Armoede in kaart 2016

6 / 18

Armoede bij kinderen en volwassenen

27 september 2016|Auteurs: Stella Hoff en Jean Marie Wildeboer Schut

Kans op armoede neemt af met de leeftijd

Kinderen tot en met 12 jaar lopen een bovengemiddeld risico op armoede: in 2014 leefde iets meer dan 12% van deze kinderen (288.000 personen) in een huishouden met een inkomen onder het niet-veel-maar-toereikendcriterium. Dit is bijna 5 procentpunten hoger dan het landelijke gemiddelde (7,6%, zie 'De omvang van armoede'). Vanaf het dertiende jaar loopt de kans op armoede flink terug: van de kinderen en jongeren in de middelbareschoolleeftijd is iets meer dan 9% arm (91.000 personen). Vanaf het achttiende jaar gaat het om 8% à 9%, iets meer dan het landelijke gemiddelde. Na het vijfenveertigste levensjaar is opnieuw een daling zichtbaar, van 7,5% naar 6,5%. Waarschijnlijk gaat het om mensen die nog wel actief zijn op de arbeidsmarkt, maar geen kinderen meer thuis hebben. Er hoeven dus minder gezinsleden van het inkomen rond te komen. Ten slotte is een nog sterkere daling zichtbaar bij de 65-plussers: slechts 3% van deze leeftijdsgroep heeft een inkomen onder de armoedegrens. In totaal zijn er bijna 824.000 arme volwassenen, waarvan 86.000 ouderen.

De jaren 2001 en 2007 laten vergelijkbare resultaten zien. Ook toen lag het percentage armen onder kinderen tot 12 jaar boven het landelijke gemiddelde (respectievelijk 5,8% en 5,4%) en behoorden ouderen juist minder vaak dan gemiddeld tot de armen. Wel waren oudere ouderen vaker arm dan jongere ouderen. In 2001 lag het armoedepercentage onder de 75-84-jarigen iets boven de 4%, terwijl van de 85-plussers 6% à 7% arm was. In 2007 lieten alleen de 90-plussers een (lichte) piek zien.

Figuur 1Personen in armoede naar leeftijd, 2001, 2007 en 2014 (in procenten)a

Personen in armoede naar leeftijd, 2001, 2007 en 2014 (in procenten)

aArmoede volgens het niet-veel-maar-toereikendcriterium.

Bron:CBS (IPO ’01, ’07 en ’14), SCP-bewerking

Eenoudergezinnen en alleenstaanden tot 65 jaar vaker dan gemiddeld arm

Bij de volwassenen lopen leden van eenoudergezinnen het meeste risico op armoede. Binnen deze categorie heeft ruim een op de vijf (22%) een besteedbaar huishoudensinkomen onder het niet-veel-maar-toereikendcriterium. Op enige afstand volgen de alleenstaanden jonger dan 65 jaar, met 15% armen. Alleenstaanden van 65 jaar en ouder zijn veel minder vaak arm (4%), net zoals de leden van paren. Binnen deze laatste categorie maakt de leeftijd en de aanwezigheid van kinderen nog wel uit: van de 65-plussers is slechts 2% arm, bij de paren met minderjarige kinderen gaat het om 8%.

Alleenstaande moeders met minderjarige kinderen vaker arm dan alleenstaande vaders

In Nederland zijn er bijna 770.000 eenoudergezinnen. Ongeveer een derde daarvan betreft een eenoudergezin met uitsluitend minderjarige kinderen. Veruit de meeste van deze eenoudergezinnen heeft een vrouw aan het hoofd. Het armoedepercentage in deze categorie is veel hoger (23%) dan bij de eenoudergezinnen met een man aan het hoofd (14%). Vermoedelijk komt dit verschil doordat alleenstaande moeders vaker afhankelijk zijn van een uitkering. Onder eenoudergezinnen waar ook meerderjarige kinderen deel van uitmaken is het verschil tussen vrouwen en mannen veel kleiner. Van die gezinnen verkeert respectievelijk 11% en 8% in armoede.

Figuur 2Personen in armoede naar leeftijd en samenstelling huishouden, 2007 en 2014 (in aantallen x 1000 en in procenten)

Jaar: Kies:

Created with Raphaël 2.0.100%15010%30020%45030%60040%75050%90060%huishoudenstypealleenstaand, 18-64 jaaralleenstaand, ≥ 65 jaarpaar, 18-64 jaarpaar, ≥ 65 jaareenoudergezin, alleen minderjarige kindereneenoudergezin met meerderjarige kinderenpaar, alleen minderjarige kinderenpaar met meerderjarige kinderenmeerpersoonshuishouden, overig
scp.nl
% armen in groep aantal armen in groep ×1000

Bron:CBS (IPO '07 en '14), SCP-bewerking

Kinderen uit groot gezin zijn vaker arm

Alleenstaande ouders zijn vaker arm dan leden van een paar. Voor de kinderen geldt hetzelfde: kinderen uit een eenoudergezin zijn vaker arm dan kinderen uit een tweeoudergezin (26% versus 9%). Ook de omvang van het gezin is van invloed: kinderen met ten minste twee broers of zussen hebben veel meer kans op armoede dan kinderen met hooguit één broer of zus. Van de kinderen die met twee of meer broers of zussen in een eenoudergezin leven, is 60% arm. Dit percentage daalt naar 17% à 20% als het eenoudergezin kleiner is. Onder de kinderen uit een tweeoudergezin gaat het om 15% (ten minste twee broers of zussen) en 7% (hooguit één broer of zus).

Download Data

aantal totaal

aantal armen

percentage arm