Armoede in kaart 2016

12 / 18

Financiële problemen

27 september 2016|Auteur: Stella Hoff

Bezuinigen

Armoede als tekortschietend inkomen zie 'Wat is armoede?' kan gepaard gaan met schulden en consumptieproblemen. Als mensen korte tijd arm zijn, kunnen zij soms terugvallen op hun spaargeld zie 'Hoeveel financiële reserves hebben de armen?'. Zodra dat opraakt, moeten ze alle uitgaven van het maandinkomen bekostigen. Dan kan het gebeuren dat mensen op posten moeten bezuinigen. Zaken die niet echt als basisbehoefte gelden, schieten er het eerst bij in. Zo zegt de helft van de armen op grond van het niet-veel-maar-toereikendcriterium onvoldoende geld te hebben om versleten meubels te vervangen. Iets meer dan de helft stelt geen onverwachte grote uitgave te kunnen doen zonder daarvoor schulden te moeten maken. Denk aan het vervangen van de wasmachine. Ruim vier op de tien armen zegt zich geen week vakantie of regelmatig nieuwe kleren te kunnen veroorloven. In totaal zegt meer dan twee derde van de armen (68%) op een of meer van de genoemde zaken te moeten bezuinigen. In de niet-arme groep komt dit veel minder vaak voor.

Onvoldoende geld voor …, 2013 (in procenten)

Onvoldoende geld voor …, 2013 (in procenten)

Bron:CBS (EU-SILC ’13), SCP-bewerking

Problematische schulden

Als mensen te maken krijgen met een inkomensterugval blijkt het vaak moeilijk de uitgaven snel aan te passen. Dan kunnen schulden ontstaan of bestaande schulden (zoals een hypotheek of een persoonlijke lening bij een bank) worden moeilijker af te lossen. In 2015 hadden ongeveer 1 à 1,5 miljoen huishoudens risicovolle of problematische schulden.  Dit is ruim 15% van alle huishoudens. Daarnaast zitten bijna 200.000 huishoudens in een schuldhulpverleningstraject (2,5% van alle huishoudens). Zij vallen onder een wettelijke regeling voor schuldsanering (WSNP) of maken gebruik van minnelijke schuldhulpverlening (Westhof en De Ruig 2015: 15-16).

Deze cijfers betreffen echter niet alleen mensen die in armoede verkeren. Ook niet-armen kunnen risicovolle of problematische schulden hebben.  Wel is de kans dat een huishouden problematische schulden heeft groter naarmate het inkomen lager is. Die kans hangt ook samen met de samenstelling van het huishouden en het hebben van een huurwoning. Opmerkelijk is dat het samenwonen met een partner de kans op schulden vergroot, terwijl de aanwezigheid van kinderen die kans juist verkleint (Westhof en De Ruig 2015: 28-30).

Beroep doen op de schuldhulpverlening

Mensen met problematische schulden proberen meestal eerst zelf uit die situatie te komen. Wanneer dit niet lukt, kunnen ze hulp vragen bij de schuldhulpverlening. In 2014 meldden zich 92.000 mensen met een hulpvraag, blijkt uit cijfers van de NVVK, de brancheorganisatie voor schuldhulpverlening. Dit zijn er 3.000 meer dan het jaar ervoor, maar de toename is minder groot dan in eerdere jaren. De gemiddelde schuld per aanmelder bedroeg € 38.500. Dit is bijna € 1.000 meer dan het jaar ervoor (NVVK 2015). Dat mensen in financiële problemen raken, is volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) voor een belangrijk deel te wijten aan de complexiteit van hun financiële situatie. Juist mensen met weinig inkomen hebben vaak met veel instanties te maken. Dan kan het lastig zijn om de financiën goed op orde te houden. Een enkele betalingsachterstand kan zomaar leiden tot een negatieve spiraal van aanmaningen, boetes en deurwaarders die moeilijk te doorbreken is (Tiemeijer 2016).

Beroep doen op de voedselbank

Mensen met zeer weinig leefgeld kunnen in aanmerking komen voor pakketten van de Voedselbank. Voor een alleenstaande is het normbedrag maximaal € 180 per maand voor voeding, kleding en andere dagelijkse uitgaven, na aftrek van de vaste lasten. Per extra gezinslid komt daar € 70 bij. In 2014 maakten wekelijks ongeveer 94.000 personen uit 37.000 huishoudens gebruik van een voedselbank. In 2015 was dit aantal iets gedaald, naar 88.000 personen uit 35.000 huishoudens per week (Voedselbanken.nl 2015, 2016). De categorie die een beroep doet op de Voedselbank is dus veel kleiner dan de arme groep.

Huurachterstanden en huisuitzettingen

Arm én niet-arm bezuinigen het minst vaak op de basisvoorzieningen. Denk aan het verwarmen van het huis of de warme maaltijd (zie de figuur). Dat geldt ook voor het betalen van de huur of hypotheek. In 2014 hadden woningcorporaties een totale betalingsachterstand door huurders van ruim 170 miljoen euro. Meestal ging het om een incidentele achterstand (een keer vergeten de huur over te maken) of was het via een betalingsregeling op te lossen. In 5.000 gevallen vond daadwerkelijk een huisuitzetting wegens huurachterstand plaats (Aedes 2015).

Dak- en thuislozen

Volgens de meest recente schattingen zijn er in Nederland 31.000 dak- en thuislozen in de leeftijd van 18-64 jaar (CBS 2016, cijfer 1 januari 2015). Het jaar daarvoor waren dat er minder dan 27.000.  Het merendeel van de dak- en thuislozen is man (rond 80%) en 30 tot 50 jaar oud (ruim 50%). Het aandeel autochtonen binnen deze groep ligt iets hoger dan dat met een niet-westerse achtergrond (rond 48% versus ruim 40%). Deze laatste groep is echter fors oververtegenwoordigd in vergelijking met hun aandeel in de totale bevolking (rond 10%). Rond 40% van de dak- en thuislozen staat officieel ingeschreven in een van de vier grote steden.

Een deel van de groep valt onder de definitie van zwerfjongeren tot 23 jaar. Volgens de meest recente telling (uit 2011) waren er ongeveer 9.000 dakloze jongeren. Zij maken gebruik van opvang of slapen op straat. Ongeveer 30% van hen is jonger dan 18 jaar. Het aantal thuisloze jongeren dat geen eigen adres heeft maar bij vrienden of familie slaapt, is onbekend (SZN 2014).

In 2013 deden iets meer dan 3.100 mensen van 65 jaar en ouder een beroep op de maatschappelijke opvang.  Zij zijn niet allemaal dak- of thuisloos. Sommigen zoeken preventieve hulp of ondersteuning bij verslavings- en andere problematiek. Sinds 2010 is het aantal oudere cliënten fors gestegen. In dat jaar ging het nog om ruim 2.100 personen. Bijna een derde van deze groep is vrouw (Federatie Opvang 2014).

Literatuur

Literatuur

Aedes (2015). Huisuitzettingen en huurachterstanden. Den Haag: Aedes, Vereniging van Woningcorporaties.

CBS (2016). Daklozen; persoonskenmerken. Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd op 1 april 2016 via www.statline.cbs.nl.

Federatie Opvang (2014). Factsheet Maatschappelijke Opvang in 2013. Amersfoort: Federatie Opvang.

NVVK (2015). Jaarverslag 2014. Utrecht: NVVK, Branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren

SZN (2014). Factsheet zwerfjongeren Nederland. De belangrijkste feiten over zwerfjongeren in Nederland. Amsterdam/Utrecht: Stichting Zwerfjongeren Nederland/Movisie.

Tiemeijer, W. (2016). Eigen schuld? Een gedragswetenschappelijk perspectief op problematische schulden. Den Haag/Amsterdam: WRR/Amsterdam University Press.

Voedselbanken.nl (2015). Toekenningscriteria voor de aanvraag van een voedselpakket per 1 juli 2015. Houten: Voedselbanken Nederland.

Voedselbanken.nl (2016). Feiten en cijfers Voedselbanken Nederland. Houten: Voedselbanken Nederland.

Westhof, F. en M. Tom (2014). Monitor betalingsachterstanden 2014. Zoetermeer: Panteia.

Westhof, F. en L. de Ruig, (2015). Huishoudens in de rode cijfers 2015. Over schulden van Nederlandse huishoudens en preventiemogelijkheden. Zoetermeer: Panteia.

Informatie noten

Een huishouden loopt risico op problematische schulden als het voldoet aan minimaal een van de volgende vijf indicatoren:

  • meer dan drie soorten achterstallige rekeningen
  • de totale betalingsachterstand bedraag meer dan € 500
  • ten minste een van de betalingsachterstanden betreft de huur of hypotheek, de energierekening of de ziektekostenverzekering
  • ten minste vijfmaal per jaar is er sprake van roodstand voor een gemiddeld bedrag van € 500
  • er is een creditcardschuld van meer dan € 500 (Westhof en De Ruig 2015: 22)

Schulden zijn vaak het gevolg van armoede, maar kunnen er ook een oorzaak van zijn. Dit laatste is bijvoorbeeld mogelijk wanneer schulden leiden tot beslaglegging op loon of uitkering.

De beschikbare gegevens geven geen inzicht in het aandeel mensen met problematische schulden onder de armen of andersom. Eerder onderzoek heeft wel gekeken naar het inkomen van huishoudens met achterstallige betalingen, echter zonder daarbij de armoedegrens toe te passen. Bovendien zijn achterstallige betalingen slechts een eerste indicatie van financiële problemen. Ze kunnen niet gelijkgesteld worden aan problematische schulden (Westhof en Tom 2014: 20).

Dak- of thuisloos zijn is niet per definitie een gevolg van armoede. Mensen kunnen om verschillende redenen hun huis kwijtraken. Bijvoorbeeld door huur- of hypotheekschulden, doordat ze door de ex-partner uit huis zijn gezet of doordat ze zijn weggelopen van het ouderlijk huis.

De maatschappelijke opvang verleent opvang en ondersteuning aan dak- en thuislozen, maar ook aan bijvoorbeeld verslaafden, slachtoffers van huiselijk geweld, gezinnen met multiproblematiek, tienermoeders en ex-gedetineerden (Federatie Opvang 2014).