Arbeidsmarkt in kaartWerkgevers 2017

2 / 15

Dynamiek op de arbeidsmarkt

Auteurs: Patricia van Echtelt en Marian de Voogd-Hamelink

Mobiliteit neemt toe na economische crisis

De in- en uitstroom van personeel hangt samen met de economische situatie. In tijden van crisis vallen niet alleen meer ontslagen, maar wisselen vooral ook minder werknemers van baan. Ze blijven in hun functie, ook als deze minder passend is, omdat elders weinig vacatures zijn. In 2015/2016 waren de in- en uitstroom relatief laag (figuur 1). De in- en uitstroom waren vrijwel gelijk aan elkaar. In 2013/2014 verlieten nog gemiddeld meer mensen de organisatie (uitstroom) dan dat er personeel bij kwam (instroom).

De dynamiek in het personeelsbestand verschilt tussen sectoren (figuur 1). Het komen en gaan van werknemers is groot in de sectoren zakelijke dienstverlening, handel en horeca, terwijl in de sectoren overheid en onderwijs minder personeelswisselingen zijn. Naast deze structurele verschillen, zijn er ook verschillen die samenhangen met de conjunctuur. In 2015 ging in enkele sectoren gemiddeld meer personeel weg dan erbij kwam, bijvoorbeeld in de bouwnijverheid en de zorgsector. Deze sectoren hadden tijdens de crisisjaren te maken met krimp, maar herstelden zich daarna weer (zie bijvoorbeeld UWV 2017).

Meer interne mobiliteit bij overheid en zorgorganisaties

Werknemers kunnen ook binnen organisaties van functie wisselen (interne mobiliteit) (figuur 1). Dit komt in de sectoren overheid en zorg vaker voor dan in bijvoorbeeld het onderwijs en de bouw. Een van de redenen is dat deze sectoren meer grote organisaties kennen en in grote organisaties zijn meer mogelijkheden voor functiewisselingen. Uit het Arbeidsaanbodpanel, een onderzoek onder werkenden, blijkt dat veel baan- en functiewisselaars op hetzelfde functieniveau werkzaam blijven. Zie Aanbod van arbeid 2016.

Figuur 1Personeelsstromen

totaal
2005 2007 2009 2011 2013 2015
uitstroom 10,8 11,9 12 9,8 8,9 8,5
instroom 8,7 12,1 13,6 10,2 8,3 8,6
doorstroom 2,7 3,4 3 3,1 2,9 3,8
industrie en landbouw
2005 2007 2009 2011 2013 2015
uitstroom 10,2 8,7 8,7 7,8 7,2 6,4
instroom 4,9 8,2 8,4 6,5 5,6 6,7
doorstroom 3,1 2,9 3,1 2,7 3,3 3,5
bouwnijverheid
2005 2007 2009 2011 2013 2015
uitstroom 8,3 7,3 8,6 7,7 9,3 6,3
instroom 8,9 10,8 9,3 6 4,1 5,4
doorstroom 0,8 1,4 1,1 2 1,2 1,8
handel, horeca, reparatie
2005 2007 2009 2011 2013 2015
uitstroom 13,6 13,5 13,2 11,7 10,6 10,4
instroom 12,6 13,6 14,9 13 10,8 12,1
doorstroom 1,5 2 2,3 2 2,7 2,5
transport
2005 2007 2009 2011 2013 2015
uitstroom 9,1 12,5 11,2 9,4 7,1 8,1
instroom 7,6 16,2 13 10,1 8 8,3
doorstroom 1,9 2,4 2,7 2,6 1,4 3,1
zakelijke dienstverlening
2005 2007 2009 2011 2013 2015
uitstroom 14,1 13,4 18,3 10,1 10,1 9,2
instroom 10,1 11 19,8 11,3 10,4 10
doorstroom 3,6 3,6 4 3,8 4 5
zorg en welzijn
2005 2007 2009 2011 2013 2015
uitstroom 7,6 14,9 11,5 11,6 10,1 9,6
instroom 8,3 14,8 13,6 11,9 9,9 8,9
doorstroom 3,4 5,9 3,6 4,2 3,9 5,8
overige dienstverlening
2005 2007 2009 2011 2013 2015
uitstroom 11,8 11,2 10,8 8,4 12,4 8,1
instroom 11,6 10,8 14,4 9,1 11,9 7,5
doorstroom 2,4 3,5 2,3 2,5 2,9 2,4
overheid
2005 2007 2009 2011 2013 2015
uitstroom 6,6 8,2 7,4 6 4,4 5,2
instroom 5,9 8 10,5 6,4 3,4 4,3
doorstroom 5,3 5,9 4,4 5,3 4,2 5,4
onderwijs
2005 2007 2009 2011 2013 2015
uitstroom 7,5 7,1 8,4 7,4 6,9 6,1
instroom 7 10,1 10,5 8,6 7 6,3
doorstroom 2,3 2,3 2 2,2 1,9 1,4

Bron:SCP (AVP ’05/’06-‘15/’16)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Vertrekredenen verschillen per sector

De uitstroom van personeel uit een organisatie hangt samen met de conjunctuur. De vertrekredenen verschillen tussen sectoren. In 2015/2016 was gedwongen ontslag bijvoorbeeld de meest voorkomende reden van uitstroom in de bouwnijverheid, een sector die hard getroffen is door de economische crisis (figuur 2). In de vergrijzende overheidssector was pensioen de meest genoemde reden. Uitstroom doordat tijdelijke contracten aflopen komt veel voor in de sector onderwijs. Hier werken veel tijdelijke werknemers, zie de kaart Flexibilisering van de arbeidsmarkt.

Figuur 2Redenen van uitstroom personeel

ziekte of arbeidsongeschiktheid (vroeg) pensioen of overlijden aflopen lang contract (> 1 jaar) aflopen kort contract (<= 1 jaar) gedwongen ontslag vrijwillig ontslag
totaal 2,1 11,9 14,2 17,7 19,4 34,7
industrie en landbouw 8,6 21,3 12,5 7,9 20,9 28,7
bouwnijverheid 3,3 30,2 4,2 9,4 27,8 25,1
handel, horeca, reparatie 1,1 8,1 13,5 14,4 18,7 44,2
transport 2,5 26,4 7,9 8,2 15,2 39,9
zakelijke dienstverlening 2,5 15,1 12,5 15,2 15,4 39,7
zorg en welzijn 4,4 10,3 17,4 17,4 12,3 38,5
overige dienstverlening 2,2 25,3 12,6 8,1 11,4 40,4
overheid 5,1 50,5 4,6 3,5 7,8 28,5
onderwijs 2,1 33,5 6,1 23,1 9 26,3

Bron:SCP (AVP ‘15/’16)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Werknemers met tijdelijk contract vaak vervangen

Hoe vaak vertrekkend personeel door nieuwe medewerkers wordt vervangen, hangt samen met de reden van vertrek (figuur 3). Opvallend is dat werknemers die uitstromen na het aflopen van een tijdelijk contract langer dan een jaar het vaakst worden vervangen (bijna 80% in 2015/2016). Blijkbaar gaat het hier dus niet om tijdelijke werkzaamheden. Het kan zijn dat werknemers zelf vertrekken. Het kan echter ook betekenen dat werkgevers tijdelijke contracten gebruiken als een verlengde proefperiode of dat zij geen vast contract willen aanbieden.

Figuur 3Vervanging personeel naar reden van uitstroom

aflopen lang contract (> 1 jaar) 79
(vroeg) pensioen of overlijden 70,1
vrijwillig ontslag 69,5
ziekte of arbeidsongeschiktheid 55,1
aflopen kort contract (<= 1 jaar) 47,2
gedwongen ontslag 29

Bron:SCP (AVP ‘15/’16)

Data:Download bronbestand (spreadsheet)

Literatuur

SER (2011). Werk maken van baan-baanmobiliteit (advies 11/05). Den Haag: Sociaal-Economische Raad.

UWV (2017). UWV Arbeidsmarktprognose 2017-2018. Amsterdam: UWV.

Deze kaart citeren

Echtelt, P. van, en Voogd-Hamelink, M. de (2017). Dynamiek op de arbeidsmarkt. In: Arbeidsmarkt in kaart. Geraadpleegd op [datum vandaag] via https://digitaal.scp.nl/arbeidsmarktinkaart-werkgevers2017/dynamiek-op-de-arbeidsmarkt.

Informatie noten

Naast bijvoorbeeld scholing en gezondheid wordt ook mobiliteit op de arbeidsmarkt gerelateerd aan de duurzame inzetbaarheid van werkenden (zie bijvoorbeeld SER 2011). Want werkenden die van baan of functie wisselen, doen nieuwe ervaringen op. Het idee is dat ze daardoor beter inzetbaar blijven op de arbeidsmarkt. Ook zou arbeidsmobiliteit bijdragen aan een goede match tussen vraag en aanbod. In een andere baan kan iemand immers beter tot zijn recht komen. Het Arbeidsvraagpanel geeft voor een lange periode zicht op de mate van mobiliteit: per organisatie is bekend hoeveel werknemers in- en uitstroomden (externe mobiliteit) en wat de doorstroom was binnen de organisatie (interne mobiliteit).

De opvattingen en het gedrag van werkgevers en hun investeringen in duurzame inzetbaarheid staan niet los van de economische conjunctuur. Tijdens de recentste dataverzameling (2015 en 2016) groeide de economie weer na de crisis van de voorgaande jaren. Er gaat echter altijd wat tijd overheen voordat dit doorwerkt in de werkgelegenheid. Het werkloosheidspercentage lag in 2015 en 2016 vrij hoog, maar nam in 2016 wel af ten opzichte van de periode daarvoor.

Figuur 4Ontwikkeling economische situatie

2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
groei bbp t.o.v. voorgaande jaar 2,1 0,1 0,3 2 2,2 3,5 3,7 1,7 -3,8 1,4 1,7 -1,1 -0,2 1,4 2,3 2,2
vacaturepercentage (3e kwartaal) 2,2 1,5 1,1 1,5 2 2,9 3 3 1,6 1,6 1,6 1,3 1,2 1,4 1,7 2
werkloosheidspercentage 4,8 5,7 5,9 5 4,2 3,7 4,4 5 5 5,8 7,3 7,4 6,9 6

Bron:CBS Statline, SCP-bewerking

Arbeidsmarkt in kaart volgt de sectorindeling van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het CBS:

  • Industrie, landbouw en delfstoffen
    (bijvoorbeeld fabrikant levensmiddelen, metaalbewerking, akkerbouw, olieraffinaderij)
  • Bouwnijverheid
    (bijvoorbeeld aannemer in de bouw, wegenbouw, schilder, loodgieter, spoorwegonderhoud)
  • Handel (groothandel en detailhandel), horeca en reparatie
    (bijvoorbeeld houthandel, supermarkt, restaurant, reparatie auto’s)
  • Transport
    (bijvoorbeeld vervoer van passagiers of van goederen, verhuizers, post- en pakketbezorging)
  • Zakelijke dienstverlening
    (bijvoorbeeld accountant, architect, reclamebureau, reisbureau, schoonmaakbedrijf)
  • Zorg en welzijn
    (bijvoorbeeld ziekenhuizen, verloskundigen, asielzoekerscentra, thuiszorg, kinderopvang)
  • Overige dienstverlening (inclusief nutsbedrijven)
    (bijvoorbeeld distributie gas, water en licht, afvalinzameling, schouwburg, bibliotheek, kapper)
  • Overheid
    (bijvoorbeeld gemeenten, ministeries, politie, brandweer, rechtbank)
  • Onderwijs
    (bijvoorbeeld basis-, middelbaar en hoger onderwijs, bedrijfsopleidingen, autorijschool, muziekschool)

Aandeel werknemers dat in de vestiging binnenkwam (instroom), een andere functie kreeg of van afdeling veranderde (doorstroom) en dat de vestiging verliet (uitstroom).

2005/’06 – 2015/’16. Het jaartal in de figuur geeft het meetmoment weer. Werkgevers kijken op dat moment terug naar de situatie in het voorgaande jaar. In de meting van zomer 2015 doen werkgevers dus verslag van het jaar 2014.

In procenten (het aandeel werknemers dat de vestiging verliet gedeeld door het totaal aantal werknemers)

Vertrekredenen van uitgestroomd personeel, in procenten. Werkgevers splitsten de vertrokken werknemers uit naar vertrekredenen. Werkgevers kijken terug naar het voorgaande jaar. In de meting van zomer 2015 doen werkgevers dus verslag van het jaar 2014.

Aandeel werknemers dat na uitstroom wordt vervangen, naar reden van uitstroom, in procenten. Werkgevers gaven voor de laatste vertrokken werknemer aan waarom deze vertrokken is en of deze vervangen is. Werkgevers kijken terug naar het voorgaande jaar. In de meting van zomer 2015 doen werkgevers dus verslag van het jaar 2014.