulgarije het hoogste armoedepercentage (28%). Onder de kinderen uit Polen, Roemenië en de overige nieuwe EU-lidstaten varieert het aandeel armen tussen 12% en 14%. Al deze percentages liggen ruim boven dat voor kinderen zonder migratie-achtergrond (4%).

Literatuur

CBS (2017). Van opvang naar integratie. Cohortstudie van recente asielmigranten. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Dagevos, J., W. Huijnk, M. Maliepaard en E. Miltenburg (red.) (2018). Syriërs in Nederland. Een studie over de eerste jaren van hun leven in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, in samenwerking met CBS, RIVM en WODC.

Gaalen, R. van, W. Gielen, V. de Heij, F. Hoekema en J. van Rooijen (2018). Sociaaleconomische positie. In CBS, Jaarrapport Integratie 2018. Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Gijsbers, M. en M. Lubbers (2015). Langer in Nederland. Ontwikkelingen in de leefsituatie van migranten uit Polen en Bulgarije in de eerste jaren na migratie. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, in samenwerking met Rijksuniversiteit Utrecht.

Huijnk, W. (2018). Werk, bijstand en de ervaren financiële situatie. In J. Dagevos, W. Huijnk, M. Maliepaard en E. Miltenburg (red.), Syriërs in Nederland. Een studie over de eerste jaren van hun leven in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, in samenwerking met CBS, RIVM en WODC.

Sterckx, L. en M. Fessehazion (2018). Eritrese statushouders in Nederland. Een kwalitatief onderzoek over de vlucht en hun leven in Nederland. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Wijga, A., M. Maliepaard, W. Huijnk en E. Uiters (2019). Inzicht in psychische ongezondheid. In E. Miltenburg, J. Dagevos en W. Huijnk (red.), Opnieuw beginnen. Achtergrond van positieverschillen tussen Syrische statushouders. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, in samenwerking met CBS, WODC en RIVM.

Deze kaart citeren

Hulst, B. van, S. Hoff en J.M. Wildeboer Schut (2019). Armen met en zonder migratieachtergrond. In: Armoede in kaart: 2019. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2019/armen-met-en-zonder-migratieachtergrond.

Informatie noten

Alle gepresenteerde armoedecijfers zijn gebaseerd op het niet-veel-maar-toereikendcriterium.

Van deze 326.000 armen met een migratieachtergrond hadden 102.000 een westerse herkomst en 224.000 een niet westerse herkomst.

Migranten van de eerste generatie zijn zelf in het buitenland geboren. Migranten van de tweede generatie zijn zelf in Nederland geboren, maar hebben ouders die in het buitenland zijn geboren.